Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De verdere beoordeling
primairdat zij de overeenkomst tussen Fonewell Nederland BV en EMA heeft overgenomen en dat zij EMA hiervan op de hoogte heeft gesteld met haar brief van 12 juni 2009. EMA is volgens Fonewell in ieder geval tot 10 juli 2010 van de diensten en apparatuur van Fonewell gebruik blijven maken. EMA heeft bovendien een factuur van december 2009 voldaan, verschillende keren telefonisch contact gezocht met Fonewell, aan Fonewell op 6 januari 2010 verzocht de tenaamstelling van de facturen te wijzigen, op 5 juli 2010 een verhuisbericht aan Fonewell verzonden en op 17 juni 2010 Fonewell verzocht de centrale op te halen omdat die vanaf dat moment niet meer werd gebruikt. Om deze reden is er sprake van contractsovername en is EMA volgens Fonewell tot en met 28 februari 2011 de uit de overeenkomst voortvloeiende vergoeding voor de diensten van Fonewell verschuldigd, in totaal € 7.993,31. Op grond van artikel 2.2 van de algemene voorwaarden van Fonewell is EMA tevens de maandelijkse bedragen gedurende de minimale contractsduur van 5 jaar verschuldigd, vanaf 1 maart 2011 tot en met 30 november 2012 berekend op € 6.010,=, aldus Fonewell.
primair, indien de algemene voorwaarden van Fonewell van toepassing zijn, een bedrag van € 7.993,31 ter zake openstaande facturen, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de vervaldata van de facturen, een bedrag van € 6.010,= ter zake de resterende contractsduur, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 18 november 2010, een bedrag van € 1.199,= aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Voor het geval haar algemene voorwaarden niet van toepassing zijn vorderde Fonewell
subsidiairhet bedrag van € 7.993,31, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de vervaldata van de facturen, een bedrag van € 768,= aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
In haar dagvaarding is hoger beroep heeft Fonewell deze vorderingen sub I geformuleerd op de wijze als waarop deze in haar dagvaarding in eerste aanleg waren geformuleerd. Het hof gaat ervan uit dat hier sprake is van een verschrijving en dat Fonewell ook in hoger beroep toewijzing van haar vorderingen verlangt zoals deze luidden na de vermindering van eis in eerste aanleg, dat wil zeggen zoals hiervoor kort weergegeven. In de memorie van grieven heeft Fonewell namelijk nergens te kennen gegegeven dat zij in hoger beroep deze vermindering van eis beoogt terug te draaien.
subsidiairongerechtvaardigde verrijking ten grondslag. Deze grondslag heeft de rechtbank in het eindvonnis van 18 april 2012 onder 4.4 verworpen. Hiertegen is Fonewell in hoger beroep niet opgekomen zodat deze grondslag in dit hoger beroep verder niet aan de orde is.
primairegrondslag voor haar vordering in conventie onvoldoende heeft onderbouwd. Bij deze stand van zaken is bewijslevering als door Fonewell op dit punt aangeboden niet aan de orde. De grieven 2 en 3 van Fonewell worden verworpen. Ook overigens heeft Fonewell geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat haar bewijsaanbod ook voor het overige als niet relevant wordt gepasseerd. Zoals hiervoor onder 7.4 gezegd, is de
subsidiairegrondslag voor de vordering in dit hoger beroep niet aan de orde.