Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij op of omstreeks 28 mei 2012 in de gemeente Roermond aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (ribfracturen rechter borstkas in rib 5, 6, 7 en 8 en/of fracturen van de oogkas links, de jukbeenderen links en rechts en de bovenkaak links en rechts en/of fractuur van het heiligbeen (onderdeel bekkenring), doorlopend in het wervelkanaal en links in de 2e, 3e, en 4e sacrale wervel), heeft toegebracht, door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg
- met een bestelbus tegen deze [slachtoffer] is aangereden en
- hij, verdachte, [naam] was van de politie Roermond en
- aangever [slachtoffer] naar aanleiding van vreemd rijgedrag van een achter hem rijdende bestelbus bij een wegversmalling is gestopt en is uitgestapt en zich naar de achter hem eveneens gestopte door verdachte bestuurde bestelbus heeft begeven;
- [slachtoffer] de bestuurder van de bestelbus, verdachte, door het bestuurdersportier van de bestelbus heeft aangesproken;
- verdachte daarop heeft gereageerd door [slachtoffer] als eerste te slaan;
- er vervolgens een slagenwisseling tussen [slachtoffer] en verdachte door het geopende raam van het bestuurdersportier heeft plaatsgevonden;
- verdachte vervolgens achteruit is gereden, terwijl [slachtoffer] aan het portier van de bestelbus hing en klem zat tegen de buitenspiegel;
- [slachtoffer] vervolgens los is gekomen van de achteruit rijdende bestelbus en de bus verder achteruit is gereden;
- [slachtoffer] op de weg stond en verdachte vervolgens vooruit is gereden en [slachtoffer] heeft aangereden ten gevolge waarvan deze ten val is gekomen;
- verdachte vervolgens met zijn bestelbus met voor- en achterwiel over de op de grond liggende [slachtoffer] heen is gereden;
- verdachte vervolgens is uitgestapt en de overreden [slachtoffer] ook nog heeft geschopt en geslagen.
Poging tot doodslag,
- Post 1, verlies wettelijk eigen risico ad € 220,-- : toewijsbaar.
- Post 2, het vrijwillig eigen risico, volgens bijgevoegde nota ad € 500,-- acht het hof - anders dan de verdediging - toewijsbaar. De keuze voor een dergelijk eigen risico is niet onredelijk en deze schade is een rechtstreeks gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
- Als post 3 vordert de benadeelde partij € 1.114,38 ter zake van door zijn verzekeraar Achmea niet vergoede kosten voor een oogprothese. De reden voor niet-vergoeding door Achmea is dat de prothese is gekocht bij een (Belgisch) bedrijf waarmee Achmea geen contract heeft afgesloten, terwijl Achmea wel afspraken heeft met Nederlandse leveranciers in welk geval de prothese volledig wordt vergoed. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in het kader van de schadebeperkingsplicht van de benadeelde partij mag worden verlangd dat zij niet een onnodig dure oplossing kiest. Gelet op dit verweer en op de omstandigheid dat het hof onvoldoende is geïnformeerd over de reden van de benadeelde partij om te kiezen voor de Belgische leverancier, levert de behandeling en beoordeling van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal daarom de vordering van de benadeelde partij wat betreft post 3 niet-ontvankelijk verklaren.
- Van de posten 4 en 5, respectievelijk de natuurgeneeskundige consulten en telefoonkosten, kan het hof de redelijkheid niet beoordelen nu de omvang en de noodzaak van deze posten onvoldoende onderbouwd zijn. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij voor deze posten, nu behandeling en beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, eveneens niet-ontvankelijk verklaren.
- Als post 6 maakt de benadeelde partij aanspraak op de reiskosten die zijn partner heeft gemaakt om hem te bezoeken in het ziekenhuis en in de revalidatiekliniek, bij brief van 18 januari 2013 van de advocaat van de benadeelde partij, derhalve voor de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg, gewijzigd in een bedrag van € 1950,87. Het hof zal deze schadepost toewijzen aangezien dergelijke kosten beschouwd worden als verplaatste schade als bedoeld in artikel 107, Boek 6, van het Burgerlijk Wetboek.
- Als post 8 (er is geen punt 7 opgevoerd) heeft de benadeelde partij vergoeding van de aanschaf van een bril gevorderd. Het hof zal toewijzen een bedrag van € 438,- conform de in eerste aanleg gewijzigde vordering op dit punt.
- Als post 9 heeft de benadeelde partij vergoeding van de aanschaf van een scheerapparaat gevorderd ad € 39,95, omdat verdachte zich na het ongeval niet meer nat kan scheren. Het hof acht dit in redelijkheid gemaakte en redelijke kosten en zal deze schadepost dan ook toewijzen.
- Met betrekking tot post 10 is het hof van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit niet meer in staat is zijn eigen huishouding te voeren, zodat het inschakelen van professionele huishoudelijke hulp redelijk is, terwijl voor de omvang van de schade kan worden uitgegaan van de normbedragen van de Letselschaderaad. Het hof zal de periode dat de benadeelde partij in het ziekenhuis en in de revalidatiekliniek heeft verbleven niet betrekken in de berekening van de omvang van deze schadepost. Het hof gaat bij de berekening uit van een periode van veertien weken (23 juli 2012 tot en met 29 oktober 2012). Derhalve komt voor vergoeding in aanmerking een schadepost van 14 x € 126,-- = € 1.764,--. Het meer gevorderde, te weten € 2.772,-- minus € 1.764,-- zal worden afgewezen.
- Ten aanzien van de posten 11 en 13 (post 12 is op het formulier gereserveerd voor kosten rechtsbijstand), respectievelijk kledingschade (volgens overgelegde kassabonnen ad € 105,84) en opvang katten in kattenpensioen ad € 1400,-- (onderbouwd in de genoemde brief van 18 januari 2013 en niet weersproken), is het hof van oordeel dat deze posten kunnen worden toegewezen. Het hof acht deze kosten redelijk om te maken en ook de omvang van de opgevoerde posten acht het hof redelijk. Het hof zal deze schadepost dan ook toewijzen.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 26.418,66 (zesentwintigduizend vierhonderdachttien euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 6.418,66 (zesduizend vierhonderdachttien euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 26.418,66 (zesentwintigduizend vierhonderdachttien euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 6.418,66 (zesduizend vierhonderdachttien euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
167 (honderdzevenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.