ECLI:NL:GHSHE:2014:1813

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
HD 200.124.160_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste betekening en herstelexploot in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingeleid door [appellant] tegen [geïntimeerde]. De zaak was ontstaan uit een verstekvonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Middelburg, dat op 14 januari 2013 was gewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C.F. Berkhof, had op 12 februari 2013 een dagvaarding in hoger beroep uitgebracht. De geïntimeerde was echter niet verschenen en had geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland.

Het hof constateerde dat de dagvaarding in hoger beroep door een Belgische deurwaarder was betekend aan de procureur des Konings te Brussel. Echter, de deurwaarder had zich gebaseerd op artikel 10 van de Verordening 1393/2007, terwijl de geïntimeerde sinds 11 januari 2013 geen bekende woon- of verblijfplaats had. Het hof oordeelde dat de Verordening niet van toepassing was en dat de dagvaarding op grond van artikel 54 lid 2 Rv aan het parket van het openbaar ministerie had moeten worden betekend. Tevens had een uittreksel van het exploot openbaar bekendgemaakt moeten worden.

Als gevolg van deze onjuiste betekening, besloot het hof dat [appellant] op zijn kosten een herstelexploot moest uitbrengen. Het hof gaf aan dat de zaak opnieuw op de rol zou komen en dat [appellant] de roldatum moest aanzeggen aan [geïntimeerde] met herstel van het gebrek. Het hof hield iedere verdere beslissing aan, maar gaf aan dat het niet aannemelijk was dat het exploot [geïntimeerde] niet had bereikt, ondanks de onjuiste betekening.

De uitspraak werd gedaan op 17 juni 2014, waarbij het hof de zaak naar de rol verwees voor verdere behandeling op 14 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.124.160/01
arrest van 17 juni 2014
in de zaak van
[de man], voorheen h.o.d.n. [Advocaten] Advocaten,
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. A.C.F. Berkhof te Goes,
tegen
[de man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
geïntimeerde,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 februari 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Middelburg gewezen verstekvonnis van 14 januari 2013 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 247647/12-5307)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met grief en producties;
- de akte overlegging producties van [appellant].
Het hof heeft arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grief wordt verwezen naar de dagvaarding in hoger beroep.

4.De beoordeling

4.1.
De dagvaarding in hoger beroep is door de Belgische deurwaarder betekend aan de procureur des Konings te Brussel. De deurwaarder heeft zich gebaseerd op artikel 10 van de Verordening 1393/2007 inzake de betekening en kennisgeving van stukken (hierna de Verordening). Uit de akte van betekening d.d. 21 maart 2013 volgt echter dat [geïntimeerde] sinds 11 januari 2013 geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten België heeft. In artikel 1 van de Verordening is bepaald dat deze niet van toepassing is indien het adres van degene aan wie moet worden betekend onbekend is. In het onderhavige geval is de Verordening dan ook niet van toepassing. De dagvaarding in hoger beroep had op grond van artikel 54 lid 2 Rv moeten worden betekend aan het parket van het openbaar ministerie bij het gerecht waar de zaak dient. Daarnaast had een uittreksel van het exploot openbaar bekend gemaakt moeten worden. Nu dit niet is gebeurd, zal het hof op grond van artikel 121 lid 2 Rv aan [appellant] bevelen om, op zijn kosten, een herstelexploot uit te brengen. [appellant] zal vervolgens dit exploot bij akte op genoemde roldatum in het geding brengen. De zaak wordt naar de rol verwezen.
4.2.
Het hof overweegt nog dat in het onderhavige geval geen aanleiding wordt gezien de nietigheid van het exploot uit te spreken op grond van artikel 121 lid 3 Rv. Het hof acht het, voor zover het exploot [geïntimeerde] niet heeft bereikt, vooralsnog niet aannemelijk dat het exploot hem niet heeft bereikt
als gevolg vanhet gebrek, te weten de onjuiste betekening aan de procureur des Konings in Brussel.
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 oktober 2014;
beveelt [appellant] om deze roldatum bij exploot aan [geïntimeerde] aan te zeggen met herstel van het gebrek op kosten van [appellant];
bepaalt dat [appellant] tevens het herstelexploot op 14 oktober 2014 bij akte in het geding zal brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, L.R. van Harinxma thoe Slooten en R.R.M. de Moor en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 juni 2014.