Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9.Het verloop van de procedure
10.De verdere beoordeling
posttraumatischeartrose zodat mogelijke vroegtijdige artrose dus als een gevolg van het ongeval kan worden aangemerkt.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze letselschadezaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding van een appellant, die als gevolg van een ongeval op 5 mei 2009 blijvende beperkingen aan zijn linkerarm en schouder heeft opgelopen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.F.M. Linders, vorderde onder andere smartengeld en vergoeding van kosten voor hulp in de huishouding. De geïntimeerde, BL Industrie Services B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.G.M. Kerckhoffs, heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de appellant.
Het hof heeft in eerdere tussenarresten de appellant in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de aard en ernst van zijn letsel. In een rapport van een orthopedisch chirurg werd geconcludeerd dat de appellant restklachten en beperkingen ervaart als gevolg van de AC luxatie aan zijn schouder. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering tot smartengeld, die aanvankelijk was vastgesteld op € 5.000, maar na nadere informatie is verhoogd naar € 15.000.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de appellant recht heeft op een smartengeld van € 10.000, alsook op vergoeding van materiële schade, buitengerechtelijke kosten en expertisekosten. De totale schadevergoeding, inclusief wettelijke rente, is toegewezen aan de appellant. Het hof heeft de aansprakelijkheid van BL Industrie Services erkend en hen veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, alsook in de proceskosten van beide instanties. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 juni 2014.