Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het tussenarrest van 20 augustus 2013
6 Het verdere verloop van het geding
7.De gronden van het hoger beroep
8.De beoordeling
‘[VLR] BV wijst erop dat het een zaak is van [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] om desgewenst facturen te verzenden (namens hem) vanuit een van zijn vennootschappen, indien hij iets te vorderen zou hebben van de heer [bestuurder en aandeelhouder van VLR]. [bestuurder en aandeelhouder van VLR] had daar op zich geen bezwaar tegen. Zo zond ook [VLR] BV weleens facturen namens de heer [bestuurder en aandeelhouder van VLR] aan [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH]. Het staat [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] bovendien immers vrij om in beginsel desgewenst zijn eventuele vordering op de heer [bestuurder en aandeelhouder van VLR] (na verrekening!) over te dragen aan een van zijn vennootschappen. Zo is de heer [bestuurder en aandeelhouder van VLR] eveneens vrij om vorderingen van hem op de heer [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] over te dragen aan [VLR] BV. Het staat en stond [bestuurder en aandeelhouder van VLR] en [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] evenwel niet vrij om te bepalen wie de debiteur is van haar vorderingen. Kortom feitelijk kunnen [bestuurder en aandeelhouder van VLR] en [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] wel bepalen wie (binnen het eigen concern) de crediteur is, maar niet wie debiteur is. Alles natuurlijk na onderlinge verrekeningen.’(pleitnota mr. Molkenboer in appel, nr. 10). VLR heeft ook gesteld:
‘Een derde zoals [VLR] is op de voet van art. 6:30 BW bevoegd namens [bestuurder en aandeelhouder van VLR] in privé bevrijdend te betalen.’(grieven, 47). Deze stellingen van VLR komen er in de kern op neer, dat [bestuurder en aandeelhouder van VLR] en [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] elkaar over en weer de vrijheid hebben gegund telkens te factureren op naam van een door de schuldeiser aan te wijzen gelieerde vennootschap, waarna de schuldenaar ([bestuurder en aandeelhouder van VLR] dan wel [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] in privé) ervoor mocht kiezen de betaling door een gelieerde vennootschap te doen verrichten.
‘Mr. Nederlof vraagt mij of [bestuurder en aandeelhouder van VLR] ooit bij mij de suggestie heeft gewekt dat [bestuurder en aandeelhouder van VLR] op persoonlijke titel zaken met mij deed. Nee, dat is niet het geval. Ik heb altijd gehandeld met [VLR] B.V.’, proces-verbaal van 31 oktober 2012, blz. 4) is gelet op het voorgaande onvoldoende voor een ander oordeel. [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] heeft niets verklaard over concrete uitlatingen of gedragingen van [bestuurder en aandeelhouder van VLR] waaruit [bestuurder en aandeelhouder van FP en TH] redelijkerwijs mocht afleiden dat hij zaken deed met VLR.