Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant],wonende te [woonplaats 1],
[appellante],wonende te [woonplaats 1],
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats 2], Duitsland,
[geïntimeerde 2],voorheen wonende te [woonplaats 3], Frankrijk, inmiddels wonende te [woonplaats 4],
8. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep in de hoofdzaak
- de akte van [appellant] met drie producties
- de antwoordakte van [geïntimeerde 2]
- de antwoordakte van [geïntimeerde 1].
9.De verdere beoordeling in de hoofdzaak
Aan de orde is de verkoop door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] aan [appellant] van een woning met een agrarische bestemming aan de [straatnaam] in het buitengebied van [woonplaats 1], alwaar grootschalige planologische ontwikkelingen – meer in het bijzonder de komst van een “landbouwontwikkelingsgebied” ook wel “LOG” genaamd, en als onderdeel daarvan de voorgenomen stichting van een Nieuw Gemengd Bedrijf, ook wel “NGB’ genaamd - gaande, dan wel op til zijn. In grote lijnen waren de bezwaren van [appellant] tweeërlei: hem was niets bekend of medegedeeld omtrent de komst van het LOG en/of het NGB, en hem was niet bekend of medegedeeld dat de woning geen woonbestemming, doch een agrarische bestemming had.
Als aan [appellant] melding was gemaakt van de agrarische bestemming, had hij nooit financiering gekregen. Dat betekent, ten eerste, dat opzegging van de financiering tot de mogelijkheden behoort, ten tweede, dat andere particulieren ook geen financiering kunnen krijgen zodat er feitelijk geen “markt” is voor de woning (anders dan de buurman, maar dat is juist degene tegen wie [appellant] bezwaren heeft gemaakt, zodat overname door die buurman niet voor de hand ligt). Overname door een (andere) boer ligt niet voor de hand daar het perceel van 1.26.47 ha. naar hedendaagse maatstaven daarvoor veel te klein is.
- Is de woning te verkopen aan particulieren en kunnen deze financiering krijgen
- Was de woning destijds financierbaar (door boeren/particulieren) en welke invloed heeft dat op de waarde
- Was de woning destijds verkoopbaar (aan boeren/particulieren) en welke invloed heeft dat op de waarde
- Kon op het perceel een levensvatbaar boerenbedrijf worden uitgeoefend
- Wat is de executiewaarde als de lening wordt opgezegd
- Wat is de restwaarde als de woning niet te financieren en onverkoopbaar blijkt
De koop van de woning vond plaats in 2007/2008, dus voordat de Wet plattelandswoningen in werking was getreden. Er moet echter rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de bedoelde wet feitelijk een bestendiging of codificatie inhield van wat reeds lang gangbare praktijk was. In elk geval vormt die wet, mogelijk, een contra-indicatie voor de stelling dat er gemeentes veel aan gelegen zou zijn om handhavend tegen “illegale” bewoning op te treden.
Naar ’s hofs oordeel is geen aanvullende vraag hieromtrent, zoals door [geïntimeerde 2] en door [geïntimeerde 1] voorgesteld, nodig. Indien en voor zover er destijds, gelet op de destijds geldende regelgeving en op het destijds gevoerde beleid, een kans bestond dat een langdurig gedogen zou worden beëindigd, komt dat vanzelf in de waardering tot uiting, en hetzelfde geldt voor het tegengestelde geval waarin er juist geen aanwijzingen waren dat het langdurig gebruik zou worden beëindigd
Anders dan [appellant] en met [geïntimeerde 2] is het hof van oordeel dat niet een lokale deskundige dient te worden aangezocht, daar de kwestie van het LOG en het NGB dient te worden geëcarteerd. Wel is het gewenst, ook al is deze niet rechtstreeks van invloed, dat de deskundige vertrouwd is met de Wabo-materie, en voorts dat deze ervaring heeft met het waarderen van onroerend goed in landelijk gebied..
10. De uitspraak
verschiltussen de beide volgende waarden van de woning:
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;