3.primair
A. hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 3]) in het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [benadeelde 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
B. hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Middelburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk die [benadeelde 3] dreigend de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven): “Jij wilt ook problemen met rasta toch?” en/of daarbij een (vuur)wapen op die [benadeelde 3] gericht en/of (vervolgens) de woorden (zakelijk weergegeven): “Beter ga je nu naar huis.” en/of heeft verdachte en/of zijn mededader(s) op een voor het slachtoffer zichtbare en dreigende wijze een honkbalknuppel vastgehouden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Middelburg met een ander of anderen op of aan de openbare weg, de [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3], welk geweld bestond uit het opzettelijk in het gezicht slaan en/of stompen van die [benadeelde 3].
5.
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Middelburg tezamen meet een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een imitatiegeweer merk Gonher, type Condor, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft/hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
In de tenlastelegging onder 3. primair heeft het hof voor de leesbaarheid de twee afzonderlijke misdrijven aangeduid met A respectievelijk B.
Vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Onder 3. primair is aan verdachte cumulatief A. het medeplegen van mishandeling en B. het medeplegen van bedreiging ten laste gelegd. Onder 3. subsidiair wordt verdachte verweten openlijk in vereniging geweld te hebben gepleegd tegen [benadeelde 3], welk geweld bestond uit het opzettelijk in het gezicht slaan/stompen.
Het hof stelt de volgende gang van zaken vast.
[medeverdachte] en verdachte hebben een woning verlaten. [medeverdachte] ging voorop met een gitaartas bij zich, waarin naar even later bleek een geweer zat. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte wist dat daarin een geweer zat. Verdachte volgde [medeverdachte] op enige afstand op de fiets. Even later heeft [medeverdachte] met het geweer geschoten in de richting van [benadeelde 1] en [benadeelde 2], waarbij [benadeelde 1] levensbedreigend gewond is geraakt. Pas na het schieten heeft verdachte zich bij [medeverdachte] gevoegd. Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het hem onder 1. ten laste gelegde (medeplegen van) het schieten op [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Heel kort na het schieten op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] deed zich het incident met [benadeelde 3] voor. Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde (medeplegen van) schieten op [benadeelde 3]. De onder 3.A. ten laste gelegde gedragingen zijn uitsluitend verricht door [medeverdachte], niet door verdachte. De onder 3.B. ten laste gelegde gedragingen en bewoordingen zijn van [medeverdachte], met uitzondering van de bewoordingen “Beter ga je nu naar huis” die zijn geuit door verdachte, terwijl verdachte een honkbalknuppel bij zich had. De onder 3. subsidiair ten laste gelegde gedragingen (in het gezicht slaan) zijn uitsluitend verricht door [medeverdachte], niet door verdachte.
Het hof acht aannemelijk dat verdachte verrast en overrompeld werd door het feit dat [medeverdachte] met een vuurwapen schoot op jongens die de verdachte al jaren kende en dat verdachte daardoor geshockeerd was, zoals hij zelf heeft aangevoerd. Het hof acht verder aannemelijk dat verdachte niet in de positie was om [medeverdachte] te verhinderen geweld te plegen tegen [benadeelde 3] en ook niet in staat was – gelet op de snelle opeenvolging van de gebeurtenissen en de geshockeerdheid van verdachte – om zich te distantiëren van [medeverdachte].
Voorts is aannemelijk geworden dat hetgeen verdachte tegen [benadeelde 3] heeft gezegd (“Beter ga je naar huis”) door verdachte niet bedoeld is als dreigement maar als advies aan [benadeelde 3] – met wie verdachte geen conflict had – om verdere escalatie met [medeverdachte] te voorkomen.
Uit het vorenstaande volgt:
– met betrekking tot feit 3.A.: dat alle uitvoeringshandelingen zijn verricht door [medeverdachte], terwijl niet blijkt van bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met [medeverdachte] gericht op mishandeling van [benadeelde 3];
– met betrekking tot feit 3.B.: dat niet blijkt van bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met [medeverdachte] gericht op bedreiging van [benadeelde 3] en dat niet blijkt van opzet van verdachte op bedreiging toen hij [benadeelde 3] toevoegde “Beter ga je naar huis”;
– met betrekking tot feit 3. subsidiar: dat het opzet van verdachte niet gericht was op het in vereniging met [medeverdachte] leveren van een bijdrage aan de openlijke geweldpleging – als bedoeld in artikel 141 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht – tegen [benadeelde 3],
zodat verdachte van al hetgeen hem onder 3 is ten laste gelegd moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
5.
hij op 17 oktober 2012 te Middelburg een wapen van categorie I onder 7°, te weten een imitatiegeweer merk Gonher, type Condor, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 5. bewezen verklaarde levert op: