In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een arbeidsrechtelijk geschil tussen Brandstoffen B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten en betreft de echtheid van een handtekening op een beëindigingsovereenkomst. Het hof heeft eerder deskundigen benoemd om de handtekening te onderzoeken. De deskundige heeft geconcludeerd dat het hoogstwaarschijnlijk is dat de handtekening op de akte van 18 oktober 2009 door [geïntimeerde] is geplaatst. Ondanks de bezwaren van [geïntimeerde] over de deskundige's bevindingen, oordeelt het hof dat de bewijslevering door Brandstoffen B.V. is geslaagd.
Het hof heeft de argumenten van [geïntimeerde] over de interpretatie van de beëindigingsovereenkomst en de zorgplicht van de werkgever in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de werkgever, gezien de aanwezigheid van een advocaat bij de ondertekening, niet verplicht was om [geïntimeerde] verder te informeren over de inhoud van de finale kwijting. De vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen, en het hof vernietigt de eerdere vonnissen van de rechtbank. [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van bedragen die hij op basis van de eerdere vonnissen heeft ontvangen, evenals de proceskosten van beide instanties. De uitspraak is gedaan op 20 mei 2014.