Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 791258/11-10325)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- een afrekennota van (pro resto) € 256,69 over de periode van 2 maart 2009 tot
1 februari 2010;
- acht voorschotnota’s van telkens € 178,- over de periode van mei 2010 tot en met december 2010;
- een eindafrekennota van € 420,81 over de periode van 31 januari 2010 tot
24 december 2010.
€ 2.101,50 deel uitmakende onbetaald gebleven pro resto bedrag van € 256,69 van de in r.o. 4.1 onder iii genoemde afrekennota, welke ziet op de periode tot 1 februari 2010.
1.969 m³ aan gas, op 1.000 ((3.692 gedeeld door 12) maal 3,25) kWh elektriciteit en op 533 ((1969 gedeeld door 12) maal 3,25) m³ gas.
1 februari 2010 van € 1.767,69 en van een bedrag van € 272,89 inclusief BTW voor elektra, van een bedrag van € 818,59 inclusief BTW voor gas, van een opzegvergoeding van € 100,-, van aanmaningskosten van € 225,- en van acceptgirokosten van € 16,66, bedraagt het door de NEM te factureren bedrag voor de gehele leveringsperiode € 3.200,83. Van [appellant] is reeds ontvangen
€ 1.642,- en een bedrag van € 225,- is gecrediteerd als aanmaningskosten (de NEM heeft onweersproken gesteld dat in het overzicht ten onrechte is vermeld dat de creditering betrekking had op de opzeggingsvergoeding), zodat resteert een door [appellant] te betalen en een door de NEM te vorderen bedrag van € 1.333,83.
€ 666,-
5.De uitspraak
20 mei 2014.