ECLI:NL:GHSHE:2014:1308

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
20-002862-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere gewapende overvallen in Sittard-Geleen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank Maastricht was vrijgesproken van meerdere gewapende overvallen. De verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De zaak betreft drie gewapende overvallen die plaatsvonden in de gemeente Sittard-Geleen, waarbij de verdachte een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte om de slachtoffers te dwingen tot afgifte van geld en goederen. De verdachte had in eerste aanleg integraal vrijgesproken, maar het hof kwam tot een andere conclusie na het horen van getuigen en het bestuderen van het bewijs. De verdachte had in Duitsland een bekennende verklaring afgelegd, maar deze werd door het hof niet als bewijs gebruikt vanwege schending van de Salduz-waarborgen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn recht op rechtsbijstand. De verklaringen van de slachtoffers en de reclasseringsmedewerkster werden wel als bewijs gebruikt. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld, en dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigde. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002862-12
Uitspraak : 8 mei 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van
3 augustus 2012 in de strafzaak met parketnummer 03-703785-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van:
1.
primair: afpersing;
subsidiair: diefstal met geweld;
2.
afpersing en/of diefstal met geweld;
3.
afpersing en/of diefstal met geweld.
Voorts heeft de eerste rechter de benadeelde partijen [slachtoffer 1], Shell [tankstation] en Gall & Gall niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen en een beslissing genomen omtrent een in beslag genomen voorwerp.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • verdachte zal veroordelen ter zake van de feiten onder 1 primair, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest;
  • de vorderingen van de benadeelde partijen geheel zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft, kort gezegd, bepleit dat:
- primair: verdachte integraal wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde;
subsidiair: verdachte wordt veroordeeld voor feit 2;
  • in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
  • de benadeelde partijen primair niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in de vorderingen. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de vordering van Shell [tankstation]
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof, anders dan de eerste rechter, tot een bewezenverklaring komt.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2011 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 250 euro en/of ongeveer 25 pakjes sigaretten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht hield op die [slachtoffer 1] en/of dat hij, verdachte, riep "dit is een overval" en/of "geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair,
hij op of omstreeks 18 oktober 2011 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 250 euro en/of ongeveer 25 pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht hield op die [slachtoffer 1] en/of dat hij, verdachte, riep "dit is een overval" en/of "geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 7 oktober 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 390 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, ongeveer 750 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, en/of een fles Jack Daniels, geheel of ten dele toebehorende aan Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht heeft (gehouden) op voornoemde [slachtoffer 2] en/of heeft gezegd "dit is een overval", althans woorden soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 14 oktober 2011 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 150 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles Bacardi Lemon, geheel of ten dele toebehorende aan Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht heeft (gehouden) op voornoemde [slachtoffer 3] en/of heeft gezegd "dit is een overval" en/of "ik wil nu het geld uit de kluis en de kassa" en/of dat hij, verdachte -zakelijk weergegeven- het wapen niet alleen had om te dreigen maar het zeker ook zou gebruiken, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verloop van het onderzoek
A.1.
Op 7 en 14 oktober 2011 is hetzelfde filiaal van slijterij Gall & Gall in Geleen -eenvoudig gezegd- overvallen. In beide gevallen was er sprake van één dader, een man. Op 18 oktober 2011 is een Shell tankstation in Sittard overvallen, ook hier was sprake van één mannelijke dader.
A.2.
Verdachte is op 20 oktober 2011 in Duitsland aangehouden wegens verdenking van betrokkenheid bij twee overvallen op personen die zojuist een bezoek aan de geldautomaat van de [bank] in Selfkant, Duitsland (net over de grens bij Sittard) hadden gebracht.
A.3.
Gelet op ontvangen CIE-informatie, overeenkomsten in modus operandi en de jas die verdachte bij zijn aanhouding in Duitsland droeg, is bij Nederlandse opsporingsambtenaren de verdenking ontstaan dat verdachte betrokken is geweest bij zowel de overval op het Shell tankstation als de overvallen op slijterij Gall & Gall.
A.4.
Door Nederlandse opsporingsambtenaren wordt een van de Duitse politie ontvangen foto van verdachte getoond aan [slachtoffer 2], die op 7 oktober 2011 ten tijde van de overval als verkoopster werkzaam was in slijterij Gall & Gall. Zij herkent verdachte voor honderd procent als de dader van de overval.
A.5.
Verdachte is vervolgens met instemming van de Duitse autoriteiten op 12 januari 2012 in de gevangenis in Keulen verhoord door twee Nederlandse opsporingsambtenaren in het bijzijn van een collega van de Duitse politie. Het verhoor had betrekking op de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de in Nederland gepleegde overvallen. Verdachte heeft bij gelegenheid van dat verhoor de overvallen op 7 en 14 oktober 2011 op het filiaal van slijterij Gall & Gall in Geleen en de overval op 18 oktober 2011 op het Shell tankstation in Sittard bekend.
A.6.
Na zijn vrijlating in Duitsland is verdachte in Nederland aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij voornoemde overvallen. Hij heeft bij zijn verhoor door de politie geen antwoord willen geven op inhoudelijke vragen die hem over die overvallen werden gesteld.
A.7.
De officier van justitie heeft verdachte gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht. Ten behoeve van de rechtszitting in eerste aanleg is door een medewerkster van Reclassering Nederland op 30 mei 2012 een reclasseringsadvies opgesteld. In dit advies is gerelateerd dat verdachte een bekennende verdachte is; hij heeft de gewapende overvallen in Nederland gepleegd.
A.8.
Bij gelegenheid van de behandeling van de zaak door de rechtbank in Maastricht heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
A.9.
Verdachte is door de rechtbank Maastricht bij beroepen vonnis vrijgesproken van het hem tenlastegelegde bij gebrek aan wettig bewijs. De verklaring van verdachte d.d. 12 januari 2012, in Duitsland afgelegd ten overstaan van de Nederlandse opsporingsambtenaren, kan niet voor het bewijs worden gebezigd, aldus de rechtbank, omdat -kort gezegd- gehandeld is in strijd met de Salduz-regels. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
A.10.
Bij gelegenheid van de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft verdachte zich wederom beroepen op zijn zwijgrecht.
A.11.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2012 is de medewerkster van de reclassering die het rapport van 30 mei 2012 heeft opgesteld, op verzoek van het openbaar ministerie als getuige gehoord. Zij heeft -kort samengevat- verklaard dat verdachte tegenover haar heeft bekend de tenlastegelegde overvallen te hebben gepleegd.
A.12.
Voorts heeft [slachtoffer 2], onder ede ter terechtzitting in hoger beroep van 24 april 2014 als getuige gehoord, haar herkenning van verdachte ten overstaan van de politie als dader van de overval op slijterij Gall & Gall op 7 oktober 2012 bevestigd.
A.13.
In hoger beroep zijn verder als getuige gehoord de Nederlandse opsporingsambtenaren die verdachte op 12 januari 2012 in Duitsland hebben gehoord alsmede de daarbij aanwezige Duitse collega. Ten slotte is een woordelijke uitwerking van dat verhoor aan het dossier toegevoegd.
Standpunt advocaat-generaal
B.1.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de verklaring van verdachte afgelegd in Duitsland (zie hiervoor onder A.5.) heeft uitgesloten van het bewijs.
Daartoe heeft de advocaat-generaal het volgende naar voren gebracht.
De Salduz-regels zijn in deze zaak niet van toepassing omdat geen sprake was van een eerste verhoor aangaande de betrokkenheid van verdachte bij een strafbaar feit op het moment dat verdachte de bewuste verklaring aflegde. Verdachte was preventief gedetineerd voor soortgelijke, in Duitsland gepleegde, feiten. In dat kader had hij reeds contact gehad met een Duitse advocaat.
Verdachte heeft expliciet, maar minstens stilzwijgend en ondubbelzinnig, afstand gedaan van zijn recht om een advocaat te consulteren.
Verweren verdediging
B.2.
De raadsman heeft het volgende betoogd.
De verklaring van verdachte afgelegd in Duitsland (zie hiervoor onder A.5.) dient te worden uitgesloten van het bewijs nu -kort gezegd- de Salduz-regels niet zijn nageleefd.
De door reclasseringsmedewerkster [reclasseringsmedewerkster] afgelegde verklaring (zie hiervoor onder A.11.) dient van het bewijs te worden uitgesloten omdat ‘anders een bom onder het reclasseringssysteem wordt geplaatst’.
De herkenning door aangeefster [slachtoffer 2] is niet bruikbaar voor het bewijs. In plaats van een enkelvoudige fotoconfrontatie had een meervoudige fotoconfrontatie moeten plaatsvinden.
B.3.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van I. en III.
B.4
De zogenaamde Salduz-waarborgen waarop de advocaat-generaal en de raadsman doelen houden, voor zover hier van belang, het volgende in. Indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat, na een daartoe strekkend verweer, in de regel - behoudens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken - dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Een uit anderen hoofde gedetineerde verdachte, ten aanzien van wie de verdenking is gerezen van een nieuw strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, bevindt zich wat betreft de bedoelde regel in een met een aanhouding vergelijkbare situatie.
B.5.
Verdachte heeft de onder A.5. genoemde bekennende verklaring afgelegd:
  • terwijl hij uit andere hoofde was gedetineerd in Duitsland;
  • tijdens een verhoor dat op grond van een rechtshulpverzoek van Nederland aan Duitsland werd afgenomen door Nederlandse opsporingsambtenaren aangaande in Nederland gepleegde strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • terwijl hij vóór dat moment nog niet in het kader van enig strafrechtelijk onderzoek over die feiten was gehoord;
  • terwijl hij over die feiten tevoren niet met een advocaat had gesproken.
B.6.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat, onder de geschetste omstandigheden (zie hiervoor onder B.5.) dit verhoor dient te worden aangemerkt als een in de zin van de geschetste Salduz-waarborgen bedoeld eerste verhoor, waarbij verdachte de gelegenheid moet zijn geboden om voorafgaand aan dat verhoor een advocaat te raadplegen.
B.7.
Vast staat dat de Nederlandse opsporingsambtenaren verdachte niet de gelegenheid hebben geboden om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen. Bij zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft de bij het verhoor aanwezige Duitse opsporingsambtenaar verklaard dat hij verdachte, voorafgaand aan het verhoor, in de Duitse taal heeft medegedeeld dat verdachte om een advocaat kon vragen. Hij kon zich evenwel niet herinneren of verdachte om een Nederlandse advocaat had gevraagd.
De vraag of met voornoemde mededeling van de Duitse opsporingsambtenaar is voldaan aan de zogenaamde Salduz-regels behoeft evenwel -gelet op hetgeen hierna onder B.8. wordt overwogen- geen beantwoording.
Ten aanzien van II. en III.
B.8.
De rechtbank heeft in dit kader als volgt overwogen:
“Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet gesteld kan worden dat verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht op het raadplegen van een advocaat. Verdachte heeft tijdens het verhoor verschillende keren aangegeven dat hij zijn advocaat wilde spreken dan wel dat hij een Nederlandse advocaat wilde spreken en dat hij op verdere vragen niet wilde ingaan. Verbalisanten hebben het verhoor hierop niet onderbroken, maar zijn telkens op verdachte blijven inpraten over zijn moeder en zijn zusje, de slachtoffers, het feit dat verdachte vastzit en niet zijn advocaat, dat zijn advocaat toch gaat zeggen dat verdachte zijn mond moet houden, over het feit dat de straffen in Duitsland (voor zover bekend bij verbalisanten) hoger zijn dan in Nederland, dat het voor de rechter prettiger is als verdachte een verklaring heeft afgelegd en dat er (zwaar) bewijs ligt tegen verdachte. Dat verdachte op enig moment heeft toegestaan dat verbalisanten verder gingen met hun vragen, kan gelet hierop niet gelden als een ondubbelzinnig afstand doen van zijn recht op het raadplegen van een advocaat.”
Het hof stelt vast dat deze gang van zaken bevestiging vindt in de woordelijke weergave van dat verhoor, die in hoger beroep aan het dossier is toegevoegd. Het hof kan zich geheel vinden in voornoemde overwegingen en oordeel van de rechtbank en maakt die tot de zijne.
Conclusie ten aanzien van de standpunten onder I. en II. en het verweer onder III.
B.9.
De standpunten van de advocaat-generaal worden verworpen. Het verweer van de raadsman slaagt. De verklaring van verdachte, zoals weergegeven onder A.5., zal derhalve niet tot het bewijs worden gebezigd.
Ten aanzien van IV.
B.10.
Het hof stelt voorop dat, mede tegen de achtergrond van de hulpverleningsrelatie waarin de reclasseringsambtenaar tot verdachte staat, de verklaring van verdachte in een reclasseringsrapport niet mag worden gebruikt voor het bewijs van het tenlastegelegde.
Hieruit vloeit evenwel nog niet voort dat de opsteller van een dergelijk rapport niet als getuige een voor het bewijs bruikbare verklaring zou kunnen afleggen met betrekking tot hetgeen hij in verband met de totstandkoming van het rapport heeft waargenomen of ondervonden. Voor zover aan de als getuige opgeroepen rapporteur vragen worden gesteld die betrekking hebben op feiten of omstandigheden waarvan de wetenschap aan de reclasseringsmedewerker als zodanig is toevertrouwd, komt hem de bevoegdheid toe zich van het beantwoorden van die vragen te verschonen als voorzien in art. 218 van het Wetboek van Strafvordering. Indien de opsteller van een rapport als getuige gehoord, geen aanleiding heeft gezien zich op dat verschoningsrecht te beroepen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de aldus afgelegde verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten.
B.11.
Gelet op het vorenstaande zal het hof dan ook de “bekentenis” van verdachte, zoals weergegeven in het reclasseringsrapport d.d. 30 mei 2012 (zie A.7.) niet tot het bewijs bezigen.
B.12.
Anders is dit voor de door de reclasseringsmedewerkster [reclasseringsmedewerkster] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring (zie A.11.) over hetgeen verdachte in verband met de totstandkoming van het rapport aan haar had toevertrouwd nu zij zich daarbij niet heeft beroepen op haar bevoegdheid zich van het beantwoorden van vragen te dien aanzien te verschonen. Het hof kan en zal deze verklaring dan ook gebruiken voor het bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van V.
B.13.
De namens verdachte ingenomen stelling, dat het resultaat van een enkelvoudige fotoconfrontatie, als onder A.4. vermeld, niet kan bijdragen aan het bewijs, vindt geen steun in het recht. Wel dient naar het oordeel van het hof behoedzaam met het resultaat van een enkelvoudige fotoconfrontatie te worden omgegaan. Aldus acht het hof de herkenning van verdachte door [slachtoffer 2], welke herkenning zij ter terechtzitting in hoger beroep onder ede zonder voorbehoud heeft bevestigd (zie A.12.), bruikbaar voor het bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 2.
Conclusie ten aanzien van de verweren onder IV. en V.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Bewijs [1]
 de vastgestelde feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1
C.1.
[slachtoffer 1] heeft op 18 oktober 2011 aangifte gedaan van een overval op 18 oktober 2011 tussen 20.00 uur en 20.10 uur. Hij heeft het navolgende verklaard.
Ik ben werknemer bij Shell [tankstation] te Sittard, gemeente Sittard-Geleen. Ik werk hier als servicemedewerker in het tankstation. Ik ben gerechtigd om aangifte te doen. Ik had vandaag 18 oktober 2011 dienst van 14:00 uur tot 21:00 uur. Ik was alleen in het tankstation aanwezig. Ik schat dat het omstreeks 20:00 uur was.
Toen ging de deur open en ik zag dat een man binnenkwam. Ik hoorde vervolgens dat de man zei: “Dit is een overval.” Ik zag toen dat de man in zijn rechterhand een pistool of revolver vast had. Ik zag dat de man het wapen in mijn richting hield. Ik hoorde vervolgens dat de man zei: “geld, geld.” Ik heb toen geld uit de kassa gepakt en op de balie gelegd. Ik schat dat ik hem ongeveer 250,- euro aan biljetten heb gegeven.
Ik hoorde dat hij om Marlboro sigaretten vroeg. Ik schat dat ik ongeveer 25 pakjes sigaretten in een plastic zak heb gedaan. Ik heb de plastic zak aan de man gegeven. De man had de hele tijd het wapen in zijn hand en richtte dat op mij. Toen ik hem de zak had gegeven zei hij tegen mij: “Bel de eerste vijf minuten geen politie, want anders kom ik terug.” De man
liep vervolgens weg.
Tijdens de overval voelde ik me angstig en gespannen. Ik was bang dat deze man zijn
vuurwapen zou gaan gebruiken. Ik heb alles gedaan wat hij aan me vroeg omdat ik
bang was. [2]
Ten aanzien van feit 2
C.2.
[slachtoffer 2] heeft op 7 oktober 2011 aangifte gedaan van een overval op 7 oktober 2011 om tussen 20:50 en 20:55 uur uur bij een filiaal van Gall & Gall te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen aan de [adres]. Zij heeft het navolgende verklaard.
Ik ben namens de benadeelde Gall & Gall gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam als verkoopster bij het filiaal van Gall & Gall te Geleen. Ik ben vandaag om 14:00 uur begonnen met werken. Ik sta achter de toonbank en help de klanten en bedien ook de kassa. Ik was alleen in de winkel. Omstreeks 20:50 uur was het rustig in de winkel. Ik had op dat moment geen klanten meer en verwachtte ook verder niemand, omdat de winkel om 21:00 uur dicht gaat. Omstreeks 20:50 uur kwam een jongen naar binnen. Hij kwam voor de toonbank staan en ik zag dat hij een wapen pakte en zei dit is een overval. Hij zei tegen mij: ja, pak het geld maar uit de kassa. Ik heb de kassalade opengemaakt en heb hem het briefgeld gegeven. Hij heeft het met zijn vrije hand aangepakt. Hij zei, dat is niet alles. Ik zei nog dat er wel een kluis was, maar daar ik het geld al afgeroomd had in een apart minikluisje in de hoofdkluis, waar ik niet alleen in kan, was er niet meer geld. Ik zei kom maar kijken en ben naar de kluisruimte gelopen. Hij is achter mij aangelopen. Er was nog een houten kistje met wisselgeld. Vervolgens heeft hij uit dit kistje met wisselgeld het briefgeld gepakt.
Kort na mij kwam hij uit het kantoor en ik zag dat hij iets zwarts onder zijn arm had. Ik weet nu dat het een zwarte verpakking van een fles Jack Daniels Whisky was. Vervolgens is hij naar buiten gelopen.
De overval heeft veel indruk gemaakt op mij. Ik was erg bang en voelde mij erg bedreigd. [3]
C.3.
Op 10 oktober 2011 heeft aangeefster [slachtoffer 2] nog het volgende verklaard.
Toen de man het wapen trok, richtte hij het pistool op mijn borst. Ik schat dat de afstand ongeveer een meter was. [4]
C.4.
Enkelvoudige fotoconfrontatie
Nadat verdachte [verdachte] was aangehouden in Duitsland werden door de Duitse politie foto’s van verdachte [verdachte] aan de Nederlandse politie overhandigd. Gezien de overeenkomsten in de overvallen werd door de officier van justitie toestemming gegeven om de foto van verdachte [verdachte], afkomstig van de Duitse politie, aan aangeefster [slachtoffer 2] te tonen.
Door aangeefster [slachtoffer 2] werd verdachte [verdachte] voor honderd procent herkend.
De bevindingen met betrekking tot deze fotoconfrontatie werden bij afzonderlijk proces-verbaal gerelateerd (pagina 208 tot en met 210). [5]
C.5.
Op 31 oktober 2011 heeft verbalisant [verbalisant] aan [slachtoffer 2] een foto getoond.
Mededeling verbalisant:
[slachtoffer 2], ik toon je nu een foto. Dit is een foto van een persoon. Dit is misschien
de dader, maar het kan ook van niet.
Vraag verbalisant:
Wat kun je over deze persoon vertellen?
Antwoord aangeefster:
Ja, dat is hem. Ik herken hem voor honderd procent. Hij had zijn gezicht niet
bedekt, ik heb hem recht in zijn ogen kunnen kijken. [6]
C.6.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 2] nog het volgende verklaard.
Op 31 oktober 2011 is mij door de politie de foto, die zoals u mij voorhoudt is weergegeven op p. 210 van het politiedossier, getoond. Ik had en heb geen enkele twijfel dat op die foto de dader van de overval op Gall & Gall op 7 oktober 2011 staat afgebeeld. [7]
C.7.
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt het volgende.
Op 10 oktober 2011 belde een werknemer van Gall & Gall aan de Rijksweg Zuid 2A te Geleen naar de politie. Een collega van haar was op 7 oktober 2011 betrokken bij een overval op genoemde winkel. De overvaller had 750,- euro uit de kluisruimte en 390,- euro uit de kassa buit gemaakt. Dit was exclusief een fles drank van het merk Jack Daniels. [8]
Ten aanzien van feit 3
C.8.
[slachtoffer 3] heeft op 15 oktober 2011 aangifte gedaan van een overval op
14 oktober 2011 tussen 20.35 uur en 20.40 uur bij een filiaal van Gall & Gall in Geleen, gemeente Sittard-Geleen aan de [adres]. Zij heeft het navolgende verklaard.
Ik ben namens de benadeelde Gall & Gall gerechtigd tot het doen van aangifte.
Vrijdag 14 oktober 2011 had ik dienst van 16.00 uur tot 21.00 uur. Ik was alleen. Vorige week is hetzelfde filiaal ook al overvallen. Ik hoorde de deurbel van de toegangsdeur van de winkel gaan, waarop ik gelijk naar de winkel liep. Toen ik naar de deur liep, die vanuit het magazijn toegang geeft tot de winkel, liep ik direct tegen een jongen op. Nog voordat ik iets kon zeggen zag ik dat de jongen een wapen had getrokken gelijkend op een pistool.
Ik hoorde de jongen gelijk zeggen: “Dit is een overval”. Mijn eerste reactie was dat ik zei: “Toch niet alweer”, en ik hoorde de jongen zeggen: “ja, en ik wil nu het geld uit de kluis en de kassa”. Ik had het idee dat hij precies wist waar de kluis was. Dit kan je niet weten als je nog nooit in het magazijn bent geweest. De kluis staat ook niet in het zicht. Ik zei tegen hem dat ik de kluis wel kon openen maar dat hier een tijdslot op zat en dat hij 5 minuten moest wachten. Ik hoorde hem toen zeggen: ”Dan wil het geld nu uit de kassa”. Het pistool had hij inmiddels weer in zijn jaszak geduwd en hij hield een van zijn handen in de jaszak om zo het wapen vast te houden. Ik voelde me op dat moment ontzettend bedreigd. Vervolgens ben ik naar de kassa gelopen. Ik heb vervolgens het papieren geld uit de lade genomen. In de tussentijd gaf de jongen ook nog aan in woorden dat hij een wapen had en hier niet alleen mee zou dreigen maar deze ook zeker zou gebruiken. Hij nam het geld. Vervolgens is hij richting de toegangsdeur van de winkel gelopen en heeft hij nog een fles Bacardi Lemon meegenomen. Toen hij bij de deur stond draaide hij zich om en ik hoorde hem zeggen dat ik 5 minuten moest bellen (het hof begrijpt dat is bedoeld: wachten) voordat hij (het hof begrijpt dat is bedoeld: ik) de politie zou bellen. Hij zou dit in de gaten houden anders zou hij me kapot schieten.
Er moet tussen de 150 euro en 200 euro zijn weggenomen. [9]
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
C.9.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 5 december 2012 heeft [reclasseringsmedewerkster] het volgende verklaard.
Ik ben reclasseringswerker van beroep.
Ik heb een rapport opgemaakt omtrent de persoon van verdachte. Tijdens het opstellen van het rapport heeft verdachte het delict tegenover mij bekend. Hij heeft mij verteld dat een jongen met wie hij omging ter sprake had gebracht om overvallen te plegen en dat hij, hoewel hij er twijfels bij had, daarmee ingestemd had. De andere persoon zou een neppistool hebben en door hen werd er afgesproken dat ieder de helft van de buit zou krijgen, terwijl verdachte de overvallen zou plegen. Zo heeft de verdachte het tegen mij gezegd.
De overvallen in Nederland waren de overvallen op een tankstation en op Gall en Gall. De data heb ik niet echt paraat maar het zijn de feiten die in de tenlastelegging staan. Er is gesproken over wat er weggenomen was. Dat was een geldbedrag en flessen drank. [10]
 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijds-) verband beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De overtuiging van het hof, dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan wordt nog gesterkt door het volgende.
Het filiaal van Gall & Gall dat op 7 oktober 2011 door één dader werd overvallen (feit 2), is op 14 oktober 2011 wederom door één dader overvallen (feit 3). Bij die laatste overval is in reactie op de opmerking van de medewerkster van Gall & Gall, [slachtoffer 3] ,“Toch niet alweer”, door de dader gezegd: “ja, en ik wil nu het geld uit de kluis en de kassa”. Deze uitlating duidt er op dat het in beide gevallen om dezelfde dader gaat.
Daarnaast stelt het hof vast dat de dader van zowel feit 1 als feit 3 tegen de slachtoffers heeft gezegd, zakelijk weergegeven, dat de eerste vijf minuten geen politie gebeld moest worden omdat dit anders nadelige gevolgen voor hen zou hebben. Deze specifieke en qua strekking gelijkluidende uitlating duidt er op dat ook de feiten 1 en 3 door dezelfde dader zijn gepleegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 18 oktober 2011 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 250 euro en ongeveer 25 pakjes sigaretten, toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht hield op die [slachtoffer 1] en dat hij riep "dit is een overval" en "geld, geld";
2.
hij op 7 oktober 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 390 euro, toebehorende aan Gall & Gall,
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 750 euro en een fles Jack Daniels, toebehorende aan Gall & Gall, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht heeft op voornoemde [slachtoffer 2] en heeft gezegd "dit is een overval";
3.
hij op 14 oktober 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 150 euro, toebehorende aan Gall & Gall,
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles Bacardi Lemon, toebehorende aan Gall & Gall, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht heeft op voornoemde [slachtoffer 3] en heeft gezegd "dit is een overval" en "ik wil nu het geld uit de kluis en de kassa" en dat hij, verdachte -zakelijk weergegeven- het wapen niet alleen had om te dreigen maar het zeker ook zou gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
afpersing.
Het onder 2 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
de voortgezette handeling van:
-
afpersing
en
-
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het onder 3 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
de voortgezette handeling van:
-
afpersing
en
-
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregelen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een periode van elf dagen schuldig gemaakt aan drie overvallen in de gemeente Sittard-Geleen, waarbij tweemaal op dezelfde slijterij. Daarbij is door verdachte een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond aan de slachtoffers. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat zij daadwerkelijk de vrees hebben gehad dat hen iets zou worden aangedaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als de onderhavige ook lange tijd nadien nog te kampen hebben met gevoelens van angst en onveiligheid. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof kunnen vaststellen dat de gebeurtenissen het slachtoffer [slachtoffer 2] zelfs tweeëneenhalf jaar na dato nog verre van onberoerd laten. Het hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Het hof is van oordeel dat voor een overval op een winkel onder bedreiging met geweld, naar de geldende maatstaven een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren in beginsel als passend kan worden beschouwd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor langere duur met zich brengt.
Bij de strafoplegging heeft het hof daarnaast rekening gehouden met:
  • de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 maart 2014, waaruit blijkt dat hij na de bewezen verklaarde feiten meerdere malen met de strafrechter in aanraking is gekomen zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
  • de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
Alles overziende acht het hof, met de advocaat-generaal, oplegging van de gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof zal dan ook niet een straf opleggen zoals door de raadsman bepleit, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Hetgeen de raadsman in dit kader nog naar voren heeft gebracht, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

Shell [tankstation]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 220,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij Shell [tankstation] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

Gall & Gall
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.530,55. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof stelt vast de vordering in eerste aanleg namens Gall & Gall is ingediend door [gemachtigde], die daartoe was gemachtigd blijkens een bij het voegingsformulier benadeelde partij d.d. 24 mei 2012 als bijlage gevoegde volmacht d.d. 18 april 2012 met de geldigheid van één jaar. Een andere volmacht bevindt zich niet te dien aanzien niet in het dossier. In hoger beroep heeft zich een andere persoon dan [gemachtigde] namens Gall & Gall gevoegd. Bij het ontbreken van een daartoe strekkende machtiging dient het er voor te worden gehouden dat deze persoon daartoe niet was gemachtigd. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen.
Beslag
Ten aanzien van het in beslag genomen hierna nader te noemen goed is niet duidelijk geworden wie daarop rechthebbende is. Derhalve is het hof niet in staat de teruggave daarvan aan een met name te noemen persoon te gelasten en zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 56, 57, 60a, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 sigaret (nummer 3 op de beslaglijst).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij Shell [tankstation]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Shell [tankstation] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 220,00 (tweehonderdtwintig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Shell [tankstation], een bedrag te betalen van
€ 220,00 (tweehonderdtwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij Gall & Gall

Verklaart de benadeelde partij Gall & Gall in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. J.A. van Zon en mr. H.D. Bergkotte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 8 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. van Zon en mr. H
.D. Bergkotte zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal, opgenomen in het doorgenummerde dossier van de Politie Regio Limburg Zuid, Leiding District Sittard, Leiding Districtsrecherche Sittard, Recherche Sittard, proces-verbaalnummer PL2440 2011124114, sluitingsdatum 4 maart 2012, p. 1-408.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], p. 190-192.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2], p. 197-200.
4.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 2], p. 203.
5.Stamproces-verbaal, p. 11.
6.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 2], p. 208-209, met als bijlage een afbeelding van een foto (p. 210).
7.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 24 april 2014.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 213.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3], p. 215-218.
10.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 5 december 2012.