ECLI:NL:GHSHE:2014:2115

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
F200.133.599_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek tot matiging van partneralimentatie en terugbetalingsverplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de onderhoudsbijdrage aan de vrouw was vastgesteld. De man verzocht om matiging van de door hem te betalen partneralimentatie, onder andere op basis van grievend gedrag van de vrouw. Het hof oordeelt dat, zelfs als de gedragingen van de vrouw bewezen zouden worden, deze niet als zodanig grievend kunnen worden gekwalificeerd om matiging van de alimentatie te rechtvaardigen. Het bewijsaanbod van de man wordt dan ook gepasseerd. Daarnaast wijst het hof het verzoek van de man af om te bepalen dat de vrouw gehouden is tot terugbetaling van te veel ontvangen partneralimentatie. Het hof concludeert dat de vrouw, gezien haar financiële situatie, de ontvangen bedragen heeft opgesoupeerd. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 3 juli 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 3 juli 2014
Zaaknummer: F 200.133.599/01
Zaaknummer eerste aanleg: 86165 / FA RK 12-1478
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.E. de Wit-de Witte,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.J. de Wit.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 juni 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 september 2013, heeft de man verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en:
  • te bepalen dat de man vanaf 7 september 2011 niet onderhoudsplichtig is jegens de vrouw dan wel subsidiair de onderhoudsbijdrage vanaf 7 september 2011 op nihil te stellen, dan wel meer subsidiair te matigen tot nihil vanwege verwijtbare gedragingen aan de zijde van de vrouw;
  • subsidiair, te bepalen dat de man geen draagkracht heeft vanaf 7 september 2011 en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw op nihil te stellen;
  • tevens te bepalen dat de vrouw tot terugbetaling is gehouden van hetgeen zij ter uitvoering van de bestreden beschikking op de man heeft geïncasseerd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de betaaldata tot de dag der terugbetaling.
Voorts vraagt de man akte van het gedane bewijsaanbod.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 12 november 2013, heeft de vrouw verzocht het beroep te verwerpen en de man die te kwader trouw procedeert in de kosten van de procedure te veroordelen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. De Wit-de Witte;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. De Wit.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 maart 2013;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 23 april 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 24 april 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 18 september 1996 gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geen kinderen geboren.
3.2.
Bij beschikking van 10 augustus 2011 heeft de rechtbank Middelburg tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 6 september 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage, afgewezen.
3.4.
Bij beschikking d.d. 5 juni 2012 heeft dit hof voormelde beschikking vernietigd voor zover daarbij het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud is afgewezen en bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 2.769,- per maand zal voldoen, met ingang van 6 september 2011, voor wat betreft de niet verschenen termijnen te voldoen bij vooruitbetaling.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, voormelde beschikking gewijzigd en bepaald dat de man aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van € 2.592,- bruto per maand, met ingang van 7 september 2011, voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen en met dien verstande dat de vrouw hetgeen zij in het kader van het voorgaande eventueel reeds teveel van de man heeft ontvangen niet hoeft terug te betalen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.6.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De grieven van de man betreffen - zakelijk weergegeven - :
  • de aanvullende behoefte van de vrouw (grief 2);
  • de draagkracht van de man (grief 3);
  • een verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw de door haar te veel ontvangen
partneralimentatie aan de man dient terug te betalen (grief 4);
- een verzoek van de man om de door hem aan de vrouw te betalen partneralimentatie te matigen wegens het grievende gedrag van de vrouw (grief 1);
Ingangsdatum
3.8.
De ingangsdatum van een eventuele wijziging van de eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage, zijnde 7 september 2011, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
3.9.
Het hof overweegt in dit kader voorts dat de man, hangende de onderhavige procedure in hoger beroep, een procedure bij de rechtbank heeft geëntameerd, in welk kader hij heeft verzocht de door hem aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage te wijzigingen met ingang van 16 juli 2013 vanwege een wijziging in zijn financiële situatie met ingang van die datum.
Ter zitting van het hof heeft de man verklaard dat hij het hof thans verzoekt een oordeel te geven over de door hem te betalen onderhoudsbijdrage voor wat betreft de periode van 7 september 2011 tot 16 juli 2013.
Behoefte vrouw
3.10.
De behoefte van de vrouw ad € 3.548,- netto per maand in 2011 is in hoger beroep niet in geschil.
Behoeftigheid vrouw
3.11.
De rechtbank is in eerste aanleg uitgegaan van de bij voormelde beschikking van dit hof d.d. 5 juni 2012 vastgestelde aanvullende behoefte van de vrouw ad circa € 2.058,- netto ofwel € 3.733,- bruto per maand in 2011.
3.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat het fiscaal jaarinkomen uit dienstbetrekking van de vrouw in 2011 € 23.798,- bedroeg (de vrouw had een arbeidsovereenkomst van 24 uur per week en zij maakte overuren) en dat daarnaast in 2011 sprake was van werkelijke inkomsten uit vermogen ter hoogte van een bedrag van € 768,- in totaal, hetgeen neerkomt op een totaal netto besteedbaar inkomen van € 1.490,- per maand in 2011.
De man stelt evenwel dat de vrouw daarnaast nog andere inkomsten geniet, waarmee zij geheel in haar eigen levensonderhoud voorziet.
De vrouw heeft dit gemotiveerd betwist.
Loon uit dienstbetrekking
3.13.
De man stelt dat niet duidelijk is tot welk bedrag de vrouw in 2012 inkomsten heeft genoten uit gewerkte overuren. De man stelt dat de vrouw in 2011 nog twee jaaropgaven heeft ontvangen: één voor gewerkte overuren. De man stelt dat de vrouw inzage dient te geven in alle jaaropgaven over 2011 en 2012 die zij heeft ontvangen, recente salarisspecificaties en aangiften (en aanslagen) IB 2011 en 2012.
3.14.
De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij in 2011 van haar werkgever nog twee jaaropgaven heeft ontvangen, omdat zij in de loop van dat jaar op basis van een andere arbeidsovereenkomst is gaan werken. Van het inkomen dat zij op basis van beide overeenkomsten heeft genoten, heeft zij een aparte jaaropgaaf gehad. Sinds 2012 ontvangt de vrouw van haar werkgever slechts één jaaropgaaf per jaar, die zij heeft overgelegd.
3.15.
Het hof is van oordeel dat de vrouw ter zitting een toereikende verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij in 2011 nog twee jaaropgaven heeft ontvangen, in tegenstelling tot de daaropvolgende jaren. Het hof acht niet aannemelijk dat de vrouw een aparte jaaropgaaf ontvangt voor de door haar gewerkte overuren, zoals de man heeft gesteld. Het hof neemt daarbij in overweging dat het fiscaal jaarinkomen zoals vermeld in de jaaropgaven 2012 en 2013, zelfs hoger is dan het totaal van de bedragen vermeld op de twee jaaropgaven van 2011. Het fiscaal inkomen van de vrouw in 2012 bedroeg € 28.777,- en in 2013 € 27.466,-.
Inkomsten uit kamerverhuur
3.16.
De man stelt dat de vrouw inkomen geniet in verband met het verhuren van drie van de vijf slaapkamers van haar woning. Volgens de man biedt de vrouw haar kamers te huur aan onder de naam ‘B&B Uut en Tuus’. De kamerprijzen bedragen volgens de man € 45,- en € 75,- per nacht. De man stelt dat de vrouw verbouwingen aan haar woning heeft laten verrichten – de kosten voor die verbouwing schat de man op € 35.000,- – en dat een tuinman de tuin regelmatig onderhoudt. De kamers van de vrouw worden aangeboden via de website van de ANWB. De man stelt dat de neveninkomsten uit het verhuren van de kamers minimaal € 18.000,- per jaar bedragen.
3.17.
De vrouw stelt dat de man goed weet dat het door hem gestelde bedragen aan inkomsten uit de Bed & Breakfast en verbouwingskosten onjuist zijn. De vrouw stelt dat het idee van de Bed & Breakfast uit nood geboren is, omdat de man weigert de onderhoudsbijdrage en het aan haar toekomende deel van het pensioen te betalen.
De vrouw heeft slechts wat achterstallig onderhoud aan het huis verricht, waaraan hooguit een paar honderd euro is besteed. Noodzakelijk onderhoud van de tuin heeft de vrouw bekostigd met een teruggave van belastinggeld en een gift van haar moeder.
3.18.
Voor wat betreft de inkomsten uit kamerverhuur gaat het hof uit van de verklaring van de vrouw ter zitting dat deze inkomsten in 2013 in totaal € 537,- netto bedroegen. Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw uit de aangifte IB 2013 voorgelezen welk bedrag aan netto inkomsten uit kamerverhuur aan de belastingdienst is opgegeven. Die aangifte is door de advocaat van de vrouw in de thans bij de rechtbank aanhangige procedure in het geding gebracht. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat de inkomsten uit kamerverhuur in de aan 2013 voorafgaande jaren nog lager waren.
Ter zitting heeft de advocaat van de man verklaard dat voormelde aangifte en de daarin opgegeven netto inkomsten uit kamerverhuur bij hem bekend zijn. De stelling van de man dat de vrouw daarnaast ‘zwarte’ inkomsten uit kamerverhuur geniet, heeft de man niet kunnen onderbouwen. De man heeft evenmin aangeboden nader bewijs van deze stelling te leveren, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
3.18.1.
Het hof gaat op grond van het voorgaande vanaf het jaar 2013 uit van de netto inkomsten uit kamerverhuur ad € 537,- netto op jaarbasis, zijnde € 44,75 netto per maand.
3.19.
Het gestegen loon uit dienstbetrekking van de vrouw in de jaren na 2011 en de inkomsten uit kamerverhuur met ingang van 2013 kunnen de man echter niet baten. Gezien de hoogte van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw en rekening houdend met de (gestegen) inkomsten heeft de vrouw nog altijd een bruto aanvullende behoefte ter hoogte van minimaal de door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage ad € 2.592,- bruto per maand.
Draagkracht
3.20.
De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van € 2.592,- per maand te voldoen.
3.21.
De rechtbank is uitgegaan van een gemiddeld inkomen van de man over de jaren 2009 en 2010, namelijk het gemiddelde inkomen uit arbeid dat is uitbetaald door [B.V.] B.V. ad € 70.575,- en het gemiddelde inkomen uit vermogen ad € 5.601,50, zijnde in totaal € 76.177,- bruto per jaar.
3.22.
De man stelt dat de rechtbank voor wat betreft het jaar 2010 van verkeerde bedragen is uitgegaan. Bovendien is de rechtbank volgens de man ten onrechte uitgegaan van zijn inkomen in 2009 en 2010, daar zijn inkomen uit dienstbetrekking sinds 2011 alsmaar is gedaald. De man stelt dat hij aan suikerziekte lijdt, hetgeen bij spanningen tot vervelende bijwerkingen, zoals concentratiestoornissen leidt. De man heeft tijdens zijn werkzaamheden in opdracht van KLM, een enorme fout gemaakt, waarbij de schade aanzienlijk was. De man stelt dat het verzoek van KLM om daar niet meer te verschijnen niet schriftelijk is gedaan. De man heeft aan zijn huisarts verzocht een verklaring op te stellen omtrent zijn onvermogen om betaalde arbeid te verrichten, maar die was daartoe niet bereid.
De man stelt dat hij in 2012 en de eerste zes maanden van 2013 op oproepbasis werkzaamheden heeft verricht als adviseur voor [Communications] Communications B.V., waarvoor hij een salaris heeft ontvangen van € 18.872,- per jaar. Vanaf de tweede helft van 2013 ontvangt de man een AOW-uitkering. De man is evenwel tijdens het zwangerschapsverlof van zijn dochter werkzaam gebleven in de onderneming. Hoewel het de bedoeling was dat zijn dochter de leiding over het bedrijf zou overnemen met ingang van februari 2014, is dit door omstandigheden niet doorgegaan. De man is thans nog regelmatig aanwezig bij de onderneming, doch slechts om pakketten van koeriers aan te nemen. De man stelt dat hij daarvoor geen beloning ontvangt.
De man stelt dat uit de geconsolideerde winst- en verliesrekening van de fiscale eenheid die [B.V.] B.V., [Beheer] Beheer B.V. en [Communications] Communications B.V. samen vormen, blijkt dat in 2012 sprake was van een zwaar verliesgevende situatie. De cijfers van de ondernemingen zijn volgens de man evenwel voor de bepaling van zijn draagkracht niet van belang. De man had namelijk op de hoogte van het salaris dat hem is toegekomen sinds 2011 geen invloed meer, nu hij sinds dat jaar geen belang meer heeft in voormelde vennootschappen, hetgeen blijkt uit de uittreksels van de Kamer van Koophandel en de notulen van de aandeelhoudersvergaderingen van 24 december 2010 en 27 december 2010. De man is afgetreden als directeur en aangesteld als adviseur. Stichting [Vermogensbeheer] Vermogensbeheer is enig aandeelhouder van [Beheer] Beheer B.V.. Voorts stelt de man dat een accountant is ingeschakeld om de jaarstukken over 2012 aan een onderzoek te onderwerpen (de man verwijst naar de stukken van Accountants- en Adviesgroep [Accountants- en Adviesgroep]). De salarisspecificaties over 2012 die in eerste aanleg in het geding zijn gebracht zijn volgens de man niet juist.
Volgens de man kan niet voorbij worden gegaan aan de bedoeling van partijen, namelijk dat de man op 65-jarige leeftijd zou stoppen met werken en zijn werkzaamheden vanaf de leeftijd van 63 jaar zou gaan afbouwen. De vrouw was bekend met de gezondheidsproblemen van de man en het voornemen om de dochter van de man uiteindelijk het bedrijf te laten overnemen.
Ten aanzien van het inkomen uit vermogen merkt de man op dat hij dit inkomen sinds 2013 niet meer geniet, daar hij slechts nog schulden heeft, veroorzaakt door hoge advocaatkosten en vele verhuizingen en kosten ter zake de bijstand van overige deskundigen.
3.23.
De vrouw stelt dat terecht is uitgegaan van de inkomsten die de man in 2009 en 2010 genoot. Uit de door de man overgelegde stukken blijkt volgens de vrouw dat de B.V. die het salaris van de man betaalde, daarvoor voldoende winst behaalde c.q. overhield. Voorts is gebleken dat de onderneming heeft geïnvesteerd in auto’s en ingehuurde krachten, aldus de vrouw.
De man heeft volgens de vrouw niet aangetoond dat hij zijn aandelen in de onderneming heeft verkocht en welk bedrag hij hiervoor heeft ontvangen. Indien de aandelen in [Beheer] Beheer B.V. aan Stichting [Vermogensbeheer] Vermogensbeheer zijn verkocht is volgens de vrouw sprake van een schijnconstructie, daar de man en zijn dochter de enige bestuurders van die stichting zijn. Via voormelde stichting heeft de man de onderneming stevig in handen. De vrouw stelt dat de dochter van de man niet de kennis heeft om een dergelijk bedrijf te leiden en dat zij bovendien met zwangerschapsverlof is (geweest). De in de aandeelhoudersvergadering genomen besluiten zijn volgens de vrouw een opgevoerd toneelstuk, teneinde de vrouw haar onderhoudsbijdrage en haar deel van het pensioen te kunnen ontzeggen. Bovendien is de man daarbij opgetreden als voorzitter, zodat die besluiten geheel vrijwillig zouden zijn genomen.
De door de man geproduceerde aangifte IB 2012 is volgens de vrouw niet overeenkomstig de werkelijkheid en is derhalve haars inziens van nul en gene waarde. Het onderzoek van Accountants- en Adviesgroep [Accountants- en Adviesgroep] is volgens de vrouw niet van belang, omdat dit uitgaat van schijnbesluiten, die slechts zijn genomen om de werkelijkheid te verdoezelen.
De vrouw is bekend met de suikerziekte van de man, maar zij heeft tevens kunnen constateren dat de man volop aan het werk is. Voorts vermeldt hij op datingsites over zichzelf dat hij sportief en avontuurlijk is (hij zou graag fietsen, nordic walken en backpacken). De stelling van de man dat hij wegens disfunctioneren niet meer werkzaam is, is volgens de vrouw volkomen verzonnen.
Uit de stukken van de aandeelhoudersvergadering blijkt dat de man het besluit heeft doen nemen, dat zijn pensioen wordt uitgesteld tot het bereiken van de 70-jarige leeftijd, waaruit de intentie blijkt dat hij langer wil blijven werken.
De man heeft niet aangetoond wat er met het spaargeld is gebeurd waaruit hij voorheen inkomsten genoot, maar de vrouw vermoedt dat dit geld is ondergebracht bij de stichting.
3.24.
Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in de financiële positie van zijn onderneming en van hem in privé. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.24.1.
Het hof stelt vast dat de man eerst in hoger beroep heeft aangevoerd dat hij in december 2010 zijn functie als directeur-grootaandeelhouder van [Beheer] Beheer B.V. heeft neergelegd c.q. dat hij uit die functie is ontslagen en dat hij sedertdien geen enkele zeggenschap en geen belangen meer heeft in de diverse vennootschappen. Uit de stukken blijkt evenwel dat de man pas op 26 juni 2012 alle 40 aandelen in [Beheer] Beheer B.V. heeft verkocht en geleverd aan Stichting [Vermogensbeheer] Vermogensbeheer tegen de koopsom van € 1,- in totaal. Voormelde stichting is met ingang van die datum enig aandeelhouder van [Beheer] Beheer B.V. die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van [B.V.] B.V. en [Communications] Communications B.V..
3.24.2.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 2 juli 2013 blijkt voorts dat de man en [dochter], geboren op [geboortedatum] 1977 (de dochter van de man) bestuurders zijn van de stichting sinds 24 december 2010. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 11 april 2014 blijkt daarentegen dat de dochter van de man en [zoon], geboren op [geboortedatum] 1974 (de zoon van de man) bestuurders zijn van de stichting sinds 24 december 2010 respectievelijk 27 december 2010. Desgevraagd heeft de man niet kunnen verklaren hoe deze discrepantie heeft kunnen ontstaan.
3.24.3.
Het hof overweegt voorts dat de man wisselend heeft verklaard over de aard van zijn feitelijke werkzaamheden sinds december 2010 en over de vraag bij welke vennootschap hij feitelijk in dienst was. De uiteindelijk door de man ingenomen stelling, namelijk dat hij in dienst was van [Communications] Communications B.V., strookt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet met het gegeven dat de pensioenbrief van 1 januari 2006 van [B.V.] B.V. afkomstig is. Daar komt bij dat de man in eerdere procedures de stelling heeft ingenomen dat hij in dienst was bij [B.V.] B.V.. Voorts heeft de man in eerste aanleg en in hoger beroep wisselend en volstrekt onbegrijpelijk verklaard over de betalingen van managementvergoedingen van de ene aan de andere vennootschap.
3.24.4.
Daarnaast heeft de man onvoldoende stukken in het geding gebracht om de vermogenspositie van de ondernemingen en de financiële situatie van hem in privé te beoordelen.
3.24.5.
De man heeft enkel de jaarstukken van de jaren 2010 en 2011 in het geding gebracht. De man heeft van die jaren geen enkele aangifte dan wel aanslag vennootschapsbelasting overgelegd. Ten aanzien van het jaar 2012 zijn tussentijdse verslagen overgelegd. De man heeft echter een brief overgelegd van Accountants- en Adviesgroep [Accountants- en Adviesgroep] d.d. 5 september 2013 waarin staat dat de loonadministratie bij [Beheer] Beheer B.V. onjuist is uitgevoerd en dat bij de belastingdienst een correctie dient te worden doorgevoerd. Het hof heeft over de aard van de correctie en de gevolgen daarvan geen gegevens ontvangen. De man heeft aangiften inkomstenbelasting (IB) overgelegd, maar geen enkele (voorlopige) aanslag IB.
3.24.6.
Over de waarde van de aandelen in [Beheer] Beheer B.V. zijn door de man geen gegevens verstrekt. De man is ter zitting uitvoerig bevraagd omtrent de vervreemding van de 40 aandelen op 26 juni 2012 en de fiscale behandeling daarvan. De man heeft geen toereikende toelichting kunnen geven naar aanleiding van de vragen van het hof welke vervreemdingsvoordelen de belastingdienst in de heffing van inkomstenbelasting in box 2 heeft betrokken c.q. of, en zo ja hoe, gebruik is gemaakt van (andere) fiscale regelingen ter zake en de invloed daarvan op het vermogen van de man.
3.24.7.
Daar komt bij dat de man naar het oordeel van het hof onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waaraan zijn vermogen is besteed waaruit hij voorheen inkomsten genoot en hoe de man thans van de beslagvrije voet kan leven, rekening houdend met de in eerste aanleg vastgestelde maandelijkse lasten.
3.24.8.
Tenslotte is naar het oordeel van het hof veel onduidelijkheid blijven bestaan omtrent het disfunctioneren van de man als gevolg van zijn verslechterde gezondheid. De man heeft zijn fysieke dan wel mentale beperkingen niet met stukken onderbouwd. Voorts heeft de man niet met stukken onderbouwd dat hij – naar eigen zeggen – in 2010 een grote fout heeft gemaakt tijdens zijn werkzaamheden in opdracht van KLM, waardoor hij daar niet langer welkom werd geacht. Het e-mailbericht van 4 april 2014 waaruit, zo begrijpt het hof, een betalingsachterstand van [Communications] Communications B.V. jegens KLM blijkt, levert geen bewijs op van het door de man gestelde.
3.24.9.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij sinds december 2010 niet langer in staat is betaalde arbeid te verrichten, te meer nu de vrouw uitdrukkelijk en uitvoerig heeft gemotiveerd dat de man nog altijd volop aan het werk is in de onderneming.
3.25.
Het hof concludeert op grond van al het voorgaande dat de draagkracht van de man niet beoordeeld kan worden. Mede gelet op het uitgebreide verweer van de vrouw, is het hof van oordeel dat de man onvoldoende inzage heeft gegeven in voor die beoordeling van belang zijnde gegevens. Nu het hof niet in staat is om de draagkracht van de man op correcte wijze vast te stellen, laat het hof in het midden of de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man van onjuiste gegevens is uitgegaan.
3.26.
Het hof is van oordeel dat het voorgaande voor rekening en risico van de man dient te komen. Het hof zal de man niet in de gelegenheid stellen om nadere stukken in het geding te brengen, nu hij daarvoor, mede gelet op de datum van het verweerschrift van de vrouw, reeds voldoende gelegenheid heeft gehad.
Grievend gedrag
3.27.
Volgens de man heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van zodanig grievend gedrag aan de zijde van de vrouw jegens de man, dat op grond daarvan van de man niet meer kan worden verlangd dat hij – vanuit lotsverbondenheid met de vrouw – aan haar alimentatie blijft betalen, dan wel dat op grond daarvan de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie moet worden gematigd.
De man stelt dat de vrouw meerdere malen (in procedures) willens en wetens onwaarheden heeft verkondigd. Voorts stalkt de vrouw de man, door hem briefjes te sturen, zich in de buurt van zijn woonadres op te houden en foto’s van hem te maken terwijl hij in zijn woonkamer zit en door naar het kantoor van de voormalige onderneming van de man te komen en ook daar foto’s te maken, naar binnen te gluren en mensen aan te spreken. De man heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie.
De man voert voorts aan dat de vrouw het LBIO heeft ingeschakeld om de bestreden beschikking ten uitvoer te doen leggen, terwijl zij weet dat de man nog een vordering op haar heeft, voortvloeiende uit een beschikking van dit hof d.d. 16 mei 2013.
Tot slot heeft de man verwezen naar het gegeven dat de vrouw de auto op naam van de man in haar bezit heeft gehouden, en daarmee allerlei verkeersovertredingen heeft gemaakt. De verzekeraar heeft het Recherche en Adviesbureau Midden Brabant ingeschakeld en dit bureau heeft afgifte van de auto afgedwongen. De vrouw blijft de voorgaande gang van zaken ontkennen.
De man concludeert dat de vrouw geen lotsverbondenheid meer voelt voor de man, maar hem slechts financieel te gronde wil richten.
De man heeft voorts nog opgemerkt dat de vrouw een nieuwe partner heeft, met wie zij het nodige onderneemt en uiteindelijk bepaalde kosten deelt.
3.28.
De vrouw stelt dat zij naar waarheid heeft verklaard over haar financiële positie.
De vrouw stelt dat het de man is die onwaarheden vertelt, bijvoorbeeld over zijn pensioengelden, en die zijn eigen loon drastisch heeft verlaagd en daar ongeloofwaardige verklaringen voor geeft. De vrouw betwist dat zij de man stalkt en dat zij zich kwetsend en grievend heeft gedragen tegenover de man. De vrouw heeft fotografische bewijzen verzameld van het gebruik van drie bedrijfsauto’s door de man, ten einde te bewijzen dat de man nog altijd werkzaam is voor zijn bedrijf. De verklaringen van de man op datingsites heeft de vrouw van twee vriendinnen gekregen. Als de man hierover naar waarheid had verklaard, was dit allemaal niet noodzakelijk geweest.
De vrouw heeft aan het LBIO het verschuldigde bedrag na verrekening van de vordering van de man uit hoofde van de vergoedingen opgegeven. De man heeft aan het LBIO nog niets betaald.
De vrouw stelt dat zij al vele malen heeft uitgelegd dat zij de Volkswagen Fox niet in haar bezit had. De man tracht zijn tekortkomingen of die van zijn dochter op de vrouw af te wentelen.
3.29.
Het hof acht aannemelijk dat de vrouw met haar handelen beoogd heeft gegevens te verzamelen die zouden kunnen onderbouwen dat hetgeen de man in het kader van verschillende procedures heeft verklaard, onjuist is. De vrouw heeft onder meer willen aantonen dat de gezondheidsproblemen van de man niet zodanig zijn dat hij daardoor belemmerd wordt om (betaalde) arbeid te verrichten, door te laten zien dat hij nog altijd veel aanwezig is bij het bedrijf. Het hof is van oordeel dat als de man (eerder) inzicht had gegeven in zijn financiële positie en volledige openheid van zaken zou hebben gegeven betreffende zijn werkzaamheden en inkomen en vermogen, de vrouw zich niet genoodzaakt zou hebben gevoeld het door de man als storend ervaren gedrag te vertonen. Overigens heeft de man geen enkel bewijs overgelegd van een aangifte van stalking en is niet gebleken dat de man een contact- en/of straatverbod aan de rechter heeft verzocht.
Het inschakelen van het LBIO en het hebben van een nieuwe partner – hetgeen de vrouw overigens gemotiveerd heeft betwist – kan naar het oordeel van het hof op zichzelf niet aangemerkt worden als grievend gedrag.
De man heeft in dit kader nog een bewijsaanbod gedaan. Het hof is evenwel van oordeel dat, ook indien de door de man gestelde gedragingen van de vrouw zouden kunnen worden aangetoond, deze gedragingen – gelet op het voorgaande – niet als (zodanig) grievend dienen te worden gekwalificeerd dat dit matiging van de door de man aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage in de zin van artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt. Derhalve passeert het hof dit bewijsaanbod.
Terugbetalingsverplichting
3.30.
De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw gehouden is hetgeen zij van de man te veel aan partneralimentatie heeft ontvangen, terug te betalen. De vrouw heeft verzocht dit verzoek af te wijzen.
Het hof overweegt dat niet duidelijk is tot welk bedrag de man onverschuldigde betalingen aan de vrouw heeft verricht ter zake partneralimentatie. Uit de stellingen van de man maakt het hof op dat hij nog geen enkel bedrag ter zake partneralimentatie aan de vrouw heeft voldaan.
Het hof is echter van oordeel dat, wat ook zij van het voorgaande, voldoende aannemelijk is dat, vanwege het consumptieve karakter van een onderhoudsbijdrage en gelet op het feit dat de aanvullende behoefte van de vrouw de vastgestelde bijdrage overstijgt, de vrouw de eventueel door haar te veel ontvangen bedragen heeft opgesoupeerd.
Het hof zal derhalve, evenals de rechtbank, voormeld verzoek van de man afwijzen.
3.31.
Op grond van al het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.32.
De vrouw stelt dat de man te kwader trouw procedeert en derhalve in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
3.33.
De proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn. Het hof ziet in hetgeen de vrouw heeft aangevoerd geen aanleiding om van die hoofdregel af te wijken.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 juni 2013, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van Dijkhuizen, E.L. Schaafsma-Beversluis, H.J.M. van Arkel-van Gasselt en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2014.