ECLI:NL:GHSHE:2014:1924

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
20-002767-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging en mishandeling van levensgezel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor belaging en herhaalde mishandeling van zijn levensgezel. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een contact- en locatieverbod, evenals reclasseringstoezicht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 140 uur. De advocaat-generaal heeft ook verzocht om toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor immateriële schade en kosten van rechtsbijstand.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waaronder stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij en herhaalde mishandeling. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding in zijn geheel toegewezen, inclusief de kosten van rechtsbijstand.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002767-13
Uitspraak : 20 juni 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 16 augustus 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-820622-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - belaging (feit 1) en herhaalde mishandeling begaan tegen zijn levensgezel (feit 2) veroordeeld tot:
  • een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest alsmede
  • een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod en een behandelverplichting, alsmede reclasseringstoezicht,
waarbij is bepaald dat het contact- en locatieverbod en het op de naleving van de voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De politierechter heeft daarnaast beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd en verdachte ter zake zal veroordelen tot voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een contact- en straatverbod alsmede reclasseringstoezicht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft daarbij verzocht dat het hof zal bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht,
en zal bepalen dat verdachte de kosten voor rechtsbijstand ad € 270,- aan de benadeelde partij dient te betalen.
De raadsvrouwe heeft namens verdachte vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde alsmede ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde periode van 1 juni 2009 tot 1 oktober 2009. Voorts heeft zij een strafmaatverweer gevoerd ten aanzien van de oplegging van bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft zij betoogd dat de vergoeding van immateriële schade dient te worden afgewezen en dat de vordering met betrekking tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand kan worden toegewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 30 oktober 2011 te Valkenswaard, althans in het arrondissement Den Bosch, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte
- voornoemde [naam] (al dan niet via derden) meermalen e-mails en/of brieven gestuurd en/of
- voornoemde [naam] meermalen bezocht op haar werkplek en/of
- voornoemde [naam] veelvuldig gebeld en/of ge-sms’t en/of
- nep Facebook-profielen aangemaakt en zich bij voornoemde [naam] en/of bij vrienden van voornoemde [naam] aangemeld als "vriend" en/of
- vrienden van voornoemde [naam] benaderd met verhalen over [naam] ;
2.
hij meermalen althans eenmaal in of omstreeks de periode van juni 2009 tot 30 juni 2011 te Valkenswaard en/of te Eindhoven en/of te Miami en/of te Oud-Turnhout en/of te Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland en/of België en/of de Verenigde Staten opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam] , tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of aan haar haren heeft getrokken en/of haren uit haar hoofd heeft getrokken en/of tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 23 augustus 2011 tot en met 30 oktober 2011 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam] , met het oogmerk die [naam] , te dwingen iets te doen en/of te dulden, immers heeft hij verdachte
- voornoemde [naam] meermalen e-mails gestuurd en
- voornoemde [naam] veelvuldig gebeld en ge-sms’t en
- nep Facebook-profielen aangemaakt en zich bij voornoemde [naam] en bij vrienden van voornoemde [naam] aangemeld als "vriend" en
- vrienden van voornoemde [naam] benaderd met verhalen over [naam] ;
2.
hij meermalen in de periode van 1 oktober 2009 tot 30 juni 2011 te Valkenswaard en te Eindhoven en te Oud-Turnhout en te Hendrik-Ido-Ambacht, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [naam] , tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken en haren uit haar hoofd heeft getrokken en tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit is door de raadsvrouwe ter terechtzitting in hoger beroep ten verwere de vraag opgeworpen of er wel sprake is geweest van de ingevolge artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht voor belaging vereiste stelselmatigheid. Naar het oordeel van het hof vindt dit verweer, gelet op de aard en de frequentie van de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte, zijn rechtstreekse weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, zodat het verweer wordt verworpen.
Met betrekking tot de aanvang van de onder feit 1 bewezen verklaarde periode heeft het hof in aanmerking genomen dat het de verdachte - op basis van het contact tussen hem en de getuige [naam] (via Facebook) - op 23 augustus 2011 (dossierpagina 96) onmiskenbaar duidelijk moet zijn geweest dat [naam slachtoffer] geen contact meer wilde met de verdachte. Immers, de getuige [naam] (een vriendin van [naam slachtoffer] ) heeft de verdachte op die dag dringend verzocht op geen enkele manier contact te zoeken, aangezien [naam slachtoffer] daardoor compleet overstuur raakt.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

belaging.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het procesdossier en uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 oktober 2009 tot 30 juni 2011 schuldig gemaakt aan herhaalde mishandeling van zijn toenmalige levenspartner, [naam] . Daarbij springt o.a. in het oog dat verdachte tijdens een tweetal ruzies haar tegen het lichaam heeft geschopt. Nadat omstreeks eind juni 2011 de relatie met [naam] verbroken was, heeft verdachte zich gedurende ruim twee maanden schuldig gemaakt aan belaging van deze ex-partner. Door aldus te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en op haar persoonlijke levenssfeer, hetgeen een grote impact heeft gehad op het slachtoffer. Het voorgaande blijkt ook uit de brief d.d. 30 mei 2014 van [naam] , gezondheidszorgpsycholoog alsmede de brief d.d. 27 mei 2014 van [naam] , teamleider bij [naam school] .
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op:
  • het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2014, waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
  • het reclasseringsadvies d.d. 6 augustus 2013 opgemaakt door [naam] (reclasseringswerker).
Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheden dat de bewezen verklaarde feiten reeds enige tijd geleden hebben plaatsgevonden en dat niet is gebleken dat verdachte na 30 oktober 2011 nog contact heeft gezocht met het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de door de eerste rechter opgelegde straf en zal het hof evenals de eerste rechter een taakstraf opleggen voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Met oplegging van daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken dat verdachte na 30 oktober 2011 nog contact heeft gezocht met het slachtoffer en in aanmerking nemende hetgeen de verdachte heeft verklaard omtrent de hulpverlening die hij voor zijn problemen heeft ingeschakeld, ziet het hof, anders dan de advocaat-generaal, geen noodzaak om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade.
Het formulier waarmee de benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd, vermeldt voorts als (eigen bijdrage aan) kosten van rechtsbijstand een bedrag van € 127,- .
De rechtbank heeft de vordering in haar geheel toegewezen, onder veroordeling van de verdachte in de (reeds gemaakte en nog te maken) kosten voor rechtsbijstand en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij is in eerste aanleg geheel toegewezen en duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de vordering zoals die is ingediend in eerste aanleg. De advocaat van de benadeelde partij heeft voorts verzocht de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Anders dan door de raadsvrouwe is betoogd, is naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij [naam] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarbij neemt het hof o.a. de brief d.d. 30 mei 2014 van [naam] , gezondheidszorgpsycholoog, in aanmerking. De vordering zal derhalve geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De advocaat van de benadeelde partij heeft in hoger beroep tevens verzocht de verdachte te veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij (eigen bijdrage kosten rechtsbijstand) in beide instanties, te weten € 127,- in eerste aanleg en € 143,- in hoger beroep. De raadsvrouwe van verdachte heeft verklaard dat deze posten kunnen worden toegewezen.
Het hof wijst dit verzoek toe, zodat de proceskosten van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 270,- ten laste van de verdachte worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 63, 285b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 270,00 (tweehonderdzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam] , een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 20 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Dekking en Mols zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.