ECLI:NL:GHSHE:2014:1249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
20-003301-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens geslaagd beroep op overmacht van ongewenst vreemdeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1979 en thans verblijvende in Detentiecentrum Rotterdam, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat de verdachte had vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de officier van justitie beperkt was tot de zaak met parketnummer 01-825448-12, waarin de verdachte ten laste was gelegd dat hij als vreemdeling in Nederland verbleef terwijl hij wist dat hij ongewenst was verklaard.

Tijdens de zitting heeft de verdediging betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, onder verwijzing naar het tijdsverloop en de inspanningen die de verdachte heeft geleverd om Nederland te verlaten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in de periode van 14 augustus 2012 tot 3 september 2012 niet redelijkerwijs kon worden gevergd om binnen drie weken Nederland te verlaten. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte een geslaagd beroep op overmacht kon doen.

Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Het hof heeft de verdachte voor het bewezen verklaarde feit, dat hij op 3 september 2012 als vreemdeling in Nederland verbleef terwijl hij wist dat hij een inreisverbod had, niet strafbaar verklaard en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De beslissing van het hof is op 2 mei 2014 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003301-12
Uitspraak : 2 mei 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 september 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-825448-12 en 01-825462-12, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 01-831718-08, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam,
waarbij:
  • verdachte werd vrijgesproken van de hem bij parketnummer 01-825448-12 onder 1. en bij parketnummer 01-825462-12 onder 1. ten laste gelegde feiten;
  • verdachte ter zake van het onder 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit werd ontslagen van alle rechtsvervolging;
  • verdachte ter zake van in de zaak met parketnummer 01-825462-12 onder 2. bewezen verklaarde feit, zijnde “diefstal door twee of meer verenigde personen”, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de tenuitvoerlegging werd gelast van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens de appelakte en de partiële intrekking van het hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-825448-12 is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor het hem in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de tenuitvoerlegging zal gelasten van de in de zaak met parketnummer 01-831718-08 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De verdediging heeft bepleit dat:
  • het hof het vonnis ten aanzien het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde zal bevestigen;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen dan wel de proeftijd zal worden verlengd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft het openbaar ministerie, dat hoger beroep heeft ingesteld, geen bezwaren tegen de in het vonnis van de eerste rechter genomen beslissing ten aanzien van het in de zaak met parketnummer
01-825448-12 onder 1. ten laste gelegde.
Ambtshalve vindt het hof in het vonnis waarvan beroep geen gronden om de zaak ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 1. ten laste gelegde in hoger beroep in behandeling te nemen.
Gezien het vorenstaande zal de officier van justitie zonder onderzoek van de zaak zelf
niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 1. ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt onder meer het volgende in:
“Het proces-verbaal is opgemaakt naar aanleiding van het hoger beroep, ingesteld door de officier van justitie, welk zich beperkt tot het ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte voor het tweede feit op de tenlastelegging met parketnummer 01/825448-12. Gelet hierop kan naar het oordeel van de politierechter worden volstaan met een uitgewerkt proces-verbaal ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van dit feit.”
Naar het oordeel van het hof vindt de beslissing van de politierechter om het proces-verbaal van de terechtzitting slechts uit te werken ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde geen steun in het recht. Immers, blijkens de appelakte was door de officier van justitie onbeperkt hoger beroep ingesteld, terwijl het niet mogelijk is het hoger beroep te beperken in de aan de appelakte gehechte opgave van bezwaren.
Het proces-verbaal van de terechtzitting alsmede de aantekening van het mondeling vonnis daarin voldoen derhalve niet aan de in het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, zodat het hof het vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd in de zaak met parketnummer
01-825448-12 onder 2. dat:
hij op of omstreeks 03 september 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard en/of tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 september 2012 te Eindhoven als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven en onder verwijzing naar het tijdsverloop in deze zaak – dat verdachte in de periode van 14 augustus 2012 tot 3 september 2012 alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem te verwachten viel om Nederland te verlaten. Daarbij is er in het bijzonder gewezen op:
  • de omstandigheid dat de raadsman bij de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel heeft medegedeeld dat het gevolg van de beëindiging van de ISD-maatregel zou zijn dat verdachte wordt geplaatst in vreemdelingenbewaring;
  • de omstandigheid dat verdachte zich op 17 augustus 2012 heeft gemeld bij het politiebureau in Eindhoven teneinde in vreemdelingenbewaring te worden genomen of gevolg te geven aan het uitgevaardigde inreisverbod.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof het volgende af:
  • op 1 november 2010 is de voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak met parketnummer 01-825559-10 aangevangen;
  • bij vonnis van 22 februari 2011 in de zaak met parketnummer 01-825559-10 is aan verdachte de ISD-maatregel opgelegd door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch;
  • bij beschikking van 14 mei 2012 heeft de Minister van Immigratie, integratie en asiel met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een inreisverbod voor de duur van tien jaren uitgevaardigd tegen verdachte;
  • op 14 augustus 2012 is de ISD-maatregel door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch beëindigd en is verdachte in vrijheid gesteld;
  • op 17 augustus 2012 heeft verdachte zich gemeld op het politiebureau in Eindhoven, doch is door de politie heengezonden en verwezen naar de International Organization for Migration;
  • op 3 september 2012 is verdachte aangehouden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet aannemelijk geworden dat door verdachte in de periode van 14 augustus 2012 tot 3 september 2012, zijnde minder dan drie weken, enige inspanning waarvan redelijkerwijs enig resultaat was te verwachten, had kunnen worden verricht om Nederland te verlaten, anders dan het zich op 17 augustus 2012 melden op het politiebureau.
Gelet op het vorenstaande kon naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval van verdachte redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij in een periode van minder dan drie weken voldeed aan zijn verplichting om Nederland te verlaten, zodat verdachte een beroep op overmacht toekomt.
De verdachte is daarom niet strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde en dient van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 4 september 2012 de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te 's-Hertogenbosch van 29 september 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden gevorderd, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 825448-12. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
In aanmerking genomen dat verdachte bij vonnis van de politierechter is vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 1. ten laste gelegde en thans zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het hem in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 1. ten laste gelegde.
Vernietigthet vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-825448-12 onder 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Wijstaf de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te 's-Hertogenbosch van 4 september 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 29 september 2010, parketnummer 01-831718-08, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Aldus gewezen door
mr. J.J. van der Kaaden, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 2 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.