Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 2708517 rolnummer 14-644)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- [appellant] heeft op 25 september 2013 verzocht om vakantie gedurende de periode van maandag 23 december 2013 tot en met dinsdag 31 december 2013.
- [geïntimeerde] heeft hierop schriftelijk bij e-mail van diezelfde dag laten weten dat dit verzoek om verlof nog niet kon worden goedgekeurd en dat daarmee zou worden gewacht “
- [appellant] heeft in de periode nadien een aantal keren verzocht om uitsluitsel over zijn verzoek. [geïntimeerde] heeft doen weten dat daarover eerst op een later tijdstip (genoemd is op enig moment week 51) zou worden beslist.
- Bij e-mail van 18 december 2013 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] laten weten dat het verzoek om vrije dagen werd ingewilligd met uitzondering van 23 december 2013
- [appellant] heeft laten weten hiermee niet akkoord te gaan en aangegeven dat hij op maandag 23 december 2013 niet zou komen werken, omdat hij al een appartement had geboekt in Duitsland. [appellant] is op 23 december 2013 niet op het werk verschenen. Hij heeft op die dag telefonisch aan [geïntimeerde] te kennen gegeven dat hij niet zou komen werken, en daartoe de eerder aangevoerde reden nogmaals onder de aandacht van [geïntimeerde] gebracht.
- Bij brief van 23 december 2013 (productie 2 bij inleidende dagvaarding) heeft [geïntimeerde] [appellant] op staande voet ontslagen. In voornoemde brief staat als reden (voor zover hier relevant) het volgende vermeld:
- “
- De gemachtigde van [appellant] heeft bij brief van 7 januari 2014 een beroep gedaan op de nietigheid van het ontslag op staande voet.
- In het personeelshandboek van [geïntimeerde] is een afdeling opgenomen luidende “
) geen grond kan opleveren voor ontslag op staanden voet, een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het in artt. 1639 o en p B.W. bepaalde;”.