3.8.De rechtbank is er in de bestreden beschikking vanuit gegaan dat de behoefte van [dochter 2] in 2006 € 200,= per maand bedroeg, en na indexering € 230,-- per maand, hetgeen in hoger beroep geen onderwerp van geschil is tussen partijen.
Ter zitting heeft het hof vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat de behoefte van [zoon 1] en [zoon 2] eveneens € 230,-- per maand bedraagt.
3.9.1.De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de in 2006 vastgestelde en geïndexeerde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter 2] van thans
€ 230,-- per maand te voldoen.
De vrouw voert verweer en stelt dat de draagkracht van de man juist is toegenomen, omdat de kinderalimentatie ten behoeve van [dochter 1] is vervallen nu zij thans bij de man woonachtig is.
3.9.2.Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de volgende gegevens. Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
Het fiscaal jaarinkomen van de man bedraagt volgens de jaaropgave over 2012 € 44.749,--, inclusief de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
De man heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Wwb-normbedrag
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- € 225,-- € 225,-- aan huur, zijnde de helft van de met mevrouw [partner van de man], de partner van de man gedeelde woonlast;
Het hof gaat voorbij aan de grief van de man dat hij op termijn een grotere en duurdere, particuliere woning zal moeten gaan huren, aangezien het hof thans geen rekening kan houden met eventuele toekomstige wijzigingen in de situatie van de man. Om dezelfde reden zal het hof geen rekening houden met een jaarlijkse huurverhoging van 6%. Daar komt bij dat de man geacht wordt de huurverhogingen gelijkelijk met zijn partner te delen.
Kosten van [dochter 1]
De man voert aan dat hij alle kosten voor [dochter 1] voldoet en dat hiermee bij de bepaling van zijn draagkracht rekening dient te worden gehouden.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw erkend dat de behoefte van [dochter 1] eveneens
€ 230,-- per maand bedraagt en dat de man dit bedrag geheel voor zijn rekening neemt. Het hof zal bij de te berekenen draagkracht van de man met dit bedrag rekening houden.
Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- een bedrag van € 105,60 aan basispremie Zorgverzekeringswet (ZVW), alsmede € 40,60 aan aanvullende premie,
minus € 49,-- zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande.
Reiskosten zorgregeling
De man stelt dat rekening dient te worden gehouden met de reiskosten die hij maakt in het kader van de contactregeling met [dochter 2], nu hij haar van [woonplaats moeder] naar [woonplaats vader] vice versa dient te vervoeren. Echter ter zitting is gebleken dat beide ouders deze reiskosten maken ten behoeve van de contactregeling, zodat het hof bij de berekening van de draagkracht met deze kosten van de man geen rekening zal houden.
Kosten zorgregeling
Het hof houdt wel rekening met de kosten die de man maakt in het kader van de contactregeling met [dochter 2]. [dochter 2] verblijft eenmaal per twee weken een weekend van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de man. Tijdens de vakanties verblijft [dochter 2] in beginsel de helft daarvan bij ieder van de ouders, zij het dat de man [dochter 2] in de zomervakantie geen drie maar twee weken bij zich heeft. De overige vakanties van meer dan één week worden door de ouders gelijkelijk verdeeld en tijdens de vakanties van één week verblijft [dochter 2] om en om bij de man en de vrouw. Het hof houdt rekening met een bedrag van € 5,-- per dag hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van gemiddeld € 45,-- per maand, waarmee bij de berekening van de draagkracht van de man rekening zal worden gehouden.
Rente en aflossing schulden
De man voert aan dat hij nog aflost op een gezamenlijke huwelijkse schuld en dat hiermee rekening dient te worden gehouden bij de berekening van zijn draagkracht, hetgeen de vrouw heeft betwist. Ter zitting van het hof heeft de man toegelicht dat hij thans slechts rente over de gezamenlijke schuld betaalt, maar dat hij ook circa € 100,-- op deze schuld moet gaan aflossen, zodat de maandelijkse kosten met betrekking tot deze schuld ongeveer € 404,-- per maand zullen gaan bedragen. De vrouw heeft niet betwist dat de schuld een gezamenlijke schuld betreft die ook moet worden afgelost, zodat het hof bij de berekening van de draagkracht van de man met deze post rekening zal houden.
Vaststelling van de alimentatie
3.9.3.Bovengenoemd inkomen van de man resulteert in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 2.357,-- per maand, waarbij met de hiervoor genoemde toepasselijke heffingskortingen rekening is gehouden.
3.9.4.Na aftrek van voormelde lasten van het bovenstaande netto besteedbaar inkomen heeft de man een draagkrachtruimte van € 863,-- per maand. Daarvan is 70% beschikbaar voor de betaling van een onderhoudsbijdrage, te weten € 604,-- per maand. Het hof brengt op dit de kosten voor [dochter 1] van € 230,-- in mindering, waarna voor [dochter 2] een draagkracht resteert van € 374,-- per maand.
De draagkracht van de vrouw
Het fiscaal jaarinkomen van de vrouw bedraagt volgens de jaaropgave over 2012 € 15.097,-- inclusief de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
De vrouw heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Wwb-normbedrag
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- € 350,-- € 350,-- aan hypotheeklasten, zijnde de helft van de met de echtgenoot van de vrouw gedeelde woonlast;
Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- € 133,36 € 133,36 aan premie Zorgverzekeringswet (ZVW);
minus € 49,00 zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande.
Vaststelling van de alimentatie
3.9.6.Bovengenoemd inkomen van de vrouw resulteert in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 1.115,-- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende fiscale aspecten:
- de hiervoor genoemde toepasselijke heffingskortingen;
- de helft van het eigenwoningforfait, welk forfait het hof becijfert op totaal € 738,-- per jaar;
- de helft van de hypotheekrente betreffende de woning van de vrouw en de stiefvader.
3.9.7.Op grond van hetgeen hierboven is overwogen en rekening houdend met alle relevante fiscale aspecten is het hof van oordeel dat de vrouw niet de draagkracht heeft om enig bedrag te betalen ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter 2].
De draagkracht van de stiefvader
A. Inkomen van de stiefvader
Het fiscaal jaarinkomen van de stiefvader bedraagt volgens de jaaropgave over 2012 € 49.481,-- inclusief de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
De stiefvader heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
B. Lasten van de stiefvader
Wwb-normbedrag
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- € 350,-- € 350,-- aan hypotheeklasten, zijnde de helft van de met de vrouw gedeelde woonlast;
Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- € 103,78 € 103,78 aan basispremie Zorgverzekeringswet (ZVW);
minus € 49,00 zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande.
Andere door de stiefvader te betalen rechtens relevante lasten zijn gesteld noch gebleken.
Vaststelling van de alimentatie
3.9.8.Bovengenoemd inkomen van de stiefvader resulteert in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 2.690,-- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende fiscale aspecten:
- de hiervoor genoemde toepasselijke heffingskortingen;
- de helft van het eigenwoningforfait, welk forfait het hof becijfert op een totaalbedrag van
€ 738,-- per jaar;
- de helft van de hypotheekrente betreffende de woning van de stiefvader en de vrouw.
3.9.9.Na aftrek van voormelde lasten van het bovenstaande netto besteedbaar inkomen heeft de stiefvader een draagkrachtruimte van € 1.516,-- per maand. Daarvan is 70% beschikbaar voor de betaling van een onderhoudsbijdrage, te weten € 1.061,-- per maand. De draagkracht van de stiefvader dient verdeeld te worden over drie kinderen. Er resteert dan voor [dochter 2] een draagkracht van € 354,-- per maand.
Zowel de vader als de stiefvader hebben de draagkracht om in de volledige behoefte van [dochter 2] te voorzien. Het hof zal de behoefte van [dochter 2] over de man en stiefvader naar rato van ieders draagkracht verdelen, aldus dat de stiefvader maandelijks geacht wordt voor
€ 112,-- in de behoefte van [dochter 2] te voorzien en de onderhoudsbijdrage ten laste van de vader wordt vastgesteld op € 118,-- per maand.