Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[de man],
[de vrouw],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer: 79968/HA ZA 11-356)
2.Het geding in hoger beroep
3. De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
intercoolersen
aftercoolers. De eerdere revisies/vervanging hebben geen bijdrage geleverd aan de oplossing. CCA heeft bij factuur van 25 juli 2010 een bedrag van € 5.224,22 voor het leveren van twee brandstofpompen aan AGS NV in rekening gebracht. Op 9 februari 2011 is CCA zonder toestemming van [appellant 1] aan boord van het motorjacht gegaan en heeft zij de injectiepomp met toebehoren gedemonteerd. De advocaat van AGS NV heeft bij CCA bij brief van 11 februari 2011 bezwaar gemaakt tegen de factuur van CCA en haar gesommeerd tot terugplaatsen van de brandstofpomp. Volgens [appellant 1] lag de oorzaak van de overmatige roetvorming bij de vervuiling van de
intercoolersen
aftercoolers, waarvan de reiniging behoort tot de normale onderhoudswerkzaamheden, en niet bij de verstuivers en de brandstofpompen. CCA is volgens [appellant 1] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens hem en heeft CCA onrechtmatig gehandeld door de brandstofpomp te verwijderen.
- een verklaring voor recht dat de overeenkomsten van opdracht tot onderhoud en reparatie vanaf mei 2010 zijn ontbonden, althans deze te ontbinden;
- een verklaring voor recht dat CCA onrechtmatig heeft gehandeld door op 9 februari 2011 de motor van de boot van [appellant 1] te demonteren;
- veroordeling van CCA tot betaling van € 39.819,46 aan schadevergoeding € 9.427,04 wegens het plaatsen van een nieuwe brandstofpomp, € 45.150,= aan kosten huur van een vervangende boot, de schoonmaakkosten, nader op te maken bij staat, en € 1.788,= aan buitengerechtelijke kosten, in totaal € 96.184,50, vermeerderd met wettelijke rente;
- veroordeling van CCA in de proceskosten met nakosten.
al haar contractuele en buitencontractuele vorderingen ten bedrage van € 96.184,50 (te vermeerderen met rente en kosten) die zij heeft op CCA Yachtservice B.V. ter zake van onderhoud, dat niet beantwoordt aan de overeenkomst, en het - onrechtmatig - demonteren en onklaar maken van het motorjacht, type Fairline Squadron 47’. In de preambule is opgenomen dat [appellant 1] zich realiseert appellante sub 2 ‘
als eigenaresse van het motorjacht tevens een zelfstandig re cht op schadevergoeding heeft wegens het onrechtmatig uitoefenen van het retentierecht door CCA Yachtservice’. Van deze cessie heeft [appellant 1] bij de memorie van grieven, derhalve op 15 januari 2013, aan CCA kennis gegeven. CCA heeft de rechtsgeldigheid van de cessie niet betwist, maar zij stelt zich op het standpunt dat hieruit blijkt dat de vorderingen van [appellant 1] in eerste aanleg terecht zijn afgewezen. Volgens CCA vloeit hier ook uit voort dat de grief van [appellant 1] moet worden verworpen. Op dit laatste komt het hof hierna terug.
allevorderingen zoals door hem in eerste aanleg ingesteld en die hiervoor onder 4.4 zijn samengevat, toentertijd aan AGS NV toekwamen. Dat lijkt evenwel niet in overeenstemming met zijn stelling dat appellante sub 2 destijds eigenaresse van het jacht was. De vraag is dan jegens wie in de visie van [appellant 1] door CCA onrechtmatig is gehandeld, jegens AGS NV of jegens appellante sub 2. De tweede verklaring voor recht die [appellant 1] vordert, laat dat in het midden, terwijl de daarmee samenhangende vordering tot schadevergoeding onderdeel uitmaakt van het totaalbedrag van € 96.184,50 dat kennelijk eerst geheel onder het vorderingsrecht van AGS NV viel en eerst nu, als gevolg van de cessie, onder het vorderingsrecht van [appellant 1]. In zijn memorie van grieven behandelt [appellant 1] de verschillende onderdelen van zijn vorderingen op dezelfde wijze als in eerste aanleg, dat wil zeggen als
eigenvorderingen, terwijl de cessie impliceert dat het steeds gaat om vorderingen van AGS NV die aan [appellant 1] zijn overgedragen. [appellant 1] zal hierover duidelijkheid moeten verschaffen. Het hof zal hem daartoe in de gelegenheid stellen.
aan beide zijdenop dezelfde datum. Partijen kunnen vervolgens, en dan eveneens op dezelfde datum, over en weer een antwoordmemorie nemen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
5.De uitspraak
aan beide zijdenmet het hiervoor onder 4.11 ([appellant 1]) en 4.12 (CCA) vermelde doel;