3.1.1.De rechtbank heeft in rov. 3.2 van het vonnis een aantal feiten vastgesteld. De appellanten hebben geen grieven gericht tegen deze feitenvaststelling en de Coöperatie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook in hoger beroep van deze feitenvaststelling kan worden uitgegaan. Het hof zal daarom van dezelfde feiten uitgaan en die feiten hieronder weergeven.
De Coöperatie heeft onder meer als doel het beheren en (laten) exploiteren van een vakantiepark te [vestigingsplaats]. Op het park zijn 145 bungalows.
Gedaagden zijn (hof: sinds omstreeks de jaarwisseling 2006/2007) ieder voor zich eigenaar van één of meerdere bungalows in het vakantiepark. Zij zijn in die hoedanigheid verplicht lid van de Coöperatie.
De (met ingang van 7 mei 2008 gewijzigde) statuten van de Coöperatie luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 1.
In deze statuten wordt verstaan onder
(…)
h. ‘lid’: ieder die lid is van de coöperatie, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:
verhurend lid: een lid dat zijn gebruikseenheid verhuurt en daartoe met de coöperatie een verhuurovereenkomst heeft afgesloten; een verhurend lid kan besluiten zijn gebruikseenheid niet voor de verhuur ter beschikking te stellen; dit lid wordt aangemerkt als verhurend lid en is een parkbijdrage verschuldigd waarin naast de kosten die voor alle leden gelden in ieder geval ook zijn begrepen de kosten en opbrengsten van de onroerende zaken zoals genoemd in artikel 8 lid 1;
niet-verhurend lid: een lid dat niet valt onder de categorie verhurend lid;
(…)
q. ‘verhuurovereenkomst’: een tussen een verhurend lid en de coöperatie gesloten overeenkomst waarin wordt vastgelegd voor welke periode en onder welke condities de verhuur van een gebruikseenheid zal plaatsvinden;
1.
Jaarlijks wordt door het bestuur een begroting van de exploitatierekening van de coöperatie ontworpen en ter vaststelling aan de algemene vergadering voorgelegd. Op voorstel van het bestuur zal voor de doorberekening van de kosten door de algemene vergadering jaarlijks een verdeelsleutel worden vastgesteld waarbij rekening dient te worden gehouden met onder meer de verschillende types gebruikseenheden en de bezetting van die gebruikseenheden.
Het bestuur zal onderscheid maken in de te betalen kosten door de verhurende en niet-verhurende leden in die zin dat de exploitatiekosten en –opbrengsten die verband houden met de verhuuractiviteiten van de verhurende leden niet bij de niet-verhurende leden in rekening zullen worden gebracht (…)
2.
De leden van de coöperatie zijn verplicht in de in artikel 3 van het reglement als exploitatiekosten omschreven kosten bij te dragen. (…)
3.
Elk lid is verplicht om met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel zijn deel van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde exploitatierekening bij wijze van voorschot te voldoen aan de coöperatie vóór de eerste werkdag van ieder jaar. (…)
4.
Na afloop van het boekjaar wordt ter berekening van de definitieve bijdrage, door elk lid verschuldigd, door het bestuur een exploitatierekening opgesteld voor dat boekjaar en ter vaststelling aan de algemene vergadering voorgelegd.
5.
Voor zover de definitief berekende bijdrage de voorschotbijdrage zoals bedoeld in lid 3 overtreft, is elk lid (...) verplicht binnen één maand na de vaststelling van de definitieve exploitatierekening door de algemene vergadering dit verschil aan de coöperatie te voldoen, bij gebreke waarvan het betreffende lid, zolang het niet heeft betaald, een direct, en zonder dat enige formaliteit of ingebrekestelling noodzakelijk is, opeisbare boete van (...) € 250,00 verbeurt voor elke maand of een gedeelte van een maand na ommekomst van de vorengenoemde termijn van één maand. Bovendien is hij alsdan over het verschuldigde een rente verschuldigd van 2% per maand, alsmede de volledige buitengerechtelijke (incasso) kosten. (...)
De penningmeester van de Coöperatie, de heer [penningmeester van de Coöperatie], heeft bij brief van 25 september 2007 aan [appellante 4] onder andere het volgende meegedeeld:
“Bijgaand ontvangt u de voorschotnota parkbijdrage 2007. Over een redelijk te achten renovatieperiode hoeft u geen parkbijdrage te betalen. Wij hebben voor de berekening van de hoogte van de parkbijdrage dezelfde maximale tijdslijnen aangehouden als destijds ook voor de andere eigenaren golden, die reeds eerder hebben gerenoveerd.
Voor de renovatie is een periode nodig van maximaal 3,5 maanden (15 weken). U heeft één bungalow gekocht op 21 december 2006. De parkbijdrage 2007 is derhalve verschuldigd vanaf 2 april 2007.”
De overige gedaagden hebben op of omstreeks 25 september 2007 een brief met dezelfde strekking ontvangen.
Op 26 april 2008 heeft de Coöperatie een algemene ledenvergadering (ALV) gehouden. Alle gedaagden waren hierbij vertegenwoordigd door een gevolmachtigde. In de conceptnotulen van deze vergadering – de notulen zijn in een volgende vergadering niet geaccordeerd – is onder andere het volgende te lezen:
“2007
Over de definitieve parkbijdrage is nog geen overleg geweest met de Vereniging van niet verhurende eigenaren. Onder voorbehoud van de uitkomst van dat overleg, wordt de parkbijdrage vastgesteld. Een lid onthoudt zich van stemming.
Vaststelling van het voorschot parkbijdrage 2008
De heer [X.] stelt dat er nog geen overleg met de coöperatie heeft plaatsgevonden. Onder voorbehoud van de uitkomst van dit overleg, gaat de Vereniging van niet verhurende eigenaren akkoord met het voorschot van de parkbijdrage 2008.
De parkbijdrage van 2008 wordt vastgesteld.”
Op 14 november 2009 heeft de Coöperatie een ALV gehouden. In de conceptnotulen is onder andere het volgende te lezen:
“De parkbijdrage inzake het boekjaar 2008 van de verhurende en de niet verhurende leden conform art. 8 lid 1 van de staturen van de coöperatie wordt door de vergadering vastgesteld.”
Op 7 januari 2010 is een buitengewone ALV gehouden. Deze ALV is door een notaris bijgewoond en genotuleerd. De notaris heeft hiervan een proces-verbaal opgemaakt. Hieruit blijkt – kort gezegd – dat eerder genomen besluiten van de ALV van 16 april 2008 en 8 november 2008 door de ALV zijn bevestigd. De voorzitter heeft meegedeeld dat de parkbijdragen 2002 tot en met 2007, alsmede de voorschot parkbijdragen 2008 en 2009 zijn vastgesteld.
Alle gedaagden erkennen op zichzelf enige parkbijdrage verschuldigd te zijn. Gedaagden hebben geweigerd de facturen voor de parkbijdragen 2007 tot en met 2009 volledig te betalen.