ECLI:NL:GHSHE:2014:1761

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
20-004245-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak medeplegen bij gewapende overval op winkel met bewezenverklaring medeplichtigheid aan afpersing

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, voor medeplegen van afpersing. In hoger beroep heeft de verdachte vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van een gewapende overval op een winkel. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte tijdens de overval, waardoor de verdachte van het primair ten laste gelegde is vrijgesproken.

Het hof heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte medeplichtig was aan de afpersing. De medeverdachte heeft de overval gepleegd, waarbij de verdachte informatie had verstrekt die hem hielp bij het plegen van het delict. Het hof heeft de rol van de verdachte als ondersteunend beschouwd, maar heeft ook de ernst van het feit in acht genomen, vooral gezien de impact op de slachtoffers, waaronder een jong meisje.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbaarheid en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden op te leggen, samen met een taakstraf van 240 uren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004245-13
Uitspraak : 11 juni 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 20 december 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-865010-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van medeplegen van afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
Verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit omdat niet kan worden bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Voor het overige heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd en het hof verzocht een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan firma ‘[winkel]’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum]) en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
zij op of omstreeks 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 1] met geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan firma ‘[winkel]’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben voorgehouden en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of
- daarbij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] (dwingend) heeft/hebben toegevoegd de woorden “dit is een overval, allemaal naar achteren” en/of “ik moet geld hebben” en/of “blijf in het magazijn en bel geen politie”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ‘[winkel]’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum]) en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
[medeverdachte] op of omstreeks 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ‘[winkel]’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte] en/of diens mededader(s)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben voorgehouden en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of
- daarbij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] (dwingend) heeft/hebben toegevoegd de woorden “dit is een overval, allemaal naar achteren” en/of “ik moet geld hebben” en/of “blijf in het magazijn en bel geen politie”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) verdachte in of omstreeks de periode van 20 mei 2013 tot en met 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- ( telkens) de dagopbrengst aan [medeverdachte] voornoemd door te appen en/of
- aan die [medeverdachte] kenbaar te maken welke dag en/of welk tijdstip gunstig zouden zijn voor het plegen van een overval en/of
- aan die [medeverdachte] kenbaar te maken wanneer de omzet (wekelijks) werd opgehaald door een geldtransport (Brinks) en/of
- aan die [medeverdachte] de positionering van camera’s binnen het filiaal van [winkel] mede te delen en/of
- aan die [medeverdachte] verdere informatie mede te delen omtrent beveiliging van het filiaal en/of - met die [medeverdachte] afspraken te maken omtrent het gebruik van een vuurwapen, dan wel van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, bij die overval.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs niet kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op een bewuste en nauwe wijze hebben samengewerkt. Gebleken is dat verdachte voorafgaand aan de overval aan medeverdachte [medeverdachte] informatie heeft verstrekt. Ten tijde van de overval was zij aanwezig doch heeft zij geen rol gespeeld. Zij heeft, toen [medeverdachte] haar vragen stelde over het geld, niets gezegd en heeft ook niet met hem samengewerkt. Gebleken is voorts dat [medeverdachte] de buit niet met haar heeft gedeeld.
Op grond van het voorgaande acht het hof dan ook niet bewezen dat verdachte nauw en bewust met [medeverdachte] heeft samengewerkt zodat niet gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen van de overval.
Mitsdien zal verdachte van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan ‘[winkel]’, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte]
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft voorgehouden en
- daarbij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] (dwingend) heeft toegevoegd de woorden “dit is een overval, allemaal naar achteren” en “ik moet geld hebben” en “blijf in het magazijn en bel geen politie”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 20 mei 2013 tot en met 12 juni 2013 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden en/of elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door
- ( telkens) de dagopbrengst aan [medeverdachte] voornoemd door te appen en
- aan die [medeverdachte] kenbaar te maken welke dag gunstig zou zijn voor het plegen van een overval en
- aan die [medeverdachte] kenbaar te maken wanneer de omzet (wekelijks) werd opgehaald en
- aan die [medeverdachte] de positionering van camera’s binnen het filiaal van [winkel] mede te delen en
- aan die [medeverdachte] verdere informatie mede te delen omtrent beveiliging van het filiaal.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplichtigheid aan afpersing.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof stelt voorop dat verdachte weliswaar slechts een ondersteunende rol heeft gespeeld, maar dat zij zich niettemin schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Zij is betrokken geweest bij het plegen van een overval op de winkel waar zij werkte en is er daardoor mede verantwoordelijk voor dat haar collega en de in de winkel aanwezige klanten, waaronder een jong meisje van acht jaar oud, geconfronteerd zijn met een voor hen zeer beangstigende situatie. Verdachte heeft zich niet verzet tegen het plan van medeverdachte [medeverdachte] om het delict te plegen en heeft kennelijk gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin, nu zij van plan was om van de opbrengst samen met medeverdachte [medeverdachte] op vakantie te gaan. Verdachte heeft zich onvoldoende bekommerd om de gevoelens en het welzijn van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige ook lange tijd nadien nog kunnen kampen met gevoelens van onveiligheid. Het hof rekent verdachte haar rol in het delict dan ook zwaar aan, vooral nu er een jong slachtoffer bij betrokken was.
Bij de straftoemeting heeft het hof anderzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat de rol van verdachte beperkt is gebleven tot het verstrekken van informatie aan de medeverdachte [medeverdachte] en dat zij zich ten tijde van de overval de ernst daarvan heeft gerealiseerd. Tevens heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dat zij overkomt als een kwetsbaar persoon, in die zin dat zij weinig weerbaar en gemakkelijk beïnvloedbaar is.
Het hof komt tot de conclusie dat sprake lijkt te zijn van een incidentele, zij het ernstige misstap van verdachte en dat het in de verwachting ligt dat het bij deze éénmalige misstap zal blijven. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal ziet het hof daarom aanleiding om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Een en ander in aanmerking genomen acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. Door naast een onvoorwaardelijke taakstraf tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof is van oordeel dat met deze strafoplegging de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking wordt gebracht en recht wordt gedaan aan de omstandigheden van het geval.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. J.A. van Zon, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.M van Trijp, griffier,
en op 11 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. van Zon is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.