In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor de brand die op 28 november 2007 heeft plaatsgevonden in een woning te Wijk. [appellant], de eigenaar van het pand, had een gedeelte van het pand verhuurd aan [geïntimeerde], de zus van [appellant]. De brand ontstond terwijl [geïntimeerde] niet thuis was, en [appellant] stelt dat de brand is ontstaan doordat [geïntimeerde] de woning onbeheerd heeft achtergelaten met pannen op het vuur. [appellant] was verzekerd bij Delta Lloyd en heeft een schadevergoeding ontvangen van ruim € 140.000, maar stelt [geïntimeerde] aansprakelijk voor de overige schade van € 598.109,=.
De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door de woning te verlaten terwijl er pannen op het vuur stonden. Dit oordeel is gebaseerd op getuigenverklaringen en rapporten van deskundigen. Echter, het hof heeft in hoger beroep twijfels over de vaststelling van de oorzaak van de brand. De deskundigenrapporten zijn niet eenduidig en er zijn verschillende verklaringen over de omstandigheden van de brand. Het hof heeft besloten om een deskundige in te schakelen om de vraag te beantwoorden of de brand daadwerkelijk is veroorzaakt door het gedrag van [geïntimeerde].
De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [appellant] en verdere beslissingen zijn aangehouden. Het hof heeft benadrukt dat het aan [appellant] is om het bewijs van de gestelde toedracht van de brand te leveren, en dat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] alleen kan worden vastgesteld als dit bewijs geleverd kan worden. De uitspraak van het hof is gedaan op 17 juni 2014.