ECLI:NL:GHSHE:2014:1922

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
HV 200.148.795_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van Bubble Group Media B.V. en de rol van de curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het faillissement van Bubble Group Media B.V. (BGM). Het faillissement was eerder uitgesproken door de rechtbank Oost-Brabant op 6 mei 2014, waarbij mr. Geurt te Biesebeek was aangesteld als curator. BGM heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de curator te veroordelen in de kosten van beide instanties. De curator heeft geen verweerschrift ingediend, maar was wel aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2014, waar ook andere partijen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van de Belastingdienst.

Het hof heeft vastgesteld dat de curator een opeisbare vordering op BGM heeft van € 302.408, die voortkomt uit een licentieovereenkomst. BGM heeft betwist dat zij in de toestand verkeert te hebben opgehouden te betalen, en heeft aangevoerd dat zij haar handelscrediteuren heeft betaald en dat er geen steunvordering van Bubble Group Holding B.V. meer bestaat. Tijdens de zitting heeft de curator de vordering van BGM bestreden en gesteld dat de schuld aan Bubble Group Holding B.V. niet is kwijtgescholden.

Het hof heeft overwogen dat in faillissementsprocedures de vorderingen van de aanvrager summierlijk moeten worden onderbouwd, en dat BGM de vordering van de curator heeft erkend. Het hof concludeert dat BGM niet in staat is om haar schulden te voldoen, en dat er sprake is van een pluraliteit van schuldeisers. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het faillissement van BGM is bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 26 juni 2014
Zaaknummer: HV 200.148.795/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/277711 FT RK 14/637
in de zaak in hoger beroep van:
Bubble Group Media B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna te noemen: BGM,
advocaat: mr. J.J.S. Bezemer,
tegen
mr. Geurt te Biesebeek,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bubble Group B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: Te Biesebeek/de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 6 mei 2014, waarbij BGM in staat van faillissement is verklaard, met aanstelling van mr. G. te Biesebeek tot curator.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 mei 2014, heeft BGM verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de curator te veroordelen in de kosten van beide instanties.
2.2.
De curator heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Bezemer, advocaat van BGM;
  • de curator.
Ook aanwezig – het betrof hier een gevoegde behandeling met de zaak met zaaknummer
HV 200.145.284/01 – mr. B.J.J. Toonen, mr. L. Soumete en de heer G.J.W.M. Boogmans, namens de Ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en Kleinbedrijf (zij het niet in de hoedanigheid van belanghebbende).
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief d.d. 2 juni 2014 van de advocaat van BGM met als bijlage een vijftal producties;
  • de brief d.d. 3 juni 2014 van de advocaat van BGM met als bijlage het bij voormelde producties behorende V6 formulier;
  • de brief d.d. 3 juni 2014 van de curator met als bijlage het eerste openbare faillissementsverslag met bijbehorende stukken;
  • het faxbericht d.d. 10 juni 2014 van de curator met als bijlage een beslagexploot;
  • het faxbericht d.d. 11 juni 2014 van de curator met als bijlagen het salarisverzoek inclusief de urenspecificaties;
  • de ter zitting in hoger beroep door de advocaat van BGM overgelegde e-mailcorrespondentie.

3.De beoordeling

3.1.
Het faillissement van BGM is aangevraagd door mr. Te Biesebeek, curator in het faillissement van Bubble Group B.V. Mr. Te Biesebeek stelt uit hoofde van zijn curatorschap
een opeisbare vordering op BGM te hebben van in hoofdsom een bedrag van € 302.408,--, te vermeerderen met rente en kosten. Deze vordering zou voortkomen uit een (mondelinge) licentieovereenkomst tussen Bubble Group B.V. als licentiegever en BGM als licentienemer. De gestelde vordering is niet betaald, aldus mr. Te Biesebeek. Daarnaast zou een schuld bestaan aan Bubble Group Holding B.V. Ook die vordering zou niet worden betaald. Bovendien zou uit de (concept) jaarrekening 2012 van BGM blijken dat voor een bedrag van € 4.898,-- aan leveranciers- en handelskredieten openstaat. De toestand te hebben opgehouden te betalen zou blijken uit het feit dat BGM aldus verscheidene opeisbare schulden heeft en niet in staat is haar schuldeisers te voldoen.
Het faillissement van BGM is vervolgens bij het bestreden vonnis uitgesproken.
3.2.
BGM stelt in haar beroepschrift – kort weergegeven – het volgende.
De handelscrediteuren zijn betaald. De (steun)vordering van Bubble Group Holding B.V. bestaat ook niet meer. Er is ook sprake geweest van een vordering van de Ontvanger, maar deze kan niet als steunvordering dienen, omdat er een grotere tegenvordering is. De Ontvanger heeft een vordering op Bubble Group Capital B.V. (hierna: BGC). BGC en BGM behoren tot dezelfde fiscale eenheid, zodat BGM hoofdelijk aansprakelijk is voor de schuld van BGC aan de Ontvanger. De vordering van de Ontvanger op BGC bedraagt ongeveer € 21.000,-- en betreft vennootschapsbelasting. BGC heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het derde en vierde kwartaal van 2013. Deze aangiften resulteren in een teruggaaf van ongeveer € 15.000,-- respectievelijk € 23.000,--. Per saldo heeft BGC dus een vordering op de Ontvanger van ongeveer € 17.000,--. Naast de vordering van de curator, als aanvrager van het faillissement is er derhalve geen andere vordering. BGM verkeert dan ook niet in de toestand te hebben opgehouden te betalen, aldus BGM.
3.3.
Ter zitting in hoger beroep is – voor zover van belang – namens BGM, onder overlegging van stukken, nog het volgende aangevoerd.
[Advies] Advies heeft verklaard geen vordering op BGM te hebben. Bubble Group Holding B.V. en [Advocaten] Advocaten hebben hun vordering op BGM kwijtgescholden. BGC is bereid haar vordering op BGM kwijt te schelden, maar zij is daartoe thans vanwege haar faillissement niet bevoegd.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de curator – kort weergegeven – bestreden dat de schuld van BGM aan Bubble Group Holding B.V. door kwijtschelding is teniet gegaan.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Het hof merkt allereerst het volgende op. In het kader van een faillissementsprocedure als de onderhavige heeft te gelden, dat indien de vorderingen van de faillissementsaanvrager (zeer) summierlijk worden onderbouwd, de wederpartij op zijn beurt in beginsel kan volstaan met een (zeer) summierlijke betwisting. De faillissementsprocedure leent zich niet voor een onderzoek ten gronde; daartoe dient een bodemprocedure te worden aangespannen.
3.5.2.
De opeisbare vordering van de aanvrager van het faillissement, de curator, wordt door BGM erkend. Daarmee is deze vordering komen vast te staan.
3.5.3.
BGM erkent voorts hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor voldoening van de aanslag vennootschapsbelasting van in hoofdsom een bedrag van € 21.082,72 althans ongeveer
€ 21.000,-. ten name van BGC. Daarmee is komen vaststaan dat de Ontvanger een vordering op BGM heeft. Nog daargelaten dat in dezen onvoldoende is gesteld of gebleken op grond waarvan alleen al het bestaan van de gestelde tegenvordering moet worden aangenomen, doet aan deze constatering niet af of BGM een beroep op verrekening toekomt ter zake een mogelijke (tegen)vordering van BGC op de Ontvanger.
3.5.4.
Ter zake de kwijtschelding (onder ontbindende voorwaarden) door Bubble Group Holding B.V. van haar vordering op BGM, overweegt het hof als volgt.
Een kwijtschelding is een tweezijdige rechtshandeling. De schuld gaat bij de kwijtschelding pas teniet, indien het aanbod daartoe wordt aangenomen door de schuldenaar of indien deze het aanbod niet onverwijld afwijst. Blijkens het als productie 5 door de advocaat van BGM overgelegde bewijs van kwijtschelding heeft BGM de kwijtschelding door Bubble Group Holding B.V. aanvaard. Ter zitting in hoger beroep heeft BGM verklaard dat deze aanvaarding heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014, voorafgaande aan de mondelinge behandeling van het verzoekschrift van de curator strekkende tot faillietverklaring van BGM. BGM is bij het bestreden vonnis van 6 mei 2014 in staat van faillissement verklaard. Door de faillietverklaring heeft BGM van rechtswege het beheer en de beschikking over haar vermogen verloren (art. 23 van de Faillissementswet (Fw)). In plaats daarvan heeft de curator het beheer en de beschikking over dat vermogen verkregen (art. 68 Fw). Dit rechtsfeit heeft terugwerkende kracht tot 0.00 uur van de dag van faillietverklaring. Het vorenstaande impliceert dat BGM de kwijtschelding door Bubble Group Holding B.V. op 6 mei 2014 niet rechtsgeldig heeft kunnen aanvaarden. De curator heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd uitdrukkelijk verklaard de kwijtschelding niet namens BGM te hebben aanvaard. De slotsom luidt derhalve dat de (steun)vordering van Bubble Group Holding B.V. niet door kwijtschelding is teniet gegaan.
3.5.5.
Hiermee is het bestaan van (zelfs meer dan) een steunvordering voldoende aannemelijk gemaakt.
3.5.6.
Tot slot dient het hof te beoordelen of BGM verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen.
Zelfs indien rekening wordt gehouden dat het totaal aan schulden inclusief rente en kosten lager moet worden gesteld dan € 467.965,87 omdat [Advies] Advies geen vordering heeft en [Advocaten] Advocaten haar vordering heeft kwijtgescholden, zou toch nog een schuldenlast van circa € 465.000,-- resteren. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de salariskosten van de curator en met de vordering die het OM op BGM pretendeert te hebben van (naar schatting) € 40.000.000,--. Het hof is uitgaande van de inhoud van het door de curator overgelegde – door BGM niet betwiste – faillissementsverslag van oordeel dat BGM niet in staat is om binnen een
korte tijdalle schulden te delgen. BGM beschikt niet over enig actief.
De (kennelijk) enige klant van BGM heeft de overeenkomst met BGM beëindigd. Ten gevolge van deze beëindiging had BGM recht op een afkoopsom, maar daarop is door Justitie beslag gelegd (zie nader het faillissementsverslag d.d. 3 juni 2014, bij 4.1.). BGM heeft (intercompany) vorderingen op Bubble Group Automatic B.V. ad € 8.000,-- en BGC ad € 1.000,--. Daar staan echter (intercompany) schulden van BGM aan Bubble Group Holding B.V. ad € 139.900,32, aan Bubble Group B.V. ad € 302.407,50 en aan Bubble B.V. ad
€ 50,-- tegenover. Het hof concludeert op grond van het voorgaande derhalve dat BGM thans verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen.
3.6.
Het hof concludeert dat de vordering van de aanvrager summierlijk aannemelijk is, dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat BGM verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep dan ook bekrachtigen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, C.N.M. Antens en J.F.M. Pols en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2014.