ECLI:NL:GHSHE:2014:2054

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
20-003905-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen wegens onvoldoende bewijs van kennis van misdrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende witwashandelingen, maar was wel veroordeeld tot een taakstraf voor schuldwitwassen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen. Het hof heeft het dossier en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging bestudeerd. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 augustus 2009 panden heeft verkocht aan haar ex-partner, medeverdachte, voor een bedrag van 75.000 euro. Het hof concludeert dat een deel van het aankoopbedrag afkomstig was uit misdrijf, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren. De verdachte had verklaard dat haar ex-partner zich bezighield met autohandel en dat zij geen contact meer had met hem op het moment van de verkoop. Het hof oordeelt dat de verdachte niet in grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld door geen nader onderzoek te doen naar de herkomst van de gelden.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De beslissing van het hof is op 4 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003905-12
Uitspraak : 4 juli 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 15 november 2012 in de strafzaak met parketnummer 12-705271-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde witwashandelingen en ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is door de verdachte in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en verzocht dat het hof zal volstaan met een korte voorwaardelijke straf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juli 2009 tot en met 14 oktober 2009, te Axel, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
van een voorwerp, te weten één of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 135.361,74 euro (te weten 80.561,74 euro overgeboekt van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] naar [notaris] en/of verschillende geldopnames van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] tot een totaalbedrag van 4.800 euro en/of 50.000 euro contant ontvangen door [medeverdachte] van [verdachte]) en/of (een) pand (gelegen aan de [adres] te Axel), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemde geldbedragen en/of pand(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemde geldbedragen en/of pand(en), voorhanden had,
en/of
één of meer voorwerpen, te weten één of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 135.361,74 euro (te weten 80.561,74 euro overgeboekt van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] naar [notaris] en/of verschillende geldopnames van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] tot een totaalbedrag van 4.800 euro en/of 50.000 euro contant ontvangen van [verdachte]) en/of (een) pand(en) (gelegen aan de [adres] te Axel), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, van bovenomschreven voorwerpen,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht kunnen leiden, dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juli 2009 tot en met 14 oktober 2009, te Axel, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
van een voorwerp, te weten één of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 135.361,74 euro (te weten 80.561,74 euro overgeboekt van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] naar [notaris] en/of verschillende geldopnames van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] tot een totaalbedrag van 4.800 euro en/of 50.000 euro contant ontvangen van [verdachte]) en/of (een) pand (gelegen aan de [adres] te Axel), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemde geldbedragen en/of pand(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemde geldbedragen en/of pand(en), voorhanden had,
en/of
één of meer voorwerpen, te weten één of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 135.361,74 euro (te weten 80.561,74 euro overgeboekt van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] naar [notaris] en/of verschillende geldopnames van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] tot een totaalbedrag van 4.800 euro en/of 50.000 euro contant ontvangen door [medeverdachte] van [verdachte]) en/of (een) pand(en) (gelegen aan de [adres] te Axel), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, van bovenomschreven voorwerpen,
terwijl zij en/of haar mededader(s)redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 28 augustus 2009 de panden [adres] te Axel heeft verkocht aan haar ex-partner, medeverdachte [medeverdachte], voor een bedrag van 75.000 euro k.k. Het aankoopbedrag van in totaal 80.561,74 euro is op 26 augustus 2009 overgeboekt van een bankrekening op naam van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] naar de bankrekening van de notaris. Vervolgens is op 1 september 2009 een bedrag van 75.018,28 euro overgeboekt van de bankrekening van de notaris naar de bankrekening van de verdachte. Op 3 september 2009 heeft de verdachte van deze bankrekening een contante geldopname gedaan van 50.000 euro. Volgens de verklaring van de verdachte heeft zij dit geldbedrag vervolgens aan [medeverdachte] gegeven, naar zij aannam ten behoeve van de aflossing van een eerdere, door het echtpaar [betrokkene 2] verstrekte geldlening, welke destijds door [medeverdachte] zou zijn geregeld.
Het hof stelt voorop dat aan het dossier geen aanwijzingen zijn te ontlenen dat de verdachte ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde panden enig strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Het hof stelt vast dat een gedeelte van het aankoopbedrag van 80.561,74 euro uit enig misdrijf afkomstig was. In de periode van 31 juli 2009 tot 10 augustus 2009 werden zeven contante stortingen op de bankrekening op naam van [betrokkene 1] h/o [bedrijf] gedaan tot een totaalbedrag van 85.000 euro. Deze gestorte geldbedragen waren afkomstig van een bankrekening in Luxemburg, die volgens de verklaring van [medeverdachte] van hem was en spaartegoeden betrof afkomstig uit zijn autohandel. Omdat [medeverdachte] deze spaartegoeden niet bij de belasting had aangegeven en daarover geen belasting had betaald, dient in ieder geval een gedeelte van het aankoopbedrag te worden aangemerkt als van enig misdrijf afkomstig als bedoeld in artikel 420bis/420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het vorenstaande staat vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode een bedrag van 75.000 euro (het bedrag ontvangen uit de verkoop van de panden [adres]) voorhanden heeft gehad en een bedrag van 50.000 euro (het bedrag contant betaald aan [medeverdachte]) heeft overgedragen, terwijl in ieder geval een gedeelte van deze geldbedragen afkomstig was uit enig misdrijf, namelijk het door [medeverdachte] ontduiken van de belasting.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat geen bewijs voorhanden is dat de verdachte wist dat de hiervoor genoemde geldbedragen gedeeltelijk uit enig misdrijf afkomstig waren, zodat de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, maar met de verdediging, is het hof voorts van oordeel dat op basis van het dossier evenmin kan worden geconcludeerd dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de hiervoor genoemde geldbedragen gedeeltelijk uit enig misdrijf afkomstig waren. De omstandigheid dat [medeverdachte] twee jaar voordien niet over voldoende financiële middelen beschikte om toen de panden aan te kopen, brengt naar het oordeel van het hof niet zonder meer met zich dat verdachte, door geen nader onderzoek te doen naar de herkomst van de gelden, in de gegeven omstandigheden zodanig heeft gehandeld dat sprake is van grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte], voor zover aan haar bekend was, zich bezig hield met autohandel. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat op het moment van de verkoop van de panden aan [medeverdachte] de relatie tussen de verdachte en [medeverdachte] inmiddels was verbroken en de verdachte geen contact meer had met [medeverdachte]. Ook de omstandigheid dat de verdachte het geldbedrag van 50.000 niet rechtstreeks aan het echtpaar [betrokkene 2] heeft overgemaakt maar contant aan de verdachte heeft gegeven, maakt naar het oordeel niet dat sprake is van grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid aan de zijde van de verdachte, in aanmerking genomen dat zij voordien ook op geen enkele wijze bemoeienis had gehad bij de totstandkoming van de vermeende geldlening en zij nadien ook geen contact had met het echtpaar [betrokkene 2]. Een en ander vindt bevestiging in de verklaring van de getuige [betrokkene 2].
Mitsdien is het hof van oordeel dat de verdachte eveneens van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. M. Rutgers en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 4 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.