[statutair bestuurder van Basic-IT] heeft als getuige onder meer verklaard:
“Ik ben middels een managementovereenkomst statutair bestuurder van Basic-IT.
In de aanvang van 2008 heeft mw. [appellante] gevraagd naar de mogelijkheden om in uren terug te gaan. Een exact aantal uren is toen niet aan de orde geweest. In de toen bestaande situatie was terug gaan in uren niet mogelijk. Er is daarover dan toen ook niet verder gesproken. (…) In, in ieder geval, augustus 2008, maar het kan ook wel eerder zijn geweest, is het onderwerp opnieuw ter sprake gekomen. Ik weet dat omdat ik toen een opdracht bij een wervings- en selectiebureau heb uitgezet. Dit hield verband met het kunnen laten doen van het werk van mw. [appellante]. Op 2 september 2008 heb ik met mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] expliciet besproken dat een voorwaarde voor het aannemen van een kandidaat was dat zij op de hele woensdagen zou moeten werken. Mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] had oorspronkelijk de wens om alleen ochtenden te werken. Ik weet niet of we daar op 2 september al uitgekomen zijn maar uiteindelijk wel. Ik heb in dat gesprek van 2 september aan mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] uitgelegd wat van haar verwacht zou worden op de betreffende woensdagen. Ik heb uitgelegd dat de functie van mw. [appellante] meebracht dat daarin iedere dag bezetting zou moeten zijn om zaken die dezelfde dag opgepakt dienden te worden ook daadwerkelijk te verwerken. Op 22 september 2008 heeft met mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] een tweede gesprek plaatsgevonden. Daarin zijn de afspraken van haar arbeidsovereenkomst afgerond. Op 29 september 2008 is die arbeidsovereenkomst opgemaakt met daarin vermeld de arbeidstijden, waaronder ook expliciet de woensdag tot kwart voor vijf.
(…) Na afronding van de afspraken met mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] is mw. [appellante] daarover begin oktober geïnformeerd. (…) Dat het relevante gesprek heeft plaatsgevonden op 7 oktober weet ik omdat we daar nu al een jaar of 3-4 over corresponderen. Het gesprek is niet ruim op voorhand geagendeerd. De afspraak is de dag ervoor ontstaan. Mijn agendadossier (bestaande uit een elektronische agenda) laat ook zien dat er in de middag van 7 oktober een gesprek met haar heeft plaatsgevonden. (…) In het gesprek is aan de orde geweest het overlijden van haar vader, het helemaal rond zijn met mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] per 1 november 2008, de afspraken over de arbeidsomvang en hoe om te gaan met de tussenperiode tot 1 november. Op uw vraag antwoord ik dat mw. [appellante] mij niet gezegd heeft dat voor haar, na het overlijden van haar vader de urgentie van de arbeidsduurbeperking was weggevallen. Zij vond het nog steeds relevant om in rustiger vaarwater te komen. In dit gesprek is concreet gesproken over van 40 naar 32 uur en de invulling van de tussenperiode. Afgesproken is dat mw. [appellante] op woensdagen vrij was en dus niet op kantoor maar in een voorkomende situatie wel thuis werkzaamheden zou verrichten. Zij zou die uren noteren en dan zou daar een verrekening op moeten plaatsvinden c.q. in de verlofregistratie. (…)
In het gesprek van 7 oktober heb ik verteld dat er een oplossing was gevonden in de vorm van het in dienst nemen van mw. [voormalig administratief medewerkster van Basic -IT] en dat daarom aan de wens van mw. [appellante] tegemoet gekomen kon worden en wel per direct door één dag minder te gaan werken. Op uw vraag zeg ik u dat haar reactie er volgens mij een van tevredenheid was omdat ze meer ruimte kreeg. (…)
U vraagt mij of er een afspraak tussen mij en mw. [appellante] was dat onze afspraken over de arbeidsvoorwaarden in het bijzonder de urenteruggang pas zouden gelden indien schriftelijk vastgelegd. Nee, daar is niets over afgesproken. Er was afgesproken dat zij per 1 oktober 2008 een dag minder zou werken en wel op de woensdagen. Op 7 oktober is er door mw. [appellante] ook niet om een specifieke schriftelijke bevestiging gevraagd. (…)
Toen mw. [appellante] in oktober 2009 de overeenkomst van mei 2007, waarin 40 uren staan vermeld, heeft getekend heb ik daarover inderdaad geen opmerkingen meer geplaatst. Het was een overeenkomst die van mijn kant al veel eerder was opgesteld en getekend en nadien ingehaald was door de afspraken van 7 oktober 2008.
(…)
In september 2008 was er inderdaad nog geen overeenstemming. Dat was er pas op 7 oktober 2008. In augustus was er nog steeds de intentie om de arbeidsuren te beperken en daarom heb ik het wervings- en selectiebureau ingezet. Kennelijk was het op 2 september wel al duidelijk de wens van mw. [appellante] om een dag minder te gaan werken en kennelijk (in ieder geval in augustus) ging het daarbij om de woensdag.”