In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Proximedia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Proximedia had een overeenkomst voor informaticaprestaties gesloten met een eenmanszaak van de geïntimeerde, die later werd omgevormd tot een vennootschap onder firma. De overeenkomst had een looptijd van 48 maanden en bevatte bepalingen over ontbinding en een ontbindingsvergoeding. Proximedia vorderde betaling van een bedrag dat voortvloeide uit deze overeenkomst, maar de geïntimeerde stelde dat zij had gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst en dat deze vernietigd moest worden. De rechtbank honoreerde het beroep op dwaling en wees de vorderingen van Proximedia af, terwijl de geïntimeerde in reconventie werd veroordeeld tot betaling aan Proximedia. Proximedia ging in hoger beroep, waarbij zij de vernietiging van de overeenkomst aanvocht en stelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de overeenkomst vernietigd moest worden. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Proximedia, waarbij het hof de gelegenheid biedt om te reageren op de stellingen van de geïntimeerde over dwaling en mededelingsverplichtingen. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.