In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de huidige bewindvoerder, [voormalig bewindvoerder], is ontslagen en GGN Bewindvoering is benoemd als opvolgend bewindvoerder. De beschikking van de rechtbank dateert van 17 januari 2014. [Appellant] verzoekt in zijn beroepschrift om schorsing van de werking van de beschikking en om opheffing van het bewind over zijn goederen, omdat hij van mening is dat de redenen voor het instellen van het bewind niet meer aanwezig zijn. Hij stelt dat hij succesvol in behandeling is geweest voor zijn verslavingsproblematiek en dat zijn persoonlijke situatie is verbeterd. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 april 2014, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Boemaars, en de voormalig bewindvoerder werd gehoord. GGN Bewindvoering was niet ter zitting aanwezig.
Het hof overweegt dat sinds 1 januari 2014 nieuwe wettelijke bepalingen gelden voor beschermingsbewind. Het hof is van oordeel dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de redenen voor de onderbewindstelling niet meer bestaan. Hij heeft nagelaten om bewijs te leveren van zijn persoonlijke groei en herstel, wat voor zijn rekening en risico komt. Het verzoek tot opheffing van het bewind wordt dan ook afgewezen.
Daarnaast wordt het verzoek van [appellant] om de beschikking te vernietigen ten aanzien van het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en de benoeming van GGN Bewindvoering afgewezen. Het hof concludeert dat het ontslag op verzoek van de bewindvoerder is verleend en dat er geen inhoudelijke bezwaren zijn tegen de benoeming van GGN Bewindvoering. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, waarmee de eerdere beslissing wordt gehandhaafd.