4.1.2.Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Begin juli 2005 hebben [appellante] en wijlen haar echtgenoot [wijlen haar echtgenoot] (hierna gezamenlijk te noemen: [echtgenote en wijlen haar echtgenoot]) mondeling een geldleningsovereenkomst gesloten met [geïntimeerde], hun zoon. [echtgenote en wijlen haar echtgenoot] hebben aan [geïntimeerde] een bedrag van € 125.000,00 geleend. Zij zijn daarbij een contractuele rente van 6% per jaar met elkaar overeengekomen.
Op 29 juni 2005 heeft Coöperatieve Rabobank U.A. te [vestigingsnaam] (hierna: Rabobank) een financieringsvoorstel aan [geïntimeerde] gedaan voor een aan hem te verstrekken geldlening ad € 275.000,00 met een looptijd van vier jaar (prod. 9 cva). In dit voorstel staat onder meer vermeld:
‘Te stellen zekerheden
(…)
Achterstelling in te brengen lening(en) door [wijlen haar echtgenoot] en [appellante] van EUR 125.000 (…)
Zekerheden
(…)
De lening(en) verstrekt door de heer [wijlen haar echtgenoot] en mevrouw [appellante] ad EUR 125.000 (…) aan de heer [geïntimeerde] worden achtergesteld bij alle vorderingen van onze bank. Het bedrag van deze leningen dient ingebracht te zijn vóórdat de bancaire financiering beschikbaar wordt gesteld. Op de achtergestelde leningen zijn vooralsnog geen periodieke aflossingen toegestaan eerder dan dat de geprognosticeerde cash flow is aangetoond en niet eerder dan 30 juni 2007. (…)’
In een door Rabobank opgestelde overeenkomst getiteld ‘Achterstelling en verpanding van vordering(en)’, die is gedateerd op 30 juni 2005, worden de bij die overeenkomst betrokken partijen als volgt aangeduid: [geïntimeerde] als debiteur, [echtgenote en wijlen haar echtgenoot] gezamenlijk als crediteur en Rabobank als bank (prod. 10 cva). In deze overeenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
‘in aanmerking nemende:
dat de crediteur op verzoek van de bank bereid is zijn vordering(en) en de daarover verschuldigde rente uit hoofde van:
een verstrekte geldlening groot € 125.000,00 … op de debiteur achter te stellen bij de vorderingen, die de bank op de debiteur heeft en/of zal verkrijgen,
verklaren te zijn overeengekomen:
1.
De crediteur stelt bij deze de vermelde vordering(en) met de daarover verschuldigde rente achter bij de vorderingen, die de bank op de debiteur heeft en/of zal verkrijgen…
De crediteur verbindt zich mitsdien jegens de bank, die dit aanneemt, om gehele noch gedeeltelijke voldoening van de vermelde vordering(en) op de debiteur en de daarover verschuldigde rente aan te nemen …, zolang de bank nog enige vordering op de debiteur heeft of kan verkrijgen, tenzij hij van de bank daarvoor vooraf schriftelijk toestemming heeft verkregen.
(…)
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 1 en 2 is de debiteur echter bevoegd tot betaling van de over de achtergestelde vordering verschuldigde rente aan de crediteur en is de crediteur bevoegd deze rente in ontvangst te nemen, totdat de bank schriftelijk aan de debiteur en de crediteur heeft medegedeeld dat zulks niet meer het geval is.’
Op 9 november 2007 heeft Rabobank een financieringsvoorstel gedaan aan [geïntimeerde] en drie besloten vennootschappen ([Holding] Holding B.V., [Pensioen] Pensioen B.V. en Medical Concepts Europe B.V.) voor aan hen te verstrekken financieringen (prod. 11 cva). In dit voorstel wordt als bestaande zekerheid onder meer genoemd:
‘Achterstelling en verpanding ad EUR 125.000,-- door [wijlen haar echtgenoot] en [appellante]’.
In een door Rabobank opgestelde overeenkomst getiteld ‘Achterstelling en verpanding van vordering(en)’, die is gedateerd op 13 december 2007, worden de bij die overeenkomst betrokken partijen als volgt aangeduid: [geïntimeerde] en drie besloten vennootschappen ([Holding] Holding B.V., European Custom Manufacturing B.V. en Medical Concepts Europe B.V.) gezamenlijk als debiteur, [echtgenote en wijlen haar echtgenoot] gezamenlijk als crediteur en Rabobank als bank (prod. 8 inl. dagv.). In deze overeenkomst staan dezelfde passages vermeld zoals hierboven onder c zijn weergegeven.
In de periode vanaf oktober 2005 tot en met juli 2009 heeft [geïntimeerde] in totaal € 22.500,02 aan rente aan zijn ouders betaald ter zake van de geldlening (prod. 2 inl. dagv.).
Bij brief aan [geïntimeerde] van 14 december 2009 heeft wijlen de echtgenoot van [appellante] de lening opgezegd en betaling voor 1 januari 2010 verzocht van het volgens hem openstaande bedrag van € 135.797,96 (prod. 3 inl. dagv.). [geïntimeerde] heeft niet aan dit verzoek voldaan.
Bij brief van 11 mei 2010 heeft Rabobank aan [geïntimeerde] en de hiervoor onder e genoemde vennootschappen geschreven (prod. 12 cva):
‘U heeft ons verzocht de mogelijkheid te bezien om de door uw ouders achtergestelde lening ad EUR 125.000,00 terug te betalen c.q. deze achterstelling vrij te geven.
Reeds eerder heb ik u mede gedeeld dat gezien de huidige financiële positie van uw onderneming(en) dit op dit moment niet haalbaar is. Op basis van de ontwikkelingen in 2010 kan nader bekeken worden of en zo ja onder welke condities de achtergestelde lening kan worden terug betaald c.q. vrijgegeven. Hiervoor dienen wij dan echter actuele (cijfermatige) informatie te ontvangen waaronder jaarcijfers 2010.’