Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Coöperatieve Rabobank [vestiging] U.A.,gevestigd te [vestigingsplaats],
Rabo Financieringsmaatschappij B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2627532 CV EXPL 13-8489)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- dat de Rabobank en [geïntimeerde] een kredietvergoeding en vertragingsvergoeding als hiervoor in 4.5 onder a. en b. omschreven zijn overeengekomen als neergelegd in de Overeenkomst Doorlopend krediet respectievelijk de bijbehorende algemene voorwaarden onder punt 7 (productie 1 appeldagvaarding);
- dat de Rabobank deze overeengekomen kredietvergoeding c.q. vertragings-vergoeding ook heeft gevorderd;
- dat [geïntimeerde] en Rabobank onder punt 16 van de algemene voorwaarden (prod. 1 appeldagvaarding) een vervroegd opeisingsbeding zijn overeengekomen dat voldoet aan de hiervoor in 4.4. omschreven eisen;
- dat [geïntimeerde] bij brief van 27 september 2012 (productie 2 inleidende dagvaarding) door de Rabobank is aangeschreven over de toen aan de orde zijnde betalingsachterstand;
- dat [geïntimeerde] bij brief van 4 december 2012 (prod. 2 inleidende dagvaarding) door Rabobank in gebreke is gesteld waarbij een (laatste) termijn van 14 dagen voor betaling is gegund en [geïntimeerde] tevens is gewezen op de gevolgen van niet (tijdig) betalen, waaronder het geheel opeisbaar worden van het restantsaldo;
- dat [geïntimeerde] op dat moment meer dan twee maanden achterstallig was in de betaling van een vervallen termijn;
- dat [geïntimeerde] na de ingebrekestelling niet tot betaling is overgegaan;
- dat Rabobank bij brief van 28 januari 2013 (prod. 2 inleidende dagvaarding) het saldo van het uitstaande krediet ineens heeft opgeëist;
- dat Rabobank en [geïntimeerde] vervolgens telefonisch een betalingsregeling van € 200,-- per maand zijn overeengekomen, die Rabobank schriftelijk heeft bevestigd bij brief van 26 februari 2013 (prod. 2 inleidende dagvaarding);
- dat [geïntimeerde] deze betalingsregeling, op één betaling op 30 januari 2013 na, niet is nagekomen en Rabobank deze regeling, na sommatie d.d. 8 april 2013 (prod. 2 inleidende dagvaarding), heeft beëindigd bij brief van 17 juni 2013 (prod. 2 inleidende dagvaarding);
- dat [geïntimeerde] bij brief van 22 juli 2013 (prod. 2 inleidende dagvaarding) nogmaals door Rabobank is gesommeerd over te gaan tot betaling en betaling is uitgebleven;
- dat het uitstaande debetsaldo op 1 november 2013 € 20.364,80 bedroeg en Rabobank [geïntimeerde] op 9 december 2013 heeft gedagvaard.