ECLI:NL:GHSHE:2014:1636

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
HD 200.125.311_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vorderingen inzake achterstallig loon en vakantiedagen in de arbeidsrelatie tussen een beveiliger en een beveiligingsbedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], een beveiliger die in dienst was bij [Beveiliging] Beveiliging B.V. Het hoger beroep betreft vorderingen van [appellant] met betrekking tot achterstallig loon, vakantiedagen, ATV-uren en overuren. De vorderingen zijn in eerste aanleg door de kantonrechter afgewezen, waarna [appellant] in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende grieven.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] trad op 7 maart 2008 in dienst bij [Beveiliging] voor een bepaalde tijd van één jaar, gevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hij werd medio maart 2010 op non-actief gesteld en zijn arbeidsovereenkomst werd op 27 oktober 2010 ontbonden. [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [Beveiliging] wordt veroordeeld tot betaling van diverse bedragen, waaronder achterstallig loon en vakantiedagen. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

In het hoger beroep heeft [appellant] zijn eis vermeerderd en vordert hij nu ook betaling van niet opgenomen roostervrije dagen. Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat de kantonrechter terecht is uitgegaan van de gegevens van het volgsysteem van [Beveiliging].

Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [Beveiliging]. Dit arrest is gewezen op 3 juni 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.311/01
arrest van 3 juni 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H.M. den Hollander te Oostburg,
tegen
[Beveiliging] Beveiliging B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. V. Jongepier,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 maart 2013 ingeleide hoger beroep van de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen gewezen vonnissen van 20 juni 2012 en 12 december 2012 tussen appellant – [appellant] – als eiser en geïntimeerde – [Beveiliging] – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 227832/ 11-2180)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van 11 april 2013 van de zijde van [Beveiliging];
- de memorie van grieven met eiswijziging en met een productie;
- de memorie van antwoord met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] is op 7 maart 2008 voor bepaalde tijd van één jaar in dienst getreden bij [Beveiliging]. Op 7 maart 2009 is een tweede arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd.
Medio maart 2010 is [appellant] op non-actief gesteld. Op 27 oktober 2010 is de arbeidsovereenkomst ontbonden bij beschikking ex artikel 7:685 BW van de kantonrechter te Terneuzen.
[Beveiliging] is een particulier beveiligingsbedrijf.
[appellant] was in dienst bij [Beveiliging] in de functie van beveiliger B. Deze functie hield onder andere in dat [appellant] tijdens zijn dienst surveillance- en controleronden diende uit te voeren bij de diverse objecten van de opdrachtgevers van [Beveiliging] en dat hij sluit- en openrondes deed. Eveneens behoorde alarmopvolging in voorkomende gevallen tot zijn takenpakket.
Om zich te verplaatsen van object naar object maakte [appellant] gebruik van een dienstauto, door [Beveiliging] beschikbaar gesteld aan [appellant].
[appellant] woont in[woonplaats], en het kantoor van [Beveiliging] in Zeeuws-Vlaanderen was gehuisvest aan de [perceel] op het bedrijventerrein in de gemeente Hulst.
Met andere medewerkers, onder wie zijn zuster, bediende [appellant] voor [Beveiliging] de Zeeuws-Vlaamse markt. Enkele namen met locaties zijn [meubelboulevard] (meubelboulevard [vestigingsplaats]), [overslagbedrijf] (overslagbedrijf [vestigingsplaats] haven), biodieselfabriek ([vestigingsplaats]), tankstation ([vestigingsplaats]) en [transport- en overslagbedrijf] (transport en opslag [vestigingsplaats]).
[Beveiliging] heeft gewerkt met een volgsysteem ProLine Webviewer. Dit systeem werkt als volgt. Iedere beveiliger draagt tijdens zijn dienst een klein zendertje bij zich in een kastje. Dit kastje heeft X-mark en is voorzien van een noodknop en een standknop. De standknop wordt door de beveiliger tijdens zijn dienst enkele malen ingedrukt om te melden dat alles naar behoren verloopt. De noodknop is voor alarm in noodsituaties. De meldingen van de X-mark komen binnen bij de meldkamer van [Beveiliging]. [Beveiliging] is overgestapt op een ander volgsysteem: Route Vision. In alle dienstauto’s van [Beveiliging] is een zendertje ingebouwd. Deze zender geeft voortdurend de positie van de dienstauto door aan de meldkamer van [Beveiliging]. De beveiliger krijgt van [Beveiliging] een persoonlijke pas, ook wel de blauwe pas genaamd. Deze blauwe pas dient tijdens de dienstrit in de dienstauto te worden aangebracht. Dan is duidelijk wie de dienstauto op een bepaalde tijd heeft gebruikt. Maar ook zonder de persoonlijke pas registreert het systeem bij voortduring de locatie van de dienstauto, de route die wordt afgelegd, de daaraan verbonden verbond aankomst- en vertrektijden en de tussentijdse stops.
Van toepassing is de CAO Particuliere Beveiliging 2008-2010, overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding in eerste aanleg (verder: de CAO).
4.2.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [Beveiliging] wordt veroordeeld, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan hem van:
- het bruto equivalent van het netto loonbedrag van € 9.665,86 terzake van achterstallig loon over de jaren 2008 t/m 2010;
- in totaal € 11.664,67 bruto terzake van achterstallige vakantiedagen/vakantie-uren;
- in totaal € 3.904,42 bruto terzake van niet uitbetaalde ATV uren;
- in totaal € 2.229,65 bruto terzake van overuren die als gewone uren zijn uitbetaald;
- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over genoemde loonbedragen;
- € 146,88 aan reiskosten over de maanden februari en maart 2010;
- € 952,00 wegens kosten door [appellant] betaald aan ACCON AVM;
- de wettelijke rente vanaf 7 april 2011 tot dag der algehele voldoening;
- € 1.000,00 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening,
met veroordeling van [Beveiliging] in de kosten van dit geding.
4.3.
Bij voormeld vonnis van 12 december 2012 heeft de kantonrechter deze vorderingen afgewezen. Het hoger beroep van [appellant] strekt ertoe dat deze vorderingen alsnog door het hof worden toegewezen. Voorts heeft [appellant] in hoger beroep zijn eis vermeerderd, in die zin dat hij thans vordert dat [Beveiliging] tevens wordt veroordeeld tot betaling aan hem van in totaal € 19.467,28 bruto terzake van niet opgenomen roostervrije dagen. [Beveiliging] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering. Het hof ziet ook geen aanleiding de eisvermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de vermeerderde eis. [appellant] heeft negen grieven tegen de vonnissen waarvan beroep aangevoerd. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
4.4.
Grief I houdt in dat de kantonrechter in voormeld vonnis van 20 juni 2012 in r.o. 1.4 ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] heeft geweigerd de blauwe pas te gebruiken. In de toelichting bij deze grief heeft [appellant] naar voren gebracht dat hij in zijn conclusie na tussenvonnis sub 2.2 uitgelegd heeft dat het systeem met de pasjes niet functioneerde, maar dat de kantonrechter niet meer op deze kwestie is teruggekomen en daardoor het onjuiste beeld is kunnen ontstaan als zou hij veel minder uren hebben gewerkt dan waarvoor hij betaald werd. Volgens [appellant] heeft hij nimmer heeft geweigerd de blauwe pas te gebruiken en is de suggestie die kon ontstaan dat hij de blauwe pas niet wilde gebruiken om zijn beweerde onrechtmatige afwezigheid te verdoezelen om meerdere redenen onjuist.
4.5.
Wat er verder ook van zij van het bezwaar dat de kantonrechter in zijn beoordeling niet heeft betrokken hetgeen [appellant] in zijn conclusie na tussenvonnis heeft gesteld omtrent de blauwe pas, de kantonrechter is uitgegaan van de rittenrapporten van Route Vision, met overzichten van [Beveiliging], producties 1a t/m f bij conclusie van antwoord, overwegende dat de Route Vision ook zonder de blauwe pas alle bewegingen van de dienstauto registreert, en heeft mede daarop de afwijzing van de vorderingen van [appellant] gebaseerd, en niet (ook) op het feit dat [appellant] de blauwe pas niet heeft gebruikt. Grief I treft derhalve geen doel.
4.6.
Volgens grief II heeft de kantonrechter in r.o. 2.2 van het vonnis van 20 juni 2012 ten onrechte overwogen dat zonder twijfel kan worden aangenomen dat [appellant] over die periode daarvoor ook veel te veel uren heeft opgegeven, althans naar de mening van [Beveiliging]. Zoals [Beveiliging] ter weerlegging van deze grief heeft aangevoerd, kan deze grief niet slagen reeds omdat de door kantonrechter in r.o. 2.2 gebezigde bewoordingen slechts een weergave betreft van de stellingen van [Beveiliging] en dit aldus geen rechterlijk oordeel inhoudt laat staan een dragende overweging vormt voor de afwijzing van de vorderingen van [appellant].
4.7.
Grief III is gericht tegen de afwijzing ‘en bloc’ van de op de CAO-bepalingen gegronde vorderingen van [appellant]. Volgens grief IV heeft de kantonrechter in r.o. 3.2, naar het hof begrijpt: van het vonnis van 12 december 2012, ten onrechte overwogen dat de overuren niet correct zijn berekend door [appellant]. Met grief V klaagt [appellant] dat de kantonrechter in r.o. 3.2 van het vonnis van 12 december 2012 heeft overwogen dat de berekeningen van Accon van nul en generlei waarde zijn.
4.8.
Daargelaten dat grief IV berust op een verkeerde lezing van bedoelde rechtsoverweging, aangezien de kantonrechter daarin niet heeft overwogen dat de overuren niet correct zijn berekend (maar wel dat [Beveiliging] erop heeft gewezen dat de uren (dus niet specifiek: de overuren) niet correct berekend zijn door [appellant]), kunnen deze grieven niet slagen gelet op het navolgende. [Beveiliging] heeft er met juistheid op gewezen dat het door [appellant] gehanteerde onjuiste uitgangspunt – de misrekeningen in de door hem opgestelde lijsten met gewerkte uren – zijn doorwerking heeft naar alle door [appellant] gepretendeerde vorderingen, waaronder de vordering betreffende de overuren. In randnummer 26 van de conclusie van antwoord heeft [Beveiliging] drie voorbeelden gegeven van dergelijke misrekeningen. Als producties 4a en 4b bij de conclusie van antwoord heeft [Beveiliging] de lijsten van [appellant] voorzien van haar correcties overgelegd. Gezien deze gemotiveerde betwisting door [Beveiliging], had [appellant] op de door [Beveiliging] gecorrigeerde punten de juistheid van zijn lijsten specifiek nader dienen toe te lichten, hetgeen hij echter niet heeft gedaan. Met juistheid heeft de kantonrechter uit dit nalaten van [appellant] de conclusie getrokken dat reeds om deze reden de vorderingen zich niet voor toewijzing lenen. Het betoog van [appellant] dat [Beveiliging] de CAO-bepalingen negeerde en de in de CAO toekende vergoedingen niet betaalde vormt in dit licht een onvoldoende grondslag om tot toewijzing van die vorderingen te komen en is daarvoor te algemeen. Om die reden gaat het hof aan dit betoog voorbij. Ook de vordering betreffende de overuren ontbeert dan ook een deugdelijke grondslag.
4.9.
Grief VI is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in r.o. 3.6 van het vonnis van 12 december 2012 dat het niet nodig was om de uitdraaien van de X-mark over te leggen en volgens grief VII heeft de kantonrechter in r.o. 4.1 van het vonnis van 12 december 2012 ten onrechte de rittenrapporten van Route Vision tot uitgangspunt genomen. [Beveiliging] heeft deze grieven bestreden, stellende onder meer dat [appellant] gedurende zijn dienstverband bij lange na niet zo veel uren heeft gewerkt als hij aan [Beveiliging] heeft opgegeven. Tussen partijen is in geschil de betrouwbaarheid van de gegevens van Route Vision, waaruit volgens [Beveiliging] zou blijken dat [appellant] structureel tijdens zijn diensten in het geheel niet heeft gewerkt, maar in plaats daarvan langere tijd achtereen thuis heeft verbleven of uren achtereen op kantoor heeft gezeten. [appellant] stelt aan de hand van de uitdraaien van de X-mark de stellingen van [Beveiliging] te kunnen weerleggen.
4.10.
In dit verband heeft de kantonrechter geoordeeld dat [Beveiliging] heeft bewezen dat [appellant] in de periode van september 2009 tot en met februari 2010 bij lange na niet zoveel uren heeft gewerkt als hij aan [Beveiliging] had opgegeven (r.o. 4.4 van het vonnis van 12 december 2012). Wat er verder van dat oordeel zij merkt het hof het volgende op. Het is in deze aan [appellant] ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv om de feiten te stellen die nodig zijn voor toewijzing van zijn vorderingen en die bij voldoende betwisting te bewijzen. De stelling van [Beveiliging] dat [appellant] gedurende zijn dienstverband bij lange na niet zo veel uren heeft gewerkt als hij aan [Beveiliging] heeft opgegeven, moet daarom in de eerste plaats worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van hetgeen [appellant] ten grondslag heeft gelegd aan zijn vorderingen, in het bijzonder de lijsten van gewerkte uren van [appellant]. Deze betwisting wordt ondersteund door de overgelegde rittenrapporten van Route Vision zoals door [Beveiliging] toegelicht. Ook wordt die ondersteund door de verklaringen van medewerkers van [appellant] in de desbetreffende periode, overgelegd als producties 7a, 7b en 7c bij de conclusie van dupliek. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op de lijsten van gewerkte uren als opgemaakt door [appellant] zelf, acht het hof deze, tegenover die gemotiveerde betwisting, onvoldoende onderbouwd. Van [appellant] mocht worden verwacht dat hij meer concreet was ingegaan op de constateringen van [Beveiliging] aan de hand van de rittenrapporten uit Route Vision dat hij meerdere keren onder werktijd heen en weer naar zijn huis in [woonplaats] is gereden en lange tijd ’s nachts op het kantoor van [Beveiliging] in [vestigingsplaats] is geweest (terwijl daar gelet op zijn taak geen werk voor hem was). Dat heeft hij echter niet, althans onvoldoende, gedaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [appellant] dit alleen kan doen aan de hand van de uitdraaien van de X-mark. Daar komt bij dat uit de contacten van [Beveiliging] met Trigion (e-mailcorrespondentie als overgelegd als productie bij conclusie na tussenvonnis) volgt dat de uitdraaien van de X-mark ook niet meer aanwezig zijn. Het betoog van [appellant] dat de gegevens van Route Vision in hun algemeenheid niet betrouwbaar zijn, acht het hof in dit kader te abstract. Ook hierom, afzonderlijk en in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor in r.o. 4.8 is overwogen, zijn de onderhavige vorderingen niet toewijsbaar, terwijl verdere bewijslevering door [appellant] ook niet is aangeboden. Dat betekent dat de grieven VI en VII verder geen bespreking behoeven.
4.11.
Volgens grief VIII heeft de kantonrechter ten onrechte de vordering terzake van de ADV afgewezen. Blijkens de toelichting stelt [appellant] zich te dien aanzien op het standpunt dat weliswaar als uitgangspunt geldt dat ADV-uren bedoeld zijn om te worden opgenomen, maar hij in casu niet de gelegenheid heeft gehad om ze op te nemen, zodat aan hem in wezen vrije dagen zijn ontnomen die naar analogie van het recht op vakantiedagen financieel dienen te worden vergoed.
4.12.
Het hof volgt [appellant] niet in deze redenering. Vaste rechtspraak is dat voor de uitleg van CAO-bepalingen in beginsel de bewoordingen daarvan en van de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Met inachtneming van het vorenstaande zijn er naar het oordeel van het hof geen aanknopingspunten voor het oordeel dat [appellant] op grond van artikel 20 van de CAO, in welk artikel de arbeidsduurverkorting is geregeld, of enige andere bepaling van de CAO aanspraak kan maken op een financiële vergoeding voor niet genoten ADV-dagen. Ook bestaat daarvoor geen wettelijke grondslag. Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat [Beveiliging] heeft geweigerd [appellant] ADV-dagen toe te kennen. Grief VIII faalt derhalve (vgl. HR 2 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI9633).
4.13.
Tot slot zal het hof de vermeerderde eis bespreken. De onderhavige vordering van in totaal € 19.467,28 bruto terzake van niet opgenomen roostervrije dagen baseert [appellant] klaarblijkelijk op artikel 46 van de CAO. Artikel 46 van de CAO bepaalt dat een toeslag geldt over het uurloon op dagen dat gewerkt wordt op een reeds eerder vastgestelde ADV-dag. Volgens [appellant] gaat dit over 2008 om 576 uur en over 2009 om 704 uur. Het hof is van oordeel dat niet duidelijk is hoe deze vordering is samengesteld, omdat niet kan worden herleid waar deze uren vandaan komen. Niet kan dan ook worden vastgesteld dat [appellant] het door hem opgegeven aantal uren op reeds eerder vastgestelde ADV-dagen heeft gewerkt. Dit afgezien van het feit dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de lijsten met gewerkte uren van [appellant] gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 4.8 en 4.10 is overwogen. Een en ander brengt mee dat wegens gebrek aan voldoende feitelijke onderbouwing de vordering niet kan worden toegewezen.
4.14.
Grief IX faalt eveneens, nu de kantonrechter met juistheid [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten heeft veroordeeld. De uitkomst van dit hoger beroep leidt niet tot een ander oordeel. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [Beveiliging].

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de door de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen onder zaaknummer 227832/ 11-2180 gewezen vonnissen van 20 juni 2012 en 12 december 2012;
wijst de vorderingen van [appellant] tot betaling van niet opgenomen roostervrije dagen af;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [Beveiliging] tot op heden begroot op € 76,71 aan explootkosten € 1.862,00 aan vast recht en € 1.631,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover met ingang van veertien dagen na de datum van dit arrest;
verklaart de voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, W.H.B. den Hartog Jager en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 juni 2014.