ECLI:NL:GHSHE:2014:2021

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
20-003068-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging van een gemeenteambtenaar met misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, en had een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd gekregen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de aangever, een gemeenteambtenaar, en getuigen in overweging heeft genomen. De bedreigingen die de verdachte heeft geuit, werden als ernstig beschouwd, vooral omdat ze gericht waren tegen een ambtenaar die zijn functie uitoefent in het algemeen belang. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever op verschillende momenten heeft bedreigd met de dood en zware mishandeling. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de bedreigingen voldoende bewijs opleverden voor de bewezenverklaring van het eerste feit. De verdachte werd vrijgesproken van de andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van de bedreigingen en het belang van bescherming van ambtenaren in hun functie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003068-12
Uitspraak : 2 juli 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 3 september 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-800392-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling (
feit 1) en diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (
feit 2 en feit 3) veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Verdachte heeft gelet op de ‘akte rechtsmiddel’ d.d. 7 september 2012 het hoger beroep onbeperkt ingesteld. Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van de onder 2 impliciet cumulatief ten laste gelegde diefstal van gas. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting moet het hoger beroep worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de hiervoor genoemde vrijspraak. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit van alle feiten. Subsidiair, in geval van enige bewezenverklaring, is bepleit om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen dan wel een straf die gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode 1 maart tot en met 7 maart 2012 in Breda M.M.A. [benadeelde 2], ambtenaar bij de gemeente Breda meermalen, althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd :
- ‘Als jullie dit doorzetten dan gaan er doden vallen’, en/of
- ‘Maak die grond maar zwart, dan gaan daar de kisten in de grond’, en/of
- ‘Ik sta niet voor mij eigen in’, en/of
- ‘Begin me niet uit te dagen, dan weet ik je te vinden’, en/of
- ‘Op een gegeven moment begint het in mijn hoofd te draaien en dan begin ik te moorden’, en/of
- ‘ik kom je tanden uit je bek slaan’, en/of
- ‘ik ga geen minuut voor je zitten, dan weet ik je te vinden’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 19 april 2012 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen op het adres [adres] te Breda elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 19 april 2012, althans op 19 april 2012 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een lantaarnpaal ter hoogte van [adres], elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Breda, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt het volgende.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is uit het onderzoek ter terechtzitting en het voorhanden zijnde dossier niet gebleken dat er nader onderzoek is verricht naar de eventuele betrokkenheid van de medebewoner bij de diefstal van elektriciteit. Derhalve is niet uit te sluiten dat een ander dan verdachte de meter heeft gemanipuleerd en twee van de drie shunts open heeft gezet, waardoor de meter het elektriciteitsverbruik onvolledig registreerde. Daarnaast heeft het hof niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte van deze manipulatie op de hoogte was.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt het hof dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de kerstverlichting in de tuin heeft aangesloten. In de tuin lag een grijze kabel waar [getuige 1] een stekkerdoos aan heeft vastgemaakt. Er lagen twee grijze kabels in de tuin en [getuige 1] heeft gegokt op welke kabel de stekkerdoos aangesloten moest worden. De vrouw van verdachte kon de verlichting bedienen met een schakelaar in de woning, aldus [getuige 1]. Gelet op het voorhanden zijnde dossier en in het bijzonder voornoemde getuigenverklaring, is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte enige betrokkenheid had bij deze diefstal van elektriciteit en/of dat hij wist dat er wederrechtelijk elektriciteit werd weggenomen uit een lantaarnpaal ter hoogte van [adres] te Breda.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 maart 2012 in Breda [benadeelde 2], ambtenaar bij de gemeente Breda, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd :
- ‘Als jullie dit doorzetten dan gaan er doden vallen’, en
- ‘Maak die grond maar zwart, dan gaan daar de kisten in de grond’, en
- ‘Ik sta niet voor mij eigen in’, en
- ‘Begin me niet uit te dagen, dan weet ik je te vinden, en
- ‘Op een gegeven moment begint het in mijn hoofd te draaien en dan begin ik te moorden’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en
hij op 7 maart 2012 in Breda [benadeelde 2], ambtenaar bij de gemeente Breda, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd :
- ‘ik kom je tanden uit je bek slaan’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Aangever [benadeelde 2] heeft per e-mail d.d. 5 maart 2012 aan de getuigen zijn relaas rondgestuurd. Hierdoor zijn de getuigen beïnvloed door [benadeelde 2]. Tevens heeft [benadeelde 2] nog na de vermeende bedreigingen contact gehad met verdachte en heeft hij niet direct aangifte gedaan. Voorts is verdachte een persoon die ‘hardtalig’ spreekt en zijn handen bij het spreken gebruikt.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het ongelukkig is dat aangever [benadeelde 2] zijn relaas naar de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] heeft gemaild, is het hof niet van oordeel dat de getuigenverklaringen daardoor onbetrouwbaar zijn. Hoewel de getuigenverklaringen op detailniveau verschillen, zijn zij in de kern gelijkluidend. De getuigen zijn door de politie nader gehoord over de verzonden e-mail in welk nader verhoor zij hun eerdere verklaringen niet hebben aangepast. Het hof is van oordeel dat de getuigenverklaringen aldus voldoende betrouwbaar zijn en als bewijsmiddel gebruikt kunnen worden.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 1 maart 2012 met zijn collega [getuige 2] verdachte bezocht op diens huisadres. Verdachte begon steeds harder en drukker te praten tegen verdachte. Verdachte deed de volgende uitlatingen: ‘Als jullie dit doorzetten dan gaan er doden vallen’, ‘Maak die grond maar zwart, dan gaan daar de kisten in de grond’, ‘Ik sta niet voor mij eigen in’, ‘Begin me niet uit te dagen, dan weet ik je te vinden’ en ‘Op een gegeven moment begint het in mijn hoofd te draaien en dan begin ik te moorden’. Verdachte maakte met zijn rechterhand bewegingen richting [benadeelde 2]. De verklaring van aangever vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 2]. [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 1 maart 2012 met [benadeelde 2] in de woonwagen van verdachte aanwezig was en heeft gehoord dat verdachte [benadeelde 2] heeft bedreigd. Verdachte gedroeg zich agressief naar hen toe. Het hof is van oordeel dat de combinatie van de voornoemde uitlatingen in onderling verband en samenhang bezien een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert.
Tevens blijkt uit de aangifte dat op 7 maart 2012 verdachte heeft gebeld naar [benadeelde 2]. [benadeelde 2] had de telefoon op de speaker gezet. Collega’s [getuige 3] en [getuige 4] konden met het gesprek meeluisteren. Volgens aangever heeft verdachte hem toen bedreigd met de woorden ‘ik kom je tanden uit je bek slaan’. De aangifte van [benadeelde 2] wordt in essentie ondersteund door de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4]. Het hof is van oordeel dat het voorgaande een bedreiging met zware mishandeling oplevert.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ‘hardtalig’ spreekt. Het hof is echter van oordeel dat het handelen van verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat geen sprake is van een onbedoelde grove presentatie van verdachte doch dat bij aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij werd bedreigd en dat hij bij uitvoering van die bedreiging het leven zou laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het hof overweegt ten slotte dat de omstandigheid dat [benadeelde 2] niet direct aangifte heeft gedaan en na de bedreigingen ook nog bij verdachte thuis is geweest niets af doet aan het voorgaande. [benadeelde 2] heeft aangifte gedaan niet alleen omdat dit het beleid is van de gemeente maar ook omdat volgens hem een grens was overschreden en hij zich door de hiervoor weergegeven opeenvolgende uitlatingen van verdachte ook daadwerkelijk bedreigd voelde. Dat hij later uit hoofde van zijn functie weer contact heeft gehad met verdachte doet hier niets aan af.
Het verweer van de verdediging wordt op al zijn gronden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

en
bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen dan wel een straf die gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe is aangevoerd dat de omstandigheden waaronder het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden moeten worden meegenomen bij de strafoplegging. Verdachte heeft in de ogen van de verdediging anderhalf jaar onterecht achter een hekwerk met prikkeldraad moeten wonen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging. Het hof acht het kwalijk dat de verdachte zich op een bedreigende wijze heeft uitgelaten tegenover een gemeenteambtenaar. Een gemeenteambtenaar oefent zijn taak uit in het algemeen belang en verdient bescherming tegen dergelijke feiten waardoor er jegens verdachte een duidelijk signaal dient uit te gaan dat zijn vorenbedoeld gedrag niet wordt getolereerd.
Gelet op het voorgaande ziet het hof in de door de verdediging aangevoerde omstandigheden en niet tegenstaande de vrijspraak voor feit 2 en 3, geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan hierna genoemd.
Een en ander in aanmerking nemende acht het hof een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week met een proeftijd van twee jaren passend een geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. E.N. van der Spoel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 2 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.