Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 151718/HA ZA 10-629)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Warehousing & Distribution Agreement. In artikel 2.1.1 van deze overeenkomst is opgenomen dat de
Physical Distribution Conditions 2000(verder: de PD-voorwaarden) van toepassing zijn, terwijl in artikel 1.2 is vermeld dat onder meer deze voorwaarden als bijlage aan de overeenkomst zijn gehecht.
Physical Distributor(in dit geval DHL) is beperkt tot € 3,50 per verloren kilogram tot een maximum van € 115.000,= per gebeurtenis, behoudens in geval van
gross negligence or wrongful act.
gross negligence), zodat zij zich niet op de clausule kon beroepen. Dit verweer is door de rechtbank verworpen; dat geldt ook voor het overige verweer van Amlin tegen het beroep van DHL op de exoneratieclausule. Uitgaande van de toepasselijkheid van deze clausule heeft de rechtbank toegewezen het door DHL erkende bedrag van € 28.227,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2010. Voor het overige heeft de rechtbank de vorderingen van Amlin afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.
Warehousing & Distribution Agreementvalt, zodat de PD-voorwaarden niet van toepassing zijn. Volgens Amlin is met betrekking tot de beveiliging een separate overeenkomst tot stand gekomen. De kosten voor beveiliging, waarin het
Warehousing & Distribution Agreementniet voorziet, worden afzonderlijk in rekening gebracht, aldus Amlin. Deze stelling van Amlin gaat naar het oordeel van het hof niet op en wel om de volgende redenen. Amlin baseert haar vordering op het niet nakomen door DHL van haar verplichtingen als bewaarnemer doordat zij de opgeslagen producten van [Holdings] niet heeft teruggegeven. Deze verplichtingen vloeien, ook naar de stellingen van Amlin, voort uit de overeenkomst die in augustus 2007 tussen [Holdings] en DHL is gesloten, dat wil zeggen het
Warehousing & Distribution Agreement. Uit die overeenkomst vloeit rechtstreeks voort dat DHL zorgt voor een adequate beveiliging van de bij haar in bewaring gegeven producten, aangezien dat onderdeel uitmaakt van de zorg die zij als bewaarnemer in acht dient te nemen. Dat partijen over aard, omvang en kosten van de concrete beveiligingsmaatregelen na het sluiten van het
Warehousing & Distribution Agreementoverleg hebben gevoerd en de kosten van de beveiliging als post op de factuur van DHL voor komt, brengt niet mee dat sprake is van een afzonderlijke overeenkomst. Door Amlin is overigens in het geheel niet toegelicht wanneer een dergelijke overeenkomst gesloten zou zijn en welke inhoud deze precies zou hebben gehad. Ook heeft Amlin geen bescheiden overgelegd waaruit het bestaan van enige overeenkomst naast het
Warehousing & Distribution Agreementzou kunnen worden afgeleid. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat dit de enige overeenkomst tussen [Holdings] en DHL is die als grondslag voor de vorderingen van Amlin kan dienen.
Warehousing & Distribution Agreementwordt op verschillende plaatsen expliciet verwezen naar zes verschillende bijlagen, waarvan in artikel 1.2 is vermeld dat deze zijn aangehecht. Een van die bijlagen, nummer 4, betreft onder meer de PD-voorwaarden. In artikel 2 van het
Warehousing & Distribution Agreementworden voor de verschillende werkzaamheden de desbetreffende (algemene) voorwaarden aangegeven met de vermelding dat deze zijn aangehecht. Met betrekking tot de opslagwerkzaamheden door DHL wordt in artikel 2.1.1 vermeld dat de PD-voorwaarden van toepassing zijn en dat deze als bijlage 4 zijn aangehecht. Het hof leidt hieruit af dat de PD-voorwaarden bij het sluiten van de overeenkomst daaraan waren gehecht en dat zij op die wijze toen aan [Holdings] ter hand zijn gesteld. Tegenover de wijze waarop in de overeenkomst een en andermaal wordt vermeld dat de desbetreffende voorwaarden zijn aangehecht, volstaat de enkele ontkenning van Amlin niet. Door Amlin is op geen enkele wijze toegelicht dat en waarom juist deze bijlage 4 ten tijde van het sluiten van de overeenkomst ontbrak, ondanks de andersluidende expliciete vermeldingen in de overeenkomst. Daarmee heeft Amlin haar stelling dat aan [Holdings] de PD-voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld onvoldoende onderbouwd. Amlin heeft nog aangevoerd dat de overeenkomst zelf en andere bijlagen door partijen zijn geparafeerd terwijl dat bij de PD-voorwaarden niet het geval is. Dit argument baat Amlin niet, aangezien uit het ontbreken van de parafering op de PD-voorwaarden niet kan worden afgeleid dat deze destijds ontbraken, alleen dat de voorwaarden niet zijn geparafeerd. Het hof tekent hierbij aan dat de pagina’s van het
Warehousing & Distribution Agreementwaarop de hiervoor genoemde artikel zijn vermeld, door partijen zijn geparafeerd, zodat mag worden aangenomen dat hetgeen daarin is opgenomen, met inbegrip van de vermelding van aanhechting van de PD-voorwaarden, in overeenstemming met de werkelijkheid was. Door Amlin is in ieder geval niets aangevoerd dat zou kunnen dienen als verklaring voor het paraferen van die vermeldingen terwijl deze niet juist waren. Het hof verwerpt daarom, evenals de rechtbank, het beroep van Amlin op vernietigbaarheid van de PD-voorwaarden op deze grond. Een andere grond is door Amlin niet aangevoerd. DHL kan zich mitsdien in beginsel beroepen op de PD-voorwaarden en de daarin opgenomen exoneratieclausule.
high value cage, een apart afgesloten kooi voor waardevolle artikelen, waren opgeslagen terwijl dat volgens wel voorafgaand aan diefstal door is toegezegd. Amlin verwijst hierbij naar een door de verzekeraars van [Holdings] voorafgaand aan de diefstal opgemaakt rapport over onder meer de beveiliging van de loods waarin verschillende aanbevelingen zijn opgenomen, onder meer de opslag in een
high value cage. Volgens Amlin had DHL na het rapport van de verzekeraars het beveiligingsniveau moeten verhogen. Verder gaat Amlin ervan uit dat de buitendeur niet voorzien was van beveiliging omdat bij het openen van de buitendeur door de inbrekers geen alarm is geactiveerd. Volgens Amlin had de beveiligingscode die vanaf de inwerkingstelling van het beveiligingssysteem in september 2007 tot de inbraak in december 2007 niet is gewijzigd, in de tussentijd wel gewijzigd moeten worden.
high value cage, uit te voeren. DHL stelt verder dat zij ook voorstellen heeft gedaan voor verdere verbetering van de beveiliging maar dat [Holdings] niet bereid was de daarmee gepaard gaande (extra) kosten voor haar rekening te nemen. Zij wijst erop dat de dieven een correcte code hebben gebruikt en dat het niet aan nalatigheid van DHL te wijten is dat zij daarover beschikten. Wanneer de code in de tussentijd was gewijzigd, wil dat niet zeggen dat de dieven dan niet over de juiste code zouden hebben beschikt.
Warehousing & Distribution Agreement.Immers, DHL heeft de LCD- monitoren en navigatiesystemen niet aan [Holdings] teruggegeven hoewel zij daartoe als bewaarnemer wel gehouden was. Echter, ook in die situatie is naar het oordeel van het hof geen sprake van grove schuld aan de zijde van DHL, terwijl dat wel is vereist om het beroep van DHL op de exoneratieclausule in artikel 7 van de PD-voorwaarden te pareren.
diesituatie zich in dit geval heeft voorgedaan, is naar het oordeel van het hof door Amlin onvoldoende onderbouwd in die zin dat dit niet kan worden aangenomen op basis van de feitelijke stellingen van Amlin, ook indien ondanks de betwisting ervan door DHL zou komen vast te staan dat deze juist zijn. Met andere woorden: de stellingen van Amlin rechtvaardigen niet de conclusie dat DHL het er bewust op heeft laten aankomen, terwijl dat voor het kunnen aannemen van grove schuld aan de zijde van DHL wel is vereist. Bij deze stand van zaken is bewijslevering als door Amlin aangeboden niet aan de orde.
mutatis mutandishetzelfde als voor het beroep op de uitzondering: daarvoor bieden de stellingen van Amlin een onvoldoende grondslag.