ECLI:NL:GHSHE:2014:1317

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
20-001521-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in Oss, heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht, waarbij het kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak en, subsidiair, matiging van de straf heeft bepleit.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelt dat de verdachte opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] en dat zij samen met anderen elektriciteit heeft gestolen van Enexis. De verdachte heeft bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd over de hennepkwekerij en was op de hoogte van de illegale afname van elektriciteit. Het hof concludeert dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de mededaders, waardoor de verdachte beide feiten heeft medegepleegd.

De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof legt een taakstraf van 120 uren op, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de straf te matigen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001521-13
Uitspraak : 13 mei 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 1 mei 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-850020-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – het medeplegen van hennepteelt, meermalen gepleegd (feit 1) en het medeplegen van diefstal (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met een proeftijd van
2
jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is primair vrijspraak en subsidiair matiging van de op te leggen straf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 januari 2011 tot en met
06 juni 2011 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 431, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan
30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 januari 2011 tot en met
06 juni 2011 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op tijdstippen in de periode van 31 januari 2011 tot en met 6 juni 2011 te Oss tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres]
een hoeveelheid van 431 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
zij in de periode van 31 januari 2011 tot en met 6 juni 2011 te Oss tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat verdachte weliswaar op de hoogte was van de kwekerij in haar woning en de diefstal van elektriciteit, maar dat verdachte zelf geen enkele handeling heeft verricht met betrekking tot deze kwekerij, noch met betrekking tot de diefstal van de elektriciteit. De raadsvrouw concludeert derhalve tot vrijspraak voor beide feiten.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de politie heeft verdachte een zeer gedetailleerde verklaring afgelegd over de hennepkwekerij voor wat betreft het aantal kamers, het aantal planten en de hoeveelheid lampen in de betreffende kamers. Zij heeft voorts verklaard dat anderen de hennepkwekerij bij haar in de woning hebben opgezet, dat er in de tenlastegelegde periode een keer is geoogst en zij twee keer € 1.500,00 heeft ontvangen van de personen die de kwekerij hebben opgezet. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte aangegeven dat deze verklaring op die punten klopt.
Verdachte heeft voorts bij de politierechter verklaard dat zij op de hoogte was van het feit dat de kabels uit de meterkast waren doorgetrokken naar de zolder ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van de kwekerij. Zij heeft verklaard dat de energierekening hetzelfde zou blijven. Hieruit leidt het hof af dat verdachte op de hoogte was van de illegale afname (diefstal) van elektriciteit.
Het feit dat verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in haar woning en de diefstal van elektriciteit en het feit dat zij geld heeft ontvangen voor het ter beschikking stellen van haar woning voor het telen van hennep, maakt naar het oordeel van het hof dat sprake was van een dusdanig bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de personen die de kwekerij en de bijbehorende elektriciteitsvoorziening hebben opgezet, dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft medegepleegd.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Met oplegging daarnaast van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheden dat:
- de verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is
veroordeeld;
- na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels
geruime tijd is verstreken.
In hetgeen ter terechtzitting door de verdediging naar voren is gebracht aangaande de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet het hof geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (
twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 13 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.