ECLI:NL:GHSHE:2014:1805

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
20-001297-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en mishandeling van ambtenaren in functie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor vernieling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling van een ambtenaar in functie en wederspannigheid. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en had ook beslissingen genomen over schadevergoeding voor benadeelde partijen en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte had zich verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren en had hen bedreigd met de dood. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een ruit had beschadigd, meerdere politieambtenaren had bedreigd en een ambtenaar had mishandeld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001297-13
Uitspraak : 11 juni 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 8 april 2013, parketnummer 04-860116-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 04-650233-08, 04-860366-10 en 04-860556-09, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - vernieling (feit 1), bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd (feit 2), mishandeling van een ambtenaar in functie (feit 3) en wederspannigheid (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partijen en de tenuitvoerlegging gelast van 2 weken jeugddetentie (parketnummer 04-650233-08),
4
weken gevangenisstraf (parketnummer 04-860556-09) en 57 dagen gevangenisstraf (parketnummer 04-860366-10).
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met verbetering van de strafmaatmotivering in verband met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 maart 2012 in de gemeente Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van het pand [adres] te Venlo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2012 in de gemeente Venlo [slachtoffer 1] (verbalisant van politie) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 3] (arrestantenverzorger van politie) en/of [slachtoffer 4](arrestantenverzorgster van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] en/of voornoemde [slachtoffer 3] en/of voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
- " Ik maak jullie allemaal kapot, ik weet jullie te vinden, ik schiet jullie alle vier kapot, wacht maar tot ik vrij kom, ik maak hier werk van." en/of
- " Als ik vrij ben dan kom ik terug naar Venlo. Ik schiet jullie dan kapot. Ik schiet jullie alle vier kapot. Ik weet jullie wel te vinden. Ik maak jullie allemaal kapot." en/of
- " Wacht maar als ik vrij kom, dan schiet ik jullie allemaal kapot, ik weet jullie wel te vinden.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 4 maart 2012 in de gemeente Venlo, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] (arrestantenverzorgster van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, tegen haar onderrug heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 4 maart 2012 in de gemeente Venlo, toen aldaar dienstdoende politieambtena(a)r(en), [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit (artikel 350 Wetboek van Strafrecht), had(den) aangehouden en [slachtoffer 1] (verbalisant van politie) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie had(den) overgebracht naar het politiebureau (te Venlo), zich met geweld tegen [slachtoffer 1] (verbalisant van politie) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 3] (arrestantenverzorger van politie) en/of [slachtoffer 4] (arrestantenverzorgster van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening bij de insluitingsfouillering en/of bij het overbrengen naar de cel heeft verzet door te rukken en/of te trekken en/of bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 4 maart 2012 in de gemeente Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van het pand [adres] te Venlo), toebehorende aan [bedrijf], heeft beschadigd;
2.
hij op 4 maart 2012 in de gemeente Venlo [slachtoffer 1] (verbalisant van politie) en [slachtoffer 2](hoofdagent van politie) en [slachtoffer 3] (arrestantenverzorger van politie) en [slachtoffer 4] (arrestantenverzorgster van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 3] en voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
- " Ik maak jullie allemaal kapot, ik weet jullie te vinden, ik schiet jullie alle vier kapot, wacht maar tot ik vrij kom, ik maak hier werk van." of
- " Als ik vrij ben dan kom ik terug naar Venlo. Ik schiet jullie dan kapot. Ik schiet jullie alle vier kapot. Ik weet jullie wel te vinden. Ik maak jullie allemaal kapot." of
- " Wacht maar als ik vrij kom, dan schiet ik jullie allemaal kapot, ik weet jullie te vinden.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 4 maart 2012 in de gemeente Venlo, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] (arrestantenverzorgster van politie), gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, tegen haar onderrug heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 4 maart 2012 in de gemeente Venlo, toen aldaar dienstdoende politieambtenaren [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit (artikel 350 Wetboek van Strafrecht), hadden aangehouden en [slachtoffer 1] (verbalisant van politie) en [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie hadden overgebracht naar het politiebureau (te Venlo), zich met geweld tegen [slachtoffer 1] (verbalisant van politie) en [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 3] (arrestantenverzorger van politie) en [slachtoffer 4] (arrestantenverzorgster van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, bij de insluitingsfouillering en bij het overbrengen naar de cel heeft verzet door te bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

wederspannigheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich, nadat hij was aangehouden voor het beschadigen van een ruit, verzet tegen opsporingsambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Daarbij heeft hij één arrestantenverzorgster mishandeld en meerdere politiemedewerkers bedreigd.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat onderhavige feiten zeer ernstig zijn, te meer daar het geweld en bedreiging met geweld betreft gericht tegen gezagsdragers.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij enerzijds meegewogen dat verdachte, blijkens een hem betreffend psychologisch rapport d.d. 19 juni 2012, verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten. Anderzijds heeft het hof meegewogen dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2014, reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld en voorts de onderhavige feiten heeft gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep van soortgelijke feiten.
Alles overwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2
maanden passend en geboden.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd betreffende de persoon van verdachte, ziet het hof geen aanleiding om hier in strafmatigende zin van af te wijken. Ook is naar het oordeel van het hof een voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging bepleit, niet meer aan de orde. Verdachte heeft reeds meerdere kansen gehad om zijn leven te beteren, doch hij heeft deze kansen, gezien de omtrent hem opgemaakte reclasseringsrapporten en psychologische rapportage, tot op heden niet benut.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 75,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van verdachtes onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 04-650233-08
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Limburg van 6 maart 2012, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te Roermond van 8 april 2009 onder parketnummer 04-650233-08 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 04-860366-10
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Limburg van 6 maart 2012, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Roermond van
3 september 2010 onder parketnummer 04-860366-10 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 04-860556-09
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Limburg van 6 maart 2012, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Roermond van
22 maart 2010 onder parketnummer 04-860556-09 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77dd, 180, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]ter zake van het onder 2, 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Kinderrechter te Roermond van 8 april 2009, parketnummer 04-650233-08, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Roermond van 3 september 2010, parketnummer 04-860366-10, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Roermond van 22 maart 2010, parketnummer 04-860556-09, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Aldus gewezen door
mr. P.M. Frielink, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. H. Eijsenga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 11 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.