2.medeplichtigheid aan een poging tot oplichting van een verzekeringsmaatschappij
veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander met betrekking tot feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 01-889034-10. Ten slotte heeft de rechtbank beslist over de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 01-889034-10 onder 4. en 5. is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande dat het gerechtshof hierna (tevens) voor de overige, door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten – gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering – een straf dient te bepalen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- de op de dagvaarding met parketnummer 01-889034-10 onder 4. meer subsidiair en onder 5. ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren;
- ter zake van voornoemde feiten en de overige door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest, zal opleggen;
- de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen aan de verdachte;
- ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal beslissen zoals de rechtbank heeft gedaan, behoudens met betrekking tot voorwerp 66 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (een sleutel). Dat voorwerp dient volgens de advocaat-generaal te worden onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft bepleit:
- dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de op de dagvaarding met parketnummer 01-889034-10 onder 4. en 5. ten laste gelegde feiten;
- dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] moet worden afgewezen;
- dat bij de strafoplegging zou moeten worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het ondergane voorarrest niet overstijgt, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan de orde in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
parketnummer 01-889034-10
4.
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2010 tot en met 4 juli 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) althans onderdelen van een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
subsidiair,
hij op of omstreeks de periode van 3 juli 2010 tot en met 29 juli 2010, te Eindhoven en/of Mierlo en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een benzinetank van een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) en/of één of meer andere onderdelen van een personenauto van het merk Volkswagen type Sirocco (kenteken [kenteken]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) althans onderdelen van een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
meer subsidiair,
[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] althans (een) ander(en) dan verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juli 2010 tot en met 7 juli 2010, te Eindhoven en/of Mierlo en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) althans onderdelen van een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld, dan wel heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) is, te weten [benadeelde 2], en/of heeft /hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) althans onderdelen van een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juli 2010 tot en met 7 juli 2010 te Mierlo en/of Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door één of meer keer te regelen dat onderdelen van een gestolen personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) werden opgehaald en/of naar een metaalbedrijf afgevoerd;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 27 oktober 2010 te Mierlo en/of Eindhoven en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten verdachte en/of [medeverdachte] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 3] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten diefstal van voertuigen en/of heling met betrekking tot voertuigen en/of onderdelen van voertuigen en/of het witwassen van voertuigen en/of onderdelen van voertuigen, terwijl verdachte in die periode leider van die organisatie is geweest.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies, zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 4. primair en 4. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4. meer subsidiair en 5. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 01-889034-10
[betrokkene 1] in de periode van 3 juli 2010 tot en met 7 juli 2010 te Eindhoven en elders in Nederland een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]), althans onderdelen van een personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 3 juli 2010 tot en met 7 juli 2010 te Mierlo opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft door te regelen dat onderdelen van een gestolen personenauto van het merk Volkswagen Sirocco (kenteken [kenteken]) werden opgehaald en naar een metaalbedrijf afgevoerd;
5.
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 27 oktober 2010 te Mierlo en/of Eindhoven en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten verdachte en [medeverdachte] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 3] en een andere persoon, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten diefstal van voertuigen en het witwassen van voertuigen en onderdelen van voertuigen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het hof overweegt nog het volgende.
Ten aanzien van het onder 4. bewezen verklaarde.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [betrokkene 3] op 7 juli 2010 met de aanhangwagen van verdachte de garagebox van [betrokkene 1], gelegen aan de [adres] in Eindhoven, heeft leeggeruimd door de restanten van een gestolen auto af te voeren. De verdachte heeft een bemiddelende rol gespeeld door [betrokkene 1] naar [betrokkene 3] te verwijzen en te trachten [betrokkene 3] te bereiken ten behoeve van [betrokkene 1]. Hij heeft die dag bovendien zijn aanhangwagen uitgeleend aan [betrokkene 3] voor het ophalen en afvoeren van ijzer uit de garage van [betrokkene 1].
De raadsman heeft aangevoerd dat uit deze feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het materiaal in de garagebox van [betrokkene 1] van misdrijf afkomstig was.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte zich begeeft in het wereldje van het ‘kort maken’ van auto’s en het verhandelen van auto-onderdelen van gestolen auto’s en dat [betrokkene 1] in datzelfde wereldje zit. In een telefoongesprek van 9 juni 2010 deelt [verdachte] bijvoorbeeld vrijelijk met [betrokkene 1] dat hij een auto kwijt moet ‘om hem kort te laten maken’ en dat hij op zoek is naar een plaats waar dat kan. In een telefoongesprek van 3 augustus 2010 met [betrokkene 6] uit de verdachte zijn verontwaardiging over het feit dat gesuggereerd wordt dat hij een politie-informant is: ‘Luister ik regel voort alles dat alles opgeruimd is altijd. Ik regel alles voor hun wat ze niet kwijt konden.’ Op 7 juli 2010, de dag dat [betrokkene 3] de garagebox van [betrokkene 1] heeft leeggeruimd, spreken verdachte en zijn vrouw [medeverdachte] elkaar telefonisch. [medeverdachte] zegt ‘tis leeg’ en ‘In eh Eindhoven, van eh wat [betrokkene 3] [hof: [betrokkene 3]] moest doen’ en de mededelingen van verdachte ‘Dat wist ik al’ en ‘Is goed, is [betrokkene 1] [hof: [betrokkene 1]] toch weer gered, ben benieuwd.’ Het valt het hof op dat de activiteit van [betrokkene 3] in Eindhoven in dit telefoongesprek nadrukkelijk niet wordt benoemd. Het hof leidt voorts uit de laatste zin van verdachte af dat verdachte wist dat het voor [betrokkene 1] van belang was dat de garagebox werd leeggeruimd. Deze omstandigheden gevoegd bij het feit dat [medeverdachte] heeft verklaard dat een groep mensen rond verdachte bezig was met het weghalen van auto’s, dat [betrokkene 3] de auto-onderdelen ophaalde bij de garage van [betrokkene 1] en ze vervolgens wegbracht naar een metaalbedrijf en daarbij gebruik maakte van een aanhangwagen van verdachte en dat hij dit meerdere keren op verzoek van verdachte heeft gedaan rechtvaardigt de conclusie dat verdachte wist dat hij inlichtingen en middelen verschafte voor de afvoer van de restanten van een gestolen auto.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Ten aanzien van het onder 5. bewezen verklaarde.
Een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Deze aanwijzingen vormen evenwel geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Een samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan omdat men ‘werkendeweg’ ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met duurzame samenwerking gediend is. Een los verband van reeds lang met elkaar samenwerkende personen die telkens hetzelfde type misdrijven plegen kan ook een organisatie zijn in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Het is echter niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is of dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft misdrijven te plegen. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Een persoon is deelnemer aan de organisatie indien hij of zij behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, dan wel indien hij of zij dergelijke gedragingen ondersteunt. Hij of zij dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verschillende personen gedurende een langere periode regelmatig hebben samengewerkt met als gemeenschappelijk oogmerk het stelen en witwassen van auto’s en auto-onderdelen. Binnen dit samenwerkingsverband waren verschillende activiteiten te onderscheiden, namelijk het stelen van auto’s, waarbij gebruik werd gemaakt van speciale daarvoor geschikte gereedschappen, de demontage van gestolen auto’s, de verhandeling van onderdelen van gestolen auto’s en het opruimen van restanten van gestolen auto’s. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de deelnemers aan de organisatie ieder hun eigen specialiteit hadden. Daarom hadden zij elkaar ook nodig en voerden zij – zo blijkt uit telefoontaps en observaties – regelmatig overleg, onder meer over het onderling uitlenen van genoemde gereedschappen. Verdachte was zowel autodief, als ‘regelaar’. Hij regelde voor anderen binnen de organisatie bijvoorbeeld de afzet van auto-onderdelen of het opruimen na de demontage van auto’s.
Anders dan de rechtbank ziet het hof geen aanwijzingen voor verdachtes leidersrol binnen de organisatie. De verdachte was wel een actief lid met een groot netwerk waar ook anderen graag gebruik van maakten. Een op zeggenschap gebaseerd sturend optreden destilleert het hof echter niet uit de stukken van de zaak. Waar de verdachte grove en dreigende taal gebruikt, ziet het hof dit ook niet als een voorbeeld van het opleggen van sancties aan andere deelnemers van de organisatie. Weliswaar bevindt zich bij de stukken een verslag van een telefoongesprek tussen verdachte en [betrokkene 5] van 10 juni 2010 waarin verdachte zich tegenover [betrokkene 5] beklaagt over het niet nakomen door [betrokkene 4] van een met hem gemaakte afspraak en bespreekt hij met [betrokkene 5] dat [betrokkene 4] nu voor straf iets anders moet gaan doen, doch het hof acht dit enkele gesprek onvoldoende om op basis daarvan te concluderen dat van leiderschap van verdachte sprake is geweest. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte dan ook vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 4 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op: