In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De verdachte was eerder veroordeeld voor de vernieling van een voordeurruit en kreeg een werkstraf van 10 uren, subsidiair 5 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar de wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep was overschreden. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was, gezien de chronische psychotische toestand van de verdachte, zoals vastgesteld door deskundigen. De verdachte was ten tijde van de betekening van het vonnis niet in staat om te beoordelen of hoger beroep moest worden ingesteld.
Het hof heeft het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een ruit heeft vernield, maar heeft ook geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en dat haar psychische toestand op het moment van het delict zodanig was dat haar het feit niet kon worden toegerekend. De deskundigen hebben de verdachte als ontoerekeningsvatbaar beoordeeld.
Op basis van deze bevindingen heeft het hof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De beslissing is gegrond op de artikelen 39 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de verdachte niet strafbaar verklaard en haar van alle rechtsvervolging ontslagen, waarmee het hof recht heeft gedaan aan de bijzondere omstandigheden van de zaak.