ECLI:NL:GHSHE:2014:1765

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
HV 200.141.988_01 en 02.
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering en ontslag bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de huidige bewindvoerder, [voormalig bewindvoerder], is ontslagen en GGN Bewindvoering is benoemd als opvolgend bewindvoerder. De beschikking van de rechtbank dateert van 17 januari 2014. [Appellant] verzoekt in zijn beroepschrift om schorsing van de werking van de beschikking en om opheffing van het bewind over zijn goederen, omdat hij van mening is dat de redenen voor het instellen van het bewind niet meer aanwezig zijn. Hij stelt dat hij succesvol in behandeling is geweest voor zijn verslavingsproblematiek en dat zijn persoonlijke situatie is verbeterd. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 april 2014, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Boemaars, en de voormalig bewindvoerder werd gehoord. GGN Bewindvoering was niet ter zitting aanwezig.

Het hof overweegt dat sinds 1 januari 2014 nieuwe wettelijke bepalingen gelden voor beschermingsbewind. Het hof is van oordeel dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de redenen voor de onderbewindstelling niet meer bestaan. Hij heeft nagelaten om bewijs te leveren van zijn persoonlijke groei en herstel, wat voor zijn rekening en risico komt. Het verzoek tot opheffing van het bewind wordt dan ook afgewezen.

Daarnaast wordt het verzoek van [appellant] om de beschikking te vernietigen ten aanzien van het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en de benoeming van GGN Bewindvoering afgewezen. Het hof concludeert dat het ontslag op verzoek van de bewindvoerder is verleend en dat er geen inhoudelijke bezwaren zijn tegen de benoeming van GGN Bewindvoering. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, waarmee de eerdere beslissing wordt gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 juni 2014
Zaaknummer: HV 200.141.988/01 en HV 200.141.988/02
Zaaknummer eerste aanleg: 2158563 BM VERZ 13-519
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. T.H.J. van Beek.
Als belanghebbenden in deze zaak kunnen worden aangemerkt:
  • mevrouw [voormalig bewindvoerder], h.o.d.n. Bureau Budgetmanagement & Consultancy, de voormalig bewindvoerder (hierna: [voormalig bewindvoerder]);
  • GGN Bewindvoering B.V., opvolgend bewindvoerder (hierna: GGN Bewindvoering).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, sector toezicht, zittingsplaats Roermond van 17 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 februari 2014, heeft [appellant] verzocht:
1. op de voet van artikel 360 lid 2 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) te bevelen dat de werking van voormelde beschikking wordt geschorst;
2. voormelde beschikking, inhoudende het ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van de opvolgende bewindvoerder, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het bewind over de goederen die [appellant] (zullen) toebehoren, zal worden opgeheven.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant], bijgestaan door mr. K. Boemaars;
  • [voormalig bewindvoerder].
2.2.1.
GGN Bewindvoering is
,met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 januari 2014;
  • de brief van GGN Bewindvoering van 10 april 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 3 augustus 2011 heeft de kantonrechter van de rechtbank Roermond een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellant], waarbij [voormalig bewindvoerder] is benoemd tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [voormalig bewindvoerder] op haar verzoek met ingang van 17 februari 2014 ontslagen als bewindvoerder en GGN Bewindvoering benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
3.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
In zijn beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, heeft [appellant] – kort weergegeven – aangevoerd dat de redenen waarom in 2011 een bewind is ingesteld thans niet meer aanwezig zijn. Volgens [appellant] is hij geruime tijd met succes in behandeling geweest voor zijn verslavingsproblematiek en kennen zijn herstel en persoonlijke situatie nog altijd een stijgende lijn. [appellant] is van mening dat de dienstverlening die geboden wordt door [voormalig bewindvoerder] voortgezet kan worden in de vorm van budgetbeheer zonder bewind. Gelet op zijn persoonlijke groei en het overwinnen van de verslavingsproblematiek acht [appellant] de zware maatregel van beschermingsbewind niet meer noodzakelijk.
Voorts stelt [appellant] dat het contact met en de dienstverlening door [voormalig bewindvoerder] hem zeer goed is bevallen. [appellant] is gebaat bij een voortzetting daarvan aangezien een vaste structuur belangrijk voor hem is. Het wijzigen van een dergelijke structuur, door de benoeming van GGN Bewindvoering tot bewindvoerder, wordt door [appellant] als negatief ervaren. [appellant] is van mening dat, nu hij de nieuwe bewindvoerder volledig zal moeten informeren, hij wederom geconfronteerd zal worden met zijn verleden en de gevolgen daarvan. Gelet hierop verzoekt [appellant] dan ook de schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking.
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
3.5.1.
Sedert 1 januari 2014 gelden ten aanzien van het beschermingsbewind een aantal nieuwe wettelijke bepalingen. Het hof is van oordeel dat, bij gebreke van overgangsrecht ten aanzien van de hier relevant zijnde bepalingen, de sinds 1 januari 2014 geldende bepalingen dienen te worden toegepast.
3.5.2.
In hoger beroep verzoekt [appellant] - onder meer - opheffing van het bewind over de goederen die aan hem toebehoren of zullen toebehoren. Nu dit het meest verstrekkende verzoek van [appellant] is, zal het hof dit verzoek eerst beoordelen.
3.5.2.1. Op grond van het sedert 1 januari 2014 geldende artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter op verzoek van de rechthebbende, het openbaar ministerie of ambtshalve het bewind opheffen, indien de oorzaken die tot de onderbewindstelling aanleiding hebben gegeven, niet meer bestaan.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank ambtshalve vastgesteld dat gesteld noch gebleken is dat de redenen waarom destijds bewind is ingesteld thans niet meer aanwezig zijn. Hoewel [appellant] in hoger beroep aanvoert dat de gronden die tot de onderbewindstelling hebben geleid niet meer aanwezig zijn, is het hof van oordeel dat [appellant] dit niet heeft aangetoond. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van [appellant] gelegen om zijn stelling, dat sprake is van persoonlijke groei en het overwinnen van zijn verslavingsproblematiek, door middel van overlegging van onder andere verklaringen van zijn behandelaars dan wel zijn huisarts, te onderbouwen. Dat hij dit heeft nagelaten dient voor zijn rekening en risico te komen.
Het hof zal derhalve dit verzoek van [appellant] afwijzen.
3.5.3.
Voorts heeft [appellant] verzocht de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en ten aanzien van de benoeming van GGN Bewindvoering tot bewindvoerder.
Ten aanzien van deze verzoeken overweegt het hof als volgt.
3.5.3.1. Op grond van het sedert 1 januari 2014 geldende artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend, hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW, dan wel ambtshalve. Gelet op deze bepaling moet het ontslag op eigen verzoek van de bewindvoerder, waarvan hier sprake is, steeds worden verleend, zodat het betreffende verzoek van [appellant] reeds hierom faalt.
Ook het beroep van [appellant] tegen de benoeming van GGN Bewindvoering, als opvolgend bewindvoerder, dient naar het oordeel van het hof te worden afgewezen nu [appellant] geen inhoudelijke bezwaren tegen deze professionele bewindvoerder heeft aangevoerd.
Schorsing uitvoerbaar verklaring bij voorraad
3.6.
Nu het hof beslist in de hoofdzaak, heeft [appellant] geen belang meer bij het verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad, zodat dit verzoek in zoverre zal worden afgewezen.
3.7.
Op grond van al het voorgaande dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, sector toezicht, zittingsplaats Roermond van 17 januari 2014.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.G.H. Milar, C.E.M. Renckens, W.T.M. Raab en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2014.