Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man],wonende te [woonplaats],
[de vrouw],wonende te [woonplaats],
1.[de man],wonende te [woonplaats],
[de vrouw],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/12/84521/HA ZA 12-179)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
2. De feitenvastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
- voor recht verklaard dat de aan [appellant] in eigendom toebehorende oprit is bestemd tot buurweg als bedoeld in artikel 719 BW (oud);
- [appellant] veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,-- per dag met een maximum van € 5.000,-- het in december 2011 geplaatste hek, voor zover dat het ongehinderd gebruik van de oprit door [geïntimeerde] om met een auto en/of aanhanger van en naar de achter de woning van [geïntimeerde] gelegen tuin te komen en te gaan (naar het hof begrijpt:) belemmert, te verwijderen en verwijderd te houden;
- [appellant] veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag met een maximum van € 1.000,-- medewerking te verlenen aan de vastlegging van het recht van buurweg in een notariële akte;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
- [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
“voetpaden, dreven of wegen aan verscheidenen geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelfde bestemd zijn geweest.”