ECLI:NL:GHSHE:2014:1705

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
20-003054-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, voor het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, met betrekking tot een vuurwapen van categorie III. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, heeft geëist. De verdediging heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de strafmaat.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 240 uur. De bijzondere voorwaarden omvatten deelname aan gedragsinterventies en toezicht door de reclassering. Het hof heeft de ernst van het bewezen verklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003054-13
Uitspraak : 10 juni 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 september 2013 in de strafzaak met parketnummer 02-800691-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
 dat verdachte zich (uiterlijk) binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland te Breda;
 dat verdachte zal deelnemen aan een tweetal gedragsinterventies, te weten een Cognitieve Vaardigheidstraining en een Leefstijltraining;
 dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en, aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte een behandeling ondergaat bij Het Dok.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte te dier zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder dezelfde bijzondere voorwaarden als door de eerste rechter zijn opgelegd.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof en met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, onder dezelfde bijzondere voorwaarden als door de eerste rechter zijn opgelegd, subsidiair, indien wordt uitgegaan van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden, oplegging van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest, het overige deel voorwaardelijk en eventueel oplegging van een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
  • de kwalificatie van het bewezen verklaarde, die behoort te luiden als hieronder vermeld;
  • de opgelegde straf en de strafmotivering,
en met dien verstande dat het hof de op pagina 2 van het beroepen vonnis opgenomen voetnoot 1 verbeterd leest, te weten: proces-verbaal van verhoor van de verdachte pagina’s 409-417 en pagina’s 420-428.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte een vuurwapen van categorie III, te weten een (omgebouwd start-alarm) pistool, met daarbij behorende munitie voorhanden heeft gehad, hetgeen een groot veiligheidsrisico met zich brengt en om die reden een maatschappelijk kwaad vormt dat ernstig dient te worden bestraft.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend:
  • uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2014, waaruit blijkt dat hij een aantal keren eerder door de strafrechter is veroordeeld;
  • reclasseringsrapport van Novadic Kentron, d.d. 28 december 2012, opgemaakt door L.R. Ekkel, reclasseringswerker;
  • psychologisch rapport, d.d. 30 oktober 2012, opgemaakt door drs. F.C.P. Zuidhof, forensisch GZ-psycholoog, onder meer inhoudende diens conclusie dat de verdachte terzake van het bewezen verklaarde als licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd;
  • psychiatrisch rapport, d.d. 22 oktober 2012, opgemaakt door drs. W. Eland, psychiater, onder meer inhoudende diens conclusie dat de verdachte terzake van het bewezen verklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Het hof neemt voormelde deskundigenconclusies over en legt die mede ten grondslag aan zijn beslissing. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat het bewezen verklaarde de verdachte in licht verminderd tot verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van het voorhanden hebben van een pistool.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de bijzondere ernst van het feit is overwogen, ligt een aanzienlijke verhoging van de overwogen straf in de rede. Het hof acht het in het onderhavige geval aangewezen om voormeld uitgangspunt te verhogen naar een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de hiervoor vastgestelde licht verminderd tot verminderde toerekeningsvatbaarheid en diens behandeling bij de Stichting Mozaïk, is het hof van oordeel dat het thans niet meer opportuun is de verdachte (opnieuw) van zijn vrijheid te beroven. Bijgevolg zal het hof, in plaats van (een deel van) de overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, beslissen tot oplegging van een taakstraf voor het hierna te vermelden aantal uren.
Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Het hof acht het voorts passend en geboden om aan de verdachte, naast voormelde taakstraf, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
Gelet op de inhoud van voormeld reclasseringsrapport, voormelde deskundigenrapporten, alsmede op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, acht het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, termen aanwezig om naast de gebruikelijke algemene voorwaarden, de navolgende bijzondere voorwaarden te stellen, waaraan de verdachte gedurende de op te leggen proeftijd heeft te voldoen.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt bovendien de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,

en

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zich (uiterlijk) binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij de Reclassering Nederland, (mede) gevestigd op Langendijk 34 te 4819 EW Breda;
  • de verdachte zal deelnemen aan een tweetal gedragsinterventies, te weten een Cognitieve Vaardigheidstraining en een Leefstijltraining (kort), waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie zullen worden gegeven;
  • de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte een (ambulante) behandeling ondergaat bij Het Dok of een soortgelijke instelling.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf voor de duur van

240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 10 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.