Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1],
2. [appellante 2],
3. [appellante 3],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 836397/rolnummer 12-5809)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- de contractuele boete, vermeld in artikel 5.3 van de huurovereenkomst, berekend over de periode van het einde van de huurovereenkomst tot de uiteindelijke oplevering (4);
- de buitengerechtelijke incassokosten (6);
- de proceskosten (7).
in die staatis teruggegeven, is de boete verschuldigd, aldus [appellanten] Volgens de Gemeente ziet het boetebeding alleen op het in gebruik teruggeven van het perceel zodat de verhuurder hier weer over kon beschikken en niet tevens op de verplichting om het op te leveren in de staat als vermeld in artikel 5.1. Voor dat laatste is in artikel 5.2 een regeling getroffen. De kantonrechter heeft in het vonnis van 6 december 2012 de lezing van de Gemeente gevolgd. Een taalkundige uitleg van artikel 5 van de huurovereenkomst brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat de Gemeente alleen de boete van artikel 5.3 verschuldigd is wanneer zij het perceel na het einde van de overeenkomst niet direct in gebruik teruggeeft. Een verband met de staat van oplevering is in artikel 5.3 niet gelegd en dat hebben [appellanten] er ook niet in mogen lezen, nu de sanctie op het niet correct opleveren, te weten verhaal van kosten, in artikel 5.2 is opgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt de uitleg van [appellanten] tot ongerijmde conclusies. Nu de Gemeente het perceel per 31 december 2011 heeft teruggegeven, zoals blijkt uit de brief van de Gemeente van 28 december 2011 waarin dit uitdrukkelijk is vermeld, is de Gemeente aan [appellanten] geen boete verschuldigd. Op grond hiervan heeft de kantonrechter dit onderdeel van de vordering van [appellanten] afgewezen.
5.De uitspraak
woensdagenin de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;