4.9.Het hof overweegt het volgende.
4.9.1.Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat voor toewijzing van het verzoek tot heropening van de vereffening voldoende is dat de gestelde vordering en/of bate voldoende aannemelijk is om toewijzing van het verzoek te rechtvaardigen en dat de rechter met terughoudendheid dient te toetsen of aan dit vereiste is voldaan (HR 11 oktober 1991, NJ 1992, 132 en Hoge Raad 2 oktober 1998, NJ 1999, 194).
4.9.2.Het hof is van oordeel – anders dan door BMI BV bepleit – dat uit de tekst van artikel 2:23c lid 1 BW volgt dat (in dit geval) voldoende is dat [appellant] aannemelijk maakt dat hij een vordering op Central Buyers heeft. Hij hoeft daarnaast niet tevens aannemelijk te maken dat ook sprake is van een mogelijke bate. In lid 1 van genoemd artikel staat immers dat de rechtbank de vereffening kan heropenen “indien (…) nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt
of(onderstreping hof) van het bestaan van een bate blijkt.”
4.9.3.De vordering van [appellant] op Central Buyers uit hoofde van het vonnis van de rechtbank van 20 mei 2009 (zie hiervoor onder 3.5.) wordt door BMI B.V. erkend. Daarmee staat deze vordering vast.
4.9.4.Hoewel het hof van oordeel is dat [appellant] niet tevens hoeft aan te tonen dat sprake is van een bate, is heropening van de vereffening natuurlijk weinig zinvol als uiteindelijk van uitbetaling van een (deel van de) schadevergoeding aan [appellant] geen sprake kan zijn, omdat Central Buyers geen baten heeft. Dit zou kunnen betekenen dat [appellant] geen belang heeft bij heropening van de vereffening. Deze overweging staat echter evenmin aan heropening in dit geval in de weg. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
4.9.5.Allereerst is niet – althans onvoldoende – gesteld of gebleken dat Central Buyers op het tijdstip van haar ontbinding, geen baten (activa) had.
4.9.6.Of Central Buyers op het tijdstip van haar ontbinding baten (activa) had, dient in de eerste plaats te blijken uit de slotbalans per de datum van ontbinding, dan wel uit de jaarstukken van het boekjaar waarin de ontbinding plaatsvond.
Noch de slotbalans per 1 oktober 2007 – de datum van de ontbinding van Central Buyers – noch de jaarstukken 2007 – het boekjaar waarin de ontbinding van Central Buyers plaatsvond – zijn, zo al opgemaakt, – BMI B.V. moest het antwoord daarop ter zitting in hoger beroep desgevraagd schuldig blijven – in deze procedure overgelegd.
4.9.7.[appellant] heeft (als bijlage 16 bij het beroepschrift) overgelegd:
- de balans na winstbestemming van Central Buyers per 31 december van de jaren 2000, 2001, 2005 en 2006;
- de toelichting op de respectieve balansen;
- de jaarrekeningen van Central Buyers van 2003 en 2004,
een en ander zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.
De jaarrekeningen omvatten de balans na winstbestemming van Central Buyers
per 31 december 2003 respectievelijk 31 december 2004. De jaarrekeningen vermelden dat
er (in 2003 en 2004) geen winst- en verliesrekening van Central Buyers is.
4.9.8.Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt het volgende:
i. het eigen vermogen van Central Buyers bedroeg per 31 december van het jaar
2004 € 32.437,--;
2005 € 67.804,--;
2006 € 67.620,--;
per 31 december 2005 was sprake van een ‘winstverdeling vorig
boekjaar’ – en derhalve van een winst in 2004 – van € 42.850,--
in 2005 werd een winst (‘resultaat boekjaar’) behaald van € 35.367,--
(gelijk aan de post ‘winstbestemming’ per 31 december 2006).
4.9.9.Hoe de (schijnbare) tegenstelling tussen de financiële gegevens ad i) tot en met iii) enerzijds en de stelling van BMI B.V. dat Central Buyers structureel verliesgevend was, anderzijds, zich laat verklaren, is ter zitting in hoger beroep van de zijde van BMI B.V. desgevraagd onopgehelderd gebleven.
4.9.10.Op grond van de balans na winstbestemming per 31 december 2006 kan worden geconcludeerd dat er in ieder geval op 31 december 2006 nog baten waren bij Central Buyers. Waaraan dit batig saldo naderhand is besteed – uitgaande van de juistheid van de stelling van BMI B.V. dat ten tijde van de liquidatie van (de onderneming gedreven door) Central Buyers geen baten (activa) aanwezig waren – is – ook na navraag bij BMI B.V. ter zitting in hoger beroep – volstrekt onduidelijk.
4.9.11.Het is voorts onaannemelijk dat de schulden de baten van Central Buyers op het moment van haar ontbinding overtroffen, omdat het alsdan voor de hand had gelegen, mede in het licht van de nog - sinds 2000 - lopende kennelijk onredelijk ontslagprocedure, dat aangifte tot Central Buyers’ faillietverklaring was gedaan op de voet van artikel 2:23a lid 4 BW, hetgeen niet is geschied om redenen die – ook ter zitting in hoger beroep – van de zijde van BMI B.V. onopgehelderd zijn gebleven. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat uit de statuten van Central Buyers (bijlage 2 bij productie 28 bij de akte overlegging producties van 21 mei 2014 zijdens [appellant]) blijkt dat ingevolge artikel 14 lid 4 de liquidatie (= vereffening als bedoeld in artikel 2:23a BW) van de vennootschap geschiedt door het bestuur, tenzij de algemene vergadering anders bepaalt. Uit bijlage 3 bij genoemde productie (het besluit van 12 september 2007) blijkt niet dat de algemene vergadering anders heeft bepaald, zodat op het bestuur (“de directie”) de taak van vereffenaar kwam te rusten en dus ook de verplichting uit hoofde van artikel 2:23a lid 4 BW.
4.9.12.Het hof is dan ook (marginaal toetsend, zie hiervoor onder 3.9.1.) van oordeel dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er op het moment van ontbinding van Central Buyers op 1 oktober 2007 sprake was van enige bate.
4.9.13.Ten slotte kan de vereffening worden heropend, zo blijkt uit de toelichting op artikel 2:23c BW, indien het herleven van de rechtspersoon noodzakelijk is voor het verrichten van een (rechts)handeling door deze rechtspersoon.
4.9.14.Via heropening van de vereffening van Central Buyers wenst [appellant] afgifte te bewerkstelligen van zijn (originele) pensioen- c.q. levensverzekeringspolis, benodigd om zijn pensioenaanspraken op 1 februari 2015 te kunnen verzilveren, aldus [appellant].
4.9.15.Hoewel door BMI B.V. aldus is gesteld, is geenszins komen vast te staan dat de verzekeraar (Legal & General Nederland Levensverzekering Maatschappij N.V., hierna: Legal & General) bereid zal zijn ook zonder de originele pensioen- c.q. levensverzekeringspolis van [appellant] tot uitkering van diens pensioenaanspraken over te gaan.
4.9.16.Daarbij komt dat namens BMI B.V. ter zitting in hoger beroep zelf de vraag is opgeworpen of Legal & General tot uitkering aan [appellant] zal willen overgaan nu Central Buyers niet meer bestaat.