Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak- rolnummer 560853 CV 08-4018)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling in principaal en incidenteel appel
"Laatste officiële waarschuwing (oproep tot overleg) - voorwaardelijke aanzegging". Deze brief is kennelijk geschreven kort nadat [Tailleurs] op de hoogte was gekomen van het voornoemde deskundigenoordeel van het UWV van 11 oktober 2007. Naar de kern genomen heeft [Tailleurs] in die brief medegedeeld dat het UWV heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] per 17 september 2007 arbeidsgeschikt is, dat [geïntimeerde] zich op 15 oktober 2007 weer ziek heeft gemeld, maar dat het oordeel van het UWV daarover niet anders zal zijn en dat [geïntimeerde] zich dus schuldig maakt aan werkverzuim. Voorts wordt eraan gerefereerd dat [geïntimeerde] sedert maart 2005 bij herhaling ernstige problemen heeft veroorzaakt in de samenwerking en dat [geïntimeerde] nu aan [Tailleurs] dringende redenen heeft gegeven om haar te kunnen en te mogen ontslaan. Verder wordt in deze brief vermeld dat het UWV heeft geadviseerd om, alvorens [geïntimeerde] te laten hervatten,
"een soort mediationgesprek"te laten voeren tussen [geïntimeerde], de [directeur van Tailleurs], mr. Doorn en mr. Tilman en dat, wanneer [geïntimeerde] dat gesprek weigert, [Tailleurs] dan het recht heeft [geïntimeerde] op staande voet te ontslaan.
"Het ontslag op staande voet is dus ten onrechte gegeven en daarmee als onregelmatig ontslag aan te merken".Het hof verwerpt dat standpunt. Immers, het enkele feit dat [Tailleurs] deze rechtsoverweging niet uitdrukkelijk heeft aangehaald, leidt niet zonder meer tot de slotsom dat haar hoger beroep daar niet tegen is gericht. Het gaat erom of het [geïntimeerde] en het hof duidelijk is (of moet zijn) welke bezwaren [Tailleurs] heeft tegen het vonnis waarvan beroep (vgl. HR 24 april 1981, ECLI: NL:HR:1981:AG4182). Zowel in de in- als de uitleiding van de memorie van grieven heeft [Tailleurs] uitdrukkelijk vermeld dat het primaire standpunt is dat er een dringende reden aan het ontslag ten grondslag ligt en de grieven zijn gericht tegen dragende overwegingen van de kantonrechter op grond waarvan de kantonrechter heeft geoordeeld dat dit niet het geval is.
Kamerstukken II1951/52, 881, nr. 6, p. 30) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de schadevergoeding te bepalen. De algemene regels van Boek 6 BW zijn op de begroting van de schadevergoeding van toepassing.
“bijna alle medewerkers, met wie mevrouw [geïntimeerde] veel, of ook maar enigszins, moet samenwerken, met wie zij functioneel “van doen” heeft, beklagen zich al twee à drie jaar over het gedrag respectievelijk de opstelling van haar. Ook hierover is vaak gesproken en gewaarschuwd, maar “het helpt allemaal niet”.Volgens [Tailleurs] liet het gedrag van [geïntimeerde] vanaf juli 2004 zeer te wensen over.
“We zullen van een ontslag op staande voet-maatregel nu nog afzien, geven u een laatste waarschuwing, dat, gebeurt nog één keer zoiets als heden, respectievelijk zaken vergelijkbaar met wat de afgelopen periode voorgevallen is, dan een ontslagmaatregel zal, althans in ieder geval kan, volgen, misschien zelfs, alles afhankelijk van de eventuele (nieuwe) feiten, een ontslag op staande voet-maatregel. (…)
"Laatste officiële waarschuwing (oproep tot overleg) - voorwaardelijke aanzegging"van 16 oktober 2007 heeft [Tailleurs] onder meer het volgende geschreven:
“(…) Weliswaar staan wij volledig in ons recht indien wij onverminderd verlangen dat u per maandag 17 september had moeten komen werken, en staan wij, zo mogelijk, ‘nog veel meer’ in ons recht waar wij verlangen/verlangd hebben dat u dan in ieder geval ingaande maandag 15 oktober 2007 weer volledig uw eigen werk zou (hebben) komen verrichten, zouden wij ook volledig in ons recht staan, indien wij, kortgezegd, u nu wegens herhaaldelijk door u gegeven dringende redenen, op staande voet zouden ontslaan, doch zijn wij niettemin bereid een ‘viergesprek’, zoals zojuist bedoeld, op korte termijn aan te gaan.(…)”.