ECLI:NL:GHSHE:2014:1649
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J.P.F. Rijken
- H.A. Marquart Scholtz
- E.F.G.M. Gelderman
- Rechtspraak.nl
Behandeling van klaagschrift inzake niet vervolgen van onbekend gebleven persoon in verdwijningzaak
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, de zuster van een man die sinds oktober 2008 spoorloos is verdwenen. Klaagster heeft op 30 oktober 2013 aangifte gedaan van een strafbaar feit in verband met de verdwijning van haar broer. De officier van justitie te Breda heeft op 13 november 2013 besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren die het vermoeden van een misdrijf rechtvaardigden. Klaagster heeft hiertegen op 8 januari 2014 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, met het verzoek om de vervolging te bevelen.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 6 mei 2014 heeft de advocaat-generaal geadviseerd om het beklag af te wijzen. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdwijning van klaagsters broer het gevolg is van een misdrijf. Het hof heeft begrip voor de gevoelens van klaagster, maar concludeert dat het dossier geen bewijs biedt dat de man slachtoffer is geworden van een misdrijf. Het hof wijst erop dat het ook mogelijk is dat de man om een andere reden is verdwenen, zoals een ongeluk of uit eigen beweging. Gezien de tijd die inmiddels is verstreken, verwacht het hof niet dat verder onderzoek nieuwe inzichten zal opleveren.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten om het beklag van klaagster af te wijzen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig, op 3 juni 2014.