8.Een proces-verbaal van verhoor benadeelde d.d. 19 februari 2013, voor zover inhoudende als – zakelijk weergegeven – verklaring van [slachtoffer]
(p. 122-123):
Ik ben eigenaar van de woning gelegen aan de [A-weg] 62 te Breda. Daar is op maandag 11 februari 2013 ingebroken. U heeft mij gevraagd om langs te komen omdat er een aantal goederen uit onze woning weggenomen is en deze goederen waarschijnlijk aangetroffen zijn bij de verdachten.
Ik kan u vertellen dat
(het hof begrijpt: onder andere)onderstaande spullen uit onze woning zijn weggenomen:
- een zwart/wit gestreepte plaid, merk Ikea
- een externe harde schijf, merk LaCie
- Canon camera-oplader en batterij
- een Canon telelens
- LowePro fotoslingshot 200, fototas (model rugzak)
- Stijltang Tondeo Cerlon plus
- Laptop Asus, serienummer B6nOAS62133526H, met oplader
- Apple IMac
- Apple toetsenbord en muis, kleur wit
- Toiletspullen, tasje
- Toilettas met wafelplaten, stijlplaten en krultang
Al deze goederen laat u mij nu zien. Ik kan u vertellen dat al deze goederen van mij zijn en uit de woning [A-weg] 62 te Breda komen. De plastic tas, kleur blauw, van de sportzaak Brejaart is van mij. Deze lag ook in de woning.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 6 mei 2014 verklaard dat hij in de omgeving Carnaval aan het vieren was, in een straat ging plassen en toen een tas vond. Hij wilde met die tas een rustig plekje opzoeken om te kijken wat zich in de tas bevond, maar werd toen hij de straat overstak aangehouden door de politie. De verdachte was toen alleen; er was niemand anders bij hem. Hij is ook niet in de woning aan de [A-weg] 62 geweest.
Het hof verwerpt deze alternatieve lezing van de verdachte, nu die haar weerlegging vindt in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder in de verklaring van de getuige [getuige], die heeft gezien dat twee mannen het garagepad van de woning aan de [A-weg] 62 op liepen, dat één van de mannen de voordeur opentrapte, dat zij toen beiden naar binnen gingen, dat de mannen ongeveer 10 minuten binnen zijn geweest, dat de twee mannen met meerdere tassen naar buiten kwamen lopen, dat zij de straat overstaken en richting de [B-weg] liepen, dat de politie toen aan kwam rijden en dat de politie de juiste verdachte heeft aangehouden.
Met “de juiste verdachte” heeft [getuige] kennelijk één van de door hem beschreven mannen – die in de woning zijn geweest – bedoeld en wel de man die ter plaatse in de [A-weg] is aangehouden. Blijkens de bewijsmiddelen 1, 2, 4 en 5 is dit de verdachte.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het is strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4° en 5°, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij hij en zijn mededader zich op klaarlichte dag op een uiterst brutale manier, namelijk door het intrappen van de voordeur, de toegang tot de woning hebben verschaft. Hiermee heeft de verdachte schade aangericht aan de woning en inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Dat de gestolen goederen weer in het bezit zijn geraakt van de rechthebbende is enkel te danken aan het feit dat een getuige de politie heeft gewaarschuwd, waardoor de verdachte op heterdaad kon worden aangehouden en zijn mededader de door hem meegedragen buit heeft achtergelaten.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2014 blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde reeds meermalen onherroepelijk werd veroordeeld ter zake van onder meer vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden zich opnieuw aan vermogenscriminaliteit schuldig te maken. Het thans bewezen verklaarde werd bovendien begaan binnen een maand nadat hij ter zake van een eerdere veroordeling voorwaardelijk in vrijheid was gesteld.
Het hof heeft bij de strafbepaling aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten straftoemeting. Op grond daarvan kan voor een inbraak in een woning in geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden in beginsel als passend worden beschouwd.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het door hem gestelde voornemen om zijn leven te beteren ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten.
Het hof zal de verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor deze duur met zich brengt.
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De verdachte is bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank ‘s-Gravenhage van
29 januari 2009 onder parketnummer 09-900501-08 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van voorarrest. Nadat de voorwaardelijke invrijheidstelling met
180 dagen is uitgesteld, is de verdachte op 15 januari 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Vervolgens heeft hij zich op 11 februari 2013 schuldig gemaakt aan de thans bewezen verklaarde woninginbraak.
Het openbaar ministerie heeft herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 550 dagen gevorderd in verband met het door de verdachte begaan van het thans bewezen verklaarde en derhalve het overtreden van de algemene voorwaarde.
Nu de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd behorende bij de voorwaardelijke invrijheidstelling – en wel binnen een maand nadat hij op vrije voeten was gekomen – heeft schuldig gemaakt aan het thans bewezen verklaarde en derhalve de algemene voorwaarde heeft overtreden, ziet het hof aanleiding de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen.
Het hof zal dan ook gelasten dat het gedeelte van voormelde gevangenisstraf van zes jaren dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 550 dagen, alsnog geheel moet worden ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 15j, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.