ECLI:NL:GHSHE:2014:2095

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
20-000977-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake bedreiging, vernieling en gedragsaanwijzing

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling en vernieling, met een ISD-maatregel van twee jaar als gevolg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging, die vrijspraak bepleitte voor alle feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de zaak met parketnummer 02-700383-13 niet schuldig is aan de bedreiging, omdat de uitlatingen niet als bedreiging in de zin van de wet kunnen worden gekwalificeerd. In de zaak met parketnummer 02-700229-13 heeft het hof echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder vernieling en het overtreden van een gedragsaanwijzing. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte in de zaak met parketnummer 02-700383-13 vrijgesproken. Voor de feiten in de zaak met parketnummer 02-700229-13 is de verdachte wel strafbaar verklaard en is de ISD-maatregel opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en het risico op recidive. De maatregel is opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na twaalf maanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000977-14
Uitspraak : 9 juli 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 maart 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers
02-700383-13 en 02-700229-13, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans uit anderen hoofde verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van - kort gezegd -
in de zaak met parketnummer 02-700383-13:
bedreiging met zware mishandelingen
in de zaak met parketnummer 02-700229-13:
vernieling(feit 1),
erfvredebreuk(feit 2),
wederspannigheid(feit 3),
huis-/erfvredebreuk(feit 4),
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing(feit 5) en
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, meermalen gepleegd(feit 6),
tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
Door de verdediging is ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit. Indien het hof toch tot een veroordeling komt heeft de verdediging ten aanzien van parketnummer 02-700229-13 feiten 5 en 6 verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Ten aanzien van de op te leggen straf of maatregel is verzocht om geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het, gelet op de aard en de inhoud van de processen-verbaal waarnaar in de voetnoten verwezen wordt, niet voldoet aan het wettelijk motiveringsvereiste dat het een inzichtelijke verwijzing bevat naar de bewijsbron en voorts omdat het op onderdelen niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-700383-13:hij op of omstreeks 01 december 2013 te Goes, [aangever 1] (werkzaam als portier) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde van de Korput dreigend de woorden toegevoegd: "Je loopt zeker met me te fucken, je weet niet met wie je te maken hebt zeker, kankerlijers, teringlijers, ik kom jullie nog wel tegen en dat gaat jullie berouwen" en/of "Ik zal jou eens twee stempels geven zodat je ogen draaien als een kameleon en je niets kunt zien omdat je oogkassen zo dik zijn ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 02-700229-13 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 9 juli 2013 te Goes, opzettelijk en wederrechtelijk een shirt/kledingstuk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[verbalisant 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 9 juli 2013 te Goes, wederrechtelijk vertoevende in een woning en/of een besloten erf gelegen aan de Abel Tasmanstraat en in gebruik bij Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Emergis, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd, althans wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning en/of een besloten erf gelegen aan de Abel Tasmanstraat en in gebruik bij Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Emergis, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
3.
hij op of omstreeks 9 juli 2013 te Goes, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], hoofdagent van Regiopolitie Zeeland en/of [verbalisant 2], agent van regiopolitie Zeeland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 138 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie te Goes, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig slaande en/of schoppende bewegingen te maken in de richting van die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] en/of zich krachtig in tegenovergestelde richting te bewegen dan die waarin die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] hem wilden brengen en/of te spugen in de richting van die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2];
4.
hij op of omstreeks 24 april 2013 te Goes, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal en/of een besloten erf (te weten een vestiging/huisvesting van Zorggroep Ter Weel met bijbehorend erf) gelegen aan het Johannaplantsoen 1 en in gebruik bij Zorggroep Ter Weel, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
5.
hij op of omstreeks 3 mei 2013 te Goes, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing (ter beëindiging van ernstige overlast), gegeven krachtens art. 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering door zich toen en daar op te houden aan de Abel Tasmanstraat 28a (wetende dat hem, verdachte, op 2 mei 2013 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden binnen de grenzen van de gemeente Goes);
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 10 mei 2013 te Goes, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing (ter beëindiging van ernstige overlast), gegeven krachtens art. 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering door zich (telkens) toen en daar op te houden ter hoogte van de Korte Kerkstraat en/of op de Grote Markt (wetende dat hem, verdachte, op 2 mei 2013 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden binnen de grenzen van de gemeente Goes).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak zaak met parketnummer 02-700383-13
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
02-700383-13 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Volgens aangever [1] heeft verdachte tegen hem gezegd: "Je loopt zeker met me te fucken, je weet niet met wie je te maken hebt zeker” en: “kankerlijers, teringlijers, ik kom jullie nog wel tegen en dat gaat jullie berouwen.” Naar het oordeel van het hof levert dit geen bedreiging op in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder niet een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of bedreiging met zware mishandeling.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij heeft gezegd [2] : “Ik zal jou eens twee stempels geven zodat je ogen draaien als een kameleon en je niets kunt zien omdat je oogkassen zo dik zijn”. Hiervoor is echter geen steunbewijs in het dossier, met name niet in genoemde aangifte en in de verklaring van de getuige[naam getuige 1] [3] . Het hof acht dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 9 juli 2013 te Goes, opzettelijk en wederrechtelijk een shirt, toebehorende aan [verbalisant 1], heeft vernield;
2.
hij op 9 juli 2013 te Goes, wederrechtelijk vertoevende in een besloten erf gelegen aan de Abel Tasmanstraat en in gebruik bij Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Emergis, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
3.
hij op 9 juli 2013 te Goes, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], hoofdagent van Regiopolitie Zeeland en [verbalisant 2], agent van regiopolitie Zeeland verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie te Goes, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich krachtig in tegenovergestelde richting te bewegen dan die waarin die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] hem wilden brengen en te spugen in de richting van die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2];
4.
hij op 24 april 2013 te Goes, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal (te weten een vestiging/huisvesting van Zorggroep Ter Weel) gelegen aan het Johannaplantsoen 1 en in gebruik bij Zorggroep Ter Weel;
5.
hij op 3 mei 2013 te Goes, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing (ter beëindiging van ernstige overlast), gegeven krachtens art. 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering door zich toen en daar op te houden aan de Abel Tasmanstraat 28a (wetende dat hem, verdachte, op 2 mei 2013 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden binnen de grenzen van de gemeente Goes);
6.
hij op tijdstippen op 10 mei 2013 te Goes, telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing (ter beëindiging van ernstige overlast), gegeven krachtens art. 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering door zich toen en daar op te houden ter hoogte van de Korte Kerkstraat (omstreeks 01.00 uur) en op de Grote Markt (omstreeks 16.50 uur) wetende dat hem, verdachte, op 2 mei 2013 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden binnen de grenzen van de gemeente Goes.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Verweren ten aanzien van parketnummer 02-700229-13
- Ten aanzien van feit 1:
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake zou zijn van opzet. Verdachte heeft verklaard dat hij enkel om zich heen heeft gegrepen, nadat hij door de verbalisanten met pepperspray was bewerkt. Daarbij heeft hij zich kennelijk vastgegrepen aan de portofoon, die in het shirt van verbalisant [verbalisant 1] zat, waardoor het shirt van [verbalisant 1] werd beschadigd. De raadsman is van mening dat deze verklaring van verdachte overtuigender is dan het relaas van verbalisanten, nu verdachte hierover consistent heeft verklaard en uit de processen-verbaal van verbalisanten niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat dit voorval plaatsvond voordat verdachte met pepperspray werd bewerkt.
Het hof overweegt hierover als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen [4] wordt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] uitvoerig over het voorval gerelateerd. Zij verklaren dat de pepperspray werd gebruikt nadat verdachte het shirt van verbalisant [verbalisant 1] kapotscheurde. Het hof ziet, ook in het proces-verbaal van aangifte, geen reden om aan dit relaas te twijfelen en acht de verklaring van verdachte hierover niet aannemelijk. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
- Ten aanzien van feit 2
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, aangezien aan verdachte slechts één keer is gevorderd om weg te gaan en hij tevoren niet op de hoogte was van een toegangsverbod.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen is het hof gebleken dat aangever tegen verdachte heeft gezegd dat deze een terreinverbod had en heeft hij, aangever, de verdachte gevorderd het terrein te verlaten. Verdachte heeft vervolgens weliswaar de woning verlaten, maar niet het terrein. Op dat moment bevond hij zich derhalve wederrechtelijk op het besloten erf. Daarna hebben verbalisanten namens de rechthebbende meermalen van verdachte gevorderd om het terrein te verlaten, hetgeen verdachte niet heeft gedaan. Het verweer wordt mitsdien weerlegd door de bewijsmiddelen.
- Ten aanzien van feit 3
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de aanhouding onrechtmatig is, omdat het verzet niet is gevolgd op handelingen in de rechtmatige uitoefening van de bediening.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof begrijpt het tot bewijs gebezigde proces-verbaal van bevindingen [5] van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aldus, dat verbalisanten van verdachte hebben gevorderd zich te verwijderen van het terrein van Emergis. Daarop heeft verdachte een agressieve houding aangenomen en zijn houding met woorden onderbouwd. Ook heeft hij met zijn benen schoppende bewegingen naar verbalisanten gemaakt. Dit hebben de verbalisanten opgevat als wederspannigheid en op grond daarvan hebben zij verdachte aangehouden.
Daarna heeft verdachte zich tegen deze aanhouding verzet, zoals bewezen verklaard, hetgeen eveneens wederspannigheid oplevert. Het hof verwerpt het verweer.
- Ten aanzien van feit 4
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat er onduidelijkheid bestaat over de datering van het schriftelijk verbod, zodat dit onmogelijk kan dienen als basis voor een bewezenverklaring en er mitsdien onvoldoende bewijs is dat verdachte wist dat hij een lokaalverbod had.
Het hof verwerpt dit verweer, nu verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij wist dat hij niet in het verzorgingshuis “Ter Weel” mocht komen.
- Ten aanzien van feit 5 en 6
Onder 5 is ten laste gelegd het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering en strafbaar gesteld in art. 184a van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd op 3 mei 2013 te Goes.
Onder 6 is ten laste gelegd het meermalen opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering en strafbaar gesteld in art. 184a van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd op 10 mei 2013 te Goes.
Art. 184a Sr luidt: “Hij die opzettelijk handelt in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken of van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen, aangezien de gedragsaanwijzing achteraf is opgeheven.
Het hof stelt vast:
  • i) De officier van justitie heeft op 26 april 2013 aan de verdachte een gedragsaanwijzing opgelegd, onder meer inhoudende een verbod zich op te houden in de gemeente Goes. Het gaat om een gedragsaanwijzing als bedoel in art. 509hh, Sv.
  • ii) De verdachte heeft deze gedragsaanwijzing overtreden op 3 mei 2013 respectievelijk tweemaal op 10 mei 2013, telkens door zich op te houden in Goes.
  • iii) Op 6 mei 2013 is namens de verdachte beroep ingesteld tegen de gedragsaanwijzing, zulks op de voet van art. 509hh lid 5 Sv.
  • iv) Het beroep is op 14 mei 2013 mondeling behandeld door de meervoudige raadkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
  • v) De raadkamer heeft bij beschikking van 21 mei 2013 beslist: “Verklaart het beroep gegrond; heft per heden de gedragsaanwijzing inzake [verdachte] op.”
  • vi) De raadkamer analyseert in haar beschikking het dossier van de strafbare feiten waarvan betrokkene werd verdacht en die ten grondslag liggen aan de gedragsaanwijzing. De raadkamer overweegt vervolgens: “Onder deze omstandigheden is de rechtbank onvoldoende gebleken van ernstige bezwaren tegen verdachte ter zake van een strafbaar feit: a. (…;weglating hof) b. in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens een persoon of personen, dan wel c. (…; weglating hof), zodat niet is voldaan aan de in artikel 509hh lid 1 van het Wetboek van Strafvordering gestelde voorwaarden voor het geven van de gedragsaanwijzing.”
  • vii) De wet voorziet niet in een rechtsmiddel tegen de beslissing van de raadkamer op de voet van art. 509hh lid 5 Sv, zodat de raadkamer in laatste instantie beslist.
Het hof overweegt het volgende.
De raadkamer heeft het beroep tegen de gedragsaanwijzing gegrond verklaard met de motivering dat (van meet af aan; hof) niet is voldaan aan de voorwaarden voor het geven van de gedragsaanwijzing. Hieruit volgt dat de raadkamer materieel de gedragsaanwijzing met terugwerkende kracht onterecht acht.
De raadkamer heeft echter de gedragsaanwijzing niet (met terugwerkende kracht) vernietigd, doch opgeheven per 21 mei 2013. Formeel bestond dus de gedragsaanwijzing op 3 respectievelijk 10 mei 2013. Materieel echter kan haar met terugwerkende kracht geen bindende kracht worden toegekend.
Dit leidt tot de conclusie dat weliswaar bewezen kan worden hetgeen onder 5 en 6 is ten laste gelegd, maar dat materieel gezien de wederrechtelijkheid van de bewezen verklaarde gedragingen ontbreekt, zodat de verdachte ter zake van deze feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
en is strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederrechtelijk in het besloten erf vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen,
en is strafbaar gesteld bij artikel 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 3 bewezen verklaarde levert op:

wederspannigheid,

en is strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 4 bewezen verklaarde levert op:

in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,

en is strafbaar gesteld bij artikel 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder feit 5 en 6 bewezen verklaarde levert, zoals hiervoor overwogen, geen strafbare feiten op. De verdachte dient derhalve hiervoor te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft kennisgenomen van de rapporten van J. Hoerée, psychiater, d.d. 30 december 2013 en drs. R.E.G. Bini, GZ-psycholoog, d.d. 19 januari 2014, waarin deze deskundigen ieder voor zich tot de conclusie komen dat verdachte ter zake de bewezen verklaarde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Het hof kan zich in deze conclusie vinden en maakt die tot de zijne.
Dit brengt mee dat er geen grond is voor het oordeel dat de feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend, als bedoeld in artikel 39 van het Wetboek van Strafvordering.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, overeenkomstig het vonnis van de rechtbank, aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (nader: ISD-maatregel) zal opleggen.
Door de verdediging is verzocht om geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten de ISD-maatregel dient te worden opgelegd. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
1.
Ten aanzien van het bewezen verklaarde misdrijf onder parketnummer 02-700229-13 feit 1 geldt dat het een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Dit misdrijf is begaan op 9 juli 2013.
2.
Verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 27 mei 2014 en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld en het bewezenverklaarde is begaan na de gehele tenuitvoerlegging van deze straffen. In dit verband neemt het hof de volgende veroordelingen in aanmerking: Politierechter 31 augustus 2011, parketnummer 12-715440-11; Politierechter 8 december 2008, parketnummer 12-707391-08; Meervoudige Kamer Rechtbank 14 oktober 2009, parketnummer 12-715505-08.
3.
Voorts moet er, gelet op de inhoud van het hierna weer te geven rapport van de GGZ Emergis, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
4.
De veiligheid van goederen en personen eist het opleggen van de maatregel, nu verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de oplegging van een vrijheidsstraf en taakstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
Verder baseert het hof dit oordeel op het rapport van de GGZ Emergis Middelburg d.d.
6 december 2013, opgemaakt en ondertekend door dhr. R.J.S. de Wan, reclasseringswerker, inhoudende een advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de ISD-maatregel. Dit rapport houdt - onder meer - in dat verdachte bekend is met manisch-psychotische episodes uitgelokt door druggebruik, waarvoor hij meer dan eens - al dan niet gedwongen - opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Onder invloed van deze problematiek is hij veelvuldig in aanraking gekomen met justitie. Een verplicht reclasseringscontact met behandeling heeft tot nu toe onvoldoende effect gesorteerd, waarbij het gevarenrisico als zeer hoog wordt ingeschat. Daar het aannemelijk is dat de psychoses ofwel geluxeerd worden ofwel verergeren door het harddruggebruik van betrokkene, is een klinische setting gewenst. Dit dient te geschieden in een dwingend kader, daar verdachte zich niets van de consequenties van het overtreden van afspraken en regels aantrekt. Het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan voorwaarden worden hoog ingeschat. Voorts wordt ingeschat dat er risico op letselschade is voor familieleden, politieagenten, reclasseringswerkers en behandelaars.
Behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel heeft volgens rapporteur geen kans van slagen, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Daarbij blijft het risico op een nieuw geweldsdelict onverminderd hoog. Een opname in een inrichting voor stelstelmatige daders wendt dit gevarenrisico af en een detentie is niet ongunstig gebleken voor de psychiatrische toestand van verdachte. Eerdere detenties hadden zelfs een goede invloed op hem. Bovendien kan verdachte binnen het kader van een ISD-maatregel geïndiceerd worden voor klinische zorg in een door het IFZ nader te indiceren behandelsetting.
Ook de psychiater J. Hoerée en de psycholoog drs. R.E.G. Bini, GZ-psycholoog komen in hun rapportage van 30 december 2013 respectievelijk 19 januari 2014 tot eenzelfde aanbeveling.
Psychiater Hoerée stelt: “Een TBS met voorwaarden is niet wenselijk, omdat het niet aannemelijk is dat betrokkene zich aan de voorwaarden zal houden. Een TBS met dwangverpleging kan niet gelden als ultimum remedium, omdat andere, minder ingrijpende maatregelen recidive kunnen afwenden. (…) Een strafrechtelijke plaatsing onder artikel 37 is niet mogelijk, omdat betrokkene niet volledig ontoerekeningsvatbaar is. Behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel heeft weinig kans op succes, omdat betrokkene zich in het verleden niet aan voorwaarden hield. Detentie heeft duidelijk een goede invloed op zijn psychiatrische toestand. Een ISD maatregel kan een juridisch kader bieden om de psychiatrische problematiek van betrokkene adequaat te behandelen en tegelijk het recidivegevaar af te wenden. Alternatieve behandelmogelijkheden ontbreken. (blz. 13 van het rapport).
Drs Bini formuleert de aanbeveling aldus dat ‘(…) de enige echte optie om tot een effectieve en passende begeleiding te komen bij betrokkene (is) het opleggen van ISD maatregel. Dit kader geeft een reëel kader waarbinnen zowel de veiligheid van de samenleving wordt gewaarborgd en de betrokkene de zorg kan ontvangen voor zijn problematiek. (blz. 10 van het rapport)
Het hof is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de ISD-maatregel van groot belang is, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf, nu de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van verdachte. Om hieraan alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal het hof de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. Het hof zal de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel teneinde te waarborgen dat verdachte aan het gehele traject gedurende een periode van twee jaar kan deelnemen.
Het hof acht het noodzakelijk dat uiterlijk twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling op de voet van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht omtrent de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden en zal aldus beslissen.
De raadsman heeft bepleit dat oplegging van de ISD-maatregel de onderhavige zaak, mede gelet op de geringe ernst van de feiten en de veranderde omstandigheden van verdachte, disproportioneel is, te meer nu de mogelijkheden van het opleggen van voorwaarden bij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke ISD-maatregel onbenut zijn gelaten.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Uit de hierboven genoemde rapporten van de GGZ, van de psychiater en de psycholoog komt duidelijk naar voren dat gedragsbeïnvloeding van verdachte middels een bijzondere voorwaarde in het verleden nimmer geslaagd is en er ook geen reden is te veronderstellen dat dit nu anders zal zijn. Verdachte kampt met ernstige stoornissen waardoor een intramurale behandeling gedurende langere termijn wenselijk is. Naar het oordeel van het hof zijn er op dit moment geen andere mogelijkheden met kans van slagen dan de ISD-maatregel. De eigen mededeling van verdachte dat het nu beter gaat en dat hij mee wil werken aan voorwaarden maakt dit niet anders.
Het hof acht de ISD maatregel proportioneel aan enerzijds de zwaarte van de problematiek van verdachte en anderzijds de te beschermen maatschappelijke belangen, zulks in het licht van het gegeven dat minder ingrijpende interventies in het verleden niet succesvol zijn gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 138, 180 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-700383-13 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 5 en 6 bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-700229-13 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat binnen twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling op de voet van artikel 38s Wetboek van Strafrecht omtrent de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. M. Malsch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 9 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Ruyters en mr. Malsch zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.zie dossier van Regiopolitie Zeeland PL1950-2013082870 pg. 5
2.zie dossier van Regiopolitie Zeeland PL1950-2013082870 pg. 16
3.zie dossier van Regiopolitie Zeeland PL1950-2013082870 pg. 7
4.zie dossier van Regiopolitie Zeeland PL1930-2013045114 pg. 11
5.zie dossier van Regiopolitie Zeeland PL1930-2013045114 pg. 11 en 12