ECLI:NL:GHSHE:2014:1241

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
HV 200.140.575_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een bestuurder van een stichting wegens handelen in strijd met de statuten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], die als bestuurder van de stichting SZO is ontslagen door de rechtbank Limburg. De rechtbank oordeelde dat [appellant] in strijd heeft gehandeld met de statuten van de stichting door een statutenwijziging door te voeren zonder de vereiste unanimiteit van de bestuurders, waaronder een bestuurder van de Stichting Gehandicaptenzorg (SGL). De rechtbank had eerder al [appellant] geschorst als bestuurder en zijn verzoek om [geintimeerde 3.] als bestuurder te ontslaan afgewezen.

In hoger beroep verzocht [appellant] om de eerdere beschikkingen te vernietigen en om zijn ontslag ongedaan te maken. Hij voerde aan dat de rechtbank onjuist had geoordeeld over de feiten en dat zijn ontslag niet in overeenstemming was met de statuten. [appellant] stelde dat hij handelde in het belang van de stichting en dat de statutenwijziging niet in strijd was met de wet of de redelijkheid en billijkheid.

De mondelinge behandeling vond plaats op 16 april 2014, waarbij zowel [appellant] als de advocaten van de geïntimeerden, SVG en SGL, hun standpunten naar voren brachten. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellant] in strijd met de statuten had gehandeld. De statuten vereisten dat een bestuurder van SGL deel uitmaakte van het bestuur van SZO, en het hof concludeerde dat de statutenwijziging zonder deze betrokkenheid niet rechtsgeldig was.

Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 1 mei 2014
Zaaknummer: HV 200.140.575/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/183115/HA RK 13-94
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M.J. Mookhram,
tegen
Stichting Vrienden Gehandicaptenzorg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
en
Stichting Gehandicaptenzorg(voorheen genaamd Stichting Gehandicaptenzorg Limburg)
gevestigd te [vestigingsplaats],
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen: SVG respectievelijk SGL respectievelijk [geintimeerde 3.],
advocaat: mr. P.M. Scholtes.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 oktober 2013, waarbij – kort weergegeven – [appellant] ontslagen is als bestuurder van SZO, en het tegenverzoek om [geintimeerde 3.] als bestuurder van SZO te ontslaan, is afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, alsmede naar de deelbeschikking van 18 september 2013 waarbij – kort weergegeven – [appellant] is geschorst als bestuurder van SZO.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties 1-10, ingekomen ter griffie op 9 januari 2014, heeft [appellant] – kort weergegeven – verzocht voormelde beschikking en de deelbeschikking van 18 september 2013 te vernietigen, het inleidend verzoek van SVG, SGL en [geintimeerde 3.] alsnog af te wijzen en hen te veroordelen om al hetgeen zij ter uitvoering hebben gedaan ongedaan te maken, alsnog het verzoek tot ontslag van [geintimeerde 3.] als bestuurder van SZO toe te wijzen en SVG, SGL en [geintimeerde 3.] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 maart 2014, hebben SVG, SGL en [geintimeerde 3.] – kort weergegeven – verzocht het verzoek van [appellant] af te wijzen met bekrachtiging van de beschikkingen van 18 september en 9 oktober 2013, met veroordeling van [appellant] bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant];
-mr. B.A.R. Janssen, waarnemend voor mr. Mookhram, advocaat van [appellant];
-[geintimeerde 3.];
- mr. Scholtes, advocaat van SVG, SGL en [geintimeerde 3.].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 18 september 2013;
- productie 11 met bijlagen 1 t/m 9 zijdens [appellant];
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Janssen overgelegde pleitnota;
- een door [appellant] ter zitting in hoger beroep overgelegd stuk;
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Scholtes overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank heeft [appellant] als bestuurder ontslagen. De rechtbank heeft daartoe
– kort weergegeven – overwogen:
4.7.10
Door [geintimeerde 3.] bij meerderheidsbesluit te ontslaan en vervolgens te besluiten tot een statutenwijziging heeft [appellant], tezamen met [bestuurder 1.] en [bestuurder 2.], namelijk in strijd gehandeld met artikel 11 van de statuten, dat voor statutenwijziging unanimiteit vereist. Gelet op de bepaling inzake de kwaliteitszetel in artikel 3 van de statuten kan dit unanimiteitsvereiste in redelijkheid niet anders worden uitgelegd dan dat ook de SGL-bestuurder in het bestuur van SZO met de statutenwijziging dient in te stemmen.
Ten aanzien van de beslissing om [geintimeerde 3.] niet te ontslaan als bestuurder heeft de rechtbank – kort weergegeven – overwogen:
4.14
Gelet op de toelichting tijdens de mondelinge behandeling verwijten SZO c.s. en [bestuurder 2.] [geintimeerde 3.] ook dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer. Volgens vaste jurisprudentie is van wanbeheer alleen sprake als de bestuurder tekortschiet ten aanzien van het beheer over het aan de stichting toevertrouwde vermogen of de zorg voor de verkrijging van inkomsten. De rechtbank is niet gebleken dat [geintimeerde 3.] als bestuurder van SZO in dit opzicht jegens SZO is tekortgeschoten.
3.2.
[appellant] kan zich niet met het oordeel van de rechtbank verenigen en hij is hiertegen in hoger beroep gekomen. [appellant] voert hiertoe – kort weergegeven – het volgende aan.
De rechtbank heeft een aantal feiten niet juist weergegeven in de beschikking (grief I).
Het ontslag van [geintimeerde 3.] als bestuurder van SZO en de daarop volgende statutenwijziging van de statuten van SZO zijn niet in strijd met die statuten, noch met de redelijkheid en billijkheid of met de wet. Het bestuur van SZO kon worden gevormd zonder afgevaardigde van SGL. [geintimeerde 3.] disfunctioneerde als bestuurder van SZO omdat hij als doel had SZO op te heffen. [geintimeerde 3.] heeft immers, aldus [appellant], in zijn functie als SGL-bestuurder het contract met Tara-manda op oneigenlijke gronden opgezegd. Volgens de statuten van SZO had het bestuur SZO moeten ontbinden op het moment dat de samenwerkingsovereenkomst tussen SGL en Tara-manda zou worden beëindigd. Er is geen sprake van een onbehoorlijke taakvervulling door [appellant], omdat [appellant] steeds heeft gehandeld in het belang van SZO en daartoe geëigende maatregelen heeft genomen. [appellant] is ten onrechte ontslagen uit zijn functie als bestuurder (grieven II, III, IV en V). De rechtbank heeft [appellant] eveneens ten onrechte geschorst als bestuurder van SZO (grief VII).
Ten onrechte is het verzoek om [geintimeerde 3.] als bestuurder te ontslaan, afgewezen. De rechtbank maakt ten onrechte een (kunstmatig) onderscheid tussen de handelingen van [geintimeerde 3.] als SGL-bestuurder en als SZO-bestuurder. Door als SGL-bestuurder beslissingen (gericht op liquidatie) te nemen die in strijd zijn met de belangen van SZO, handelt [geintimeerde 3.] in strijd met zijn taak als SZO-bestuurder; er is sprake van wanbeheer door [geintimeerde 3.] (grief VI).
[appellant] had niet in de proceskosten mogen worden veroordeeld (grief VIII).
3.3.
Door en namens [appellant] is hieraan ter zitting in hoger beroep – kort weergegeven – nog het volgende toegevoegd. [appellant] is bekend met het feit dat SZO inmiddels in staat van faillissement verkeert. Desondanks heeft [appellant] een belang bij het vernietigen van zijn ontslag als bestuurder: [appellant] wil rehabilitatie. Bovendien wil [appellant] in staat zijn om bestuursfuncties te blijven vervullen.
In de statuten zijn geen bijzondere bevoegdheden aan de positie van SGL in het bestuur toegekend; er is geen sprake van een “kwaliteitszetel”. [appellant] is vanaf het begin af aan betrokken bij SZO en is dus beter in staat om de statuten van SZO te duiden; het is nooit de bedoeling geweest om een bestuurder van SGL een kwaliteitszetel te geven. Het is ook nooit de bedoeling geweest dat een disfunctionerende bestuurder niet zou kunnen worden ontslagen. Het is niet juist dat [appellant], [bestuurder 1.] en [bestuurder 2.] de onroerende zaken van SZO wilden verkopen. Bovendien zou dit niet in het voordeel van SZO zijn: de opbrengsten van een verkoop zouden immers SVG ten goede komen.
Van meet af aan had [geintimeerde 3.] als doelstelling om de oorspronkelijk door SGL geïnvesteerde gelden terug te halen. [geintimeerde 3.] betaalde openstaande facturen niet, pleegde contractbreuk en startte diverse juridische procedures; er bleef voor de medebestuurders van SZO geen andere keus dan [geintimeerde 3.] te ontslaan. Om te voorkomen dat hij met onmiddellijke ingang weer zou moeten worden herbenoemd, was het noodzakelijk om de statuten op dit punt te wijzigen.
De bedoeling van SZO, Tara-manda en SVL was om uit te groeien tot zelfstandige en stabiele ondernemingen.
De instelling van [appellant] is er altijd een geweest van bruggen bouwen en consensus zoeken. De raad van toezicht van SGL wilde echter het gesprek niet aan, aldus [appellant].
3.4.
SGL, SVG en [geintimeerde 3.] stellen zich – kort weergegeven – op het standpunt dat de statutaire bepalingen zijn opgenomen om de positie van SVG te beschermen: bij verkoop van registergoederen door SZO zou de waarde van de registergoederen behouden blijven, doordat SVG de registergoederen zou overnemen tegen de restantwaarde na aftrek van de daarop rustende (hypothecaire) schulden. De uitleg van [appellant] van artikel 3 lid 1 van de statuten is te beperkt.
Een afsplitsing van SZO, Tara-manda en SVL was voor SGL bespreekbaar, maar niet als daarbij alle beschikbare vermogensbestanddelen bij SZO zouden blijven en schulden door SGL zouden moeten worden kwijtgescholden. Door [geintimeerde 3.] te ontslaan als bestuurder van SZO en de statuten te wijzigen werd door de andere bestuurders de weg vrijgemaakt om SGL uit het bestuur van SZO te werken, kennelijk om de registergoederen te gelde te maken. De schulden van Tara-manda en SVL werden betaald door SZO.
SGL, SVG en [geintimeerde 3.] zijn nooit uit geweest op liquidatie van SZO.
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen [geintimeerde 3.] als SGL-bestuurder en [geintimeerde 3.] als SZO-bestuurder.
De statutaire eis van “algemene stemmen” en “unanimiteit” ten aanzien van bepaalde besluiten binnen SZO duidt er op, dat beoogd was de SGL-bestuurder die tevens SZO-bestuurder was, een duidelijke vinger in de pap te geven. De uitleg van de statuten door de rechtbank is derhalve een juiste, aldus SGL, SVG en [geintimeerde 3.]. De juiste handelwijze na het ontslag van [geintimeerde 3.] als SGL-bestuurder zou zijn geweest dat de overgebleven bestuursleden eerst een besluit zouden hebben genomen tot invulling van de ontstane vacature en pas daarna de besluitvorming over de statutenwijziging aan de orde zou zijn geweest.
Door geen medewerking te verlenen aan de door CZ gestelde voorwaarden heeft Tara-manda onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van SZO het einde van de samenwerking met SGL zelf over zich afgeroepen.
3.5.
Ter zitting in hoger beroep is door en namens SGL, SVG en [geintimeerde 3.] – kort weergegeven – het volgende naar voren gebracht. Aangezien door SGL in SZO onroerend goed was ingebracht, wenste SGL een zekere controle te behouden. Daarom wenste SGL zeggenschap in SZO en is in de statuten van SZO over belangrijke beslissingen unanimiteit vereist. De SGL-bestuurder die zitting had in het bestuur van SZO, was derhalve nodig voor het nemen van belangrijke besluiten.
Het is niet [geintimeerde 3.] die allerlei juridische procedures is gestart, maar dat zijn de overige voormalige SZO-bestuurders.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Zoals ook door de Kamer voor het Notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch op 20 januari 2014 is beslist (zie productie HB4), wordt ingevolge artikel 2:293 BW de structuur van een stichting in beginsel bepaald door de oprichters. Zelfs in het geval de statuten ter zake een wijzigingsbevoegdheid geven, dient een dergelijke wijzigingsbevoegdheid restrictief te worden uitgelegd: van de bedoeling van de oprichters mag niet worden afgeweken.
3.6.2.
De statuten van SZO in 2008 luidden (voor zover thans van belang):
ARTIKEL 2
De Stichting heeft ten doel:
alle mogelijke vormen van dienstverlening aan derden op het gebied van zorg en ondersteuning, evenals het houden van aandelen in vennootschappen alsmede het aan- en verkopen van- en het verhuren van onroerende zaken.
het ondersteunen van- en het doen van schenkingen, voorzover solvabiliteit/liquiditeit zulks toelaten, aan (…) Stichting Vrienden Gehandicaptenzorg (…).
het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
ARTIKEL 3
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste drie bestuurders, waarbij een (1) bestuurslid, niet zijnde de voorzitter, tevens bestuurslid dient te zijn van de stichting: Stichting Gehandicaptenzorg (…). De overige bestuursleden dienen onafhankelijk te zijn van voormelde stichting: Stichting Gehandicaptenzorg;
2. De bestuurders worden benoemd en geschorst door het bestuur. In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen door één persoon worden vervuld.
3. De bestuurders worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster aftredend bestuurder is onmiddellijk en onbeperkt herbenoembaar. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
4. Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur behoudt het bestuur zijn bevoegdheden.
5. De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
ARTIKEL 4
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding, bezwaring en verhuren van registergoederen, mits het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
4, Erfstellingen mogen slechts onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
ARTIKEL 6
1. Het bestuur kan in een vergadering alleen besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Een bestuurder kan zich in een vergadering door een andere bestuurder laten vertegenwoordigen nadat een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht is afgegeven. Een bestuurder kan daarbij slechts voor één andere bestuurder als gevolmachtigde optreden. Is in een vergadering niet de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering. In deze tweede vergadering kan ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders worden besloten omtrent de onderwerpen welke op de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
2. Zolang in een vergadering alle in functie zijnde bestuurders aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
3. Het bestuur kan met algemene stemmen ook buiten vergadering besluiten nemen. Van een aldus genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter als notulen wordt bewaard.
4. Iedere bestuurder heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Een besluit tot beëindiging van de met de Stichting Vriendengehandicaptenzorg, gevestigd te Sittard gesloten optieovereenkomst zoals vastgelegd in een akte welke heden voor mr. [notaris], notaris te [standplaats], zal worden verleden, kan echter slecht genomen worden met algemene stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig zijn dan wel vertegenwoordigd zijn.
(…)
ARTIKEL 7
Een bestuurder defungeert:
a door zijn overlijden of indien de bestuurder een rechtspersoon is, door haar ontbinding of indien zij ophoudt te bestaan;
b door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c door zijn aftreden (al dan niet volgens het in artikel 3 bedoelde rooster van aftreden);
d door ontslag hem verleend door de gezamenlijke overige bestuurders;
e door ontslag op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek.
f voor wat betreft de bestuurder, tevens bestuurder van de stichting: Stichting Gehandicaptenzorg, door defungeren als bestuurder van de Stichting Gehandicaptenzorg.
ARTIKEL 11
1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. Een besluit tot statutenwijziging moet met unanieme stemmen worden genomen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig zijn of vertegenwoordigd zijn.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte totstandkomen. Iedere bestuurder afzonderlijk is bevoegd de desbetreffende akte te verlijden.
3. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
ARTIKEL 12
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het bestuur is voorts verplicht de stichting te ontbinden ingeval de tussen voormelde stichting: Stichting Gehandicaptenzorg en de te [vestigingsplaats] gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Tara-manda B.V. gesloten samenwerkingsovereenkomst zorgfaciliteiten wordt beëindigd.
2. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van overeenkomstige toepassing.
3. Indien het bestuur besluit tot ontbinding zal na vereffening het liquiditeitssaldo bestemd zijn voor (…) Stichting Vrienden Gehandicaptenzorg (…).
4. Na ontbinding geschiedt de vereffening door de bestuurder als bedoeld in artikel 3 lid 1, tevens bestuurslid van de Stichting Gehandicaptenzorg.
5. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van de door de vereffenaars aangewezen persoon.
6. Op de vereffening zijn overigens de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
3.6.3.
In de bestuursvergadering van 18 juni 2013 waarin is besloten tot het ontslag van [geintimeerde 3.], hebben [appellant] en zijn mede-bestuursleden [bestuurder 1.] en [bestuurder 2.] tevens besloten tot een statutenwijziging van SZO. Bij notariële akte van 20 juni 2013 zijn de statuten van SZO daadwerkelijk gewijzigd doordat:
  • in artikel 3 lid 1 de zinsnede ‘waarbij een (1) bestuurslid, niet zijnde de voorzitter, tevens bestuurslid dient te zijn van [SGL]’ is geschrapt;
  • in artikel 12 lid 1 de volzin ‘Het bestuur is voorts verplicht de stichting te ontbinden ingeval de tussen [SGL] en [ Tara-Manda B.V.] gesloten samenwerkingsovereenkomst zorgfaciliteiten wordt beëindigd’ is geschrapt, en;
  • lid 3 en lid 4 van artikel 12 zijn geschrapt.
3.6.4.
Uit de tekst van de statuten van SZO uit 2008, met name artikel 3 lid 1, volgt naar het oordeel van het hof dat één bestuurslid van SZO tevens bestuurder bij SGL dient te zijn. Er dient dus te allen tijde een bestuurder van SGL deel uit te maken van het bestuur van SZO.
Artikel 11 lid 1 van de statuten van SZO geeft aan het bestuur de bevoegdheid om de statuten te wijzigen met unanimiteit van stemmen. Aangezien in artikel 3 lid 1 van de statuten is bepaald dat een bestuurder van SGL deel moet nemen aan het bestuur van SZO, kan een wijziging van de statuten van SZO in beginsel alleen plaatsvinden indien daarbij een bestuurslid van SGL in de functie van bestuurslid van SZO betrokken is. Dit betekent dat indien het bestuur van SZO geen lid meer kent dat tevens bestuurslid is van SGL, het bestuur van SZO aan SGL de voordracht van een nieuw bestuurslid, tevens bestuurslid van SGL, dient te vragen en deze vervolgens dient te benoemen voordat de statuten van SZO kunnen worden gewijzigd.
De stelling van [appellant] dat er voor statutenwijziging slechts unanimiteit van de op dat moment zittende bestuursleden van SZO is vereist (grief I, nr. 6.4.5 e.v), vindt naar het oordeel van het hof geen steun in de structuur en het samenstel van de statuten. Overigens heeft [appellant] ook geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat dit de bedoeling van de oprichters van SZO is geweest bij het opstellen van de statuten.
Ook de stelling van [appellant] (grief I, nr. 6.4.7) dat indien het daadwerkelijk de bedoeling was om een bijzondere positie aan de SGL-bestuurder toe te kennen, dit eenvoudig in de statuten had kunnen worden opgenomen, gaat naar het oordeel van het hof niet op, nu de eis van een SGL-bestuurder juist daadwerkelijk is gerealiseerd in artikel 3 lid 1 van de statuten.
3.6.5.
Uit de door [appellant] op schrift gestelde en ter zitting in hoger beroep voorgedragen verklaring, blijkt: “om te voorkomen dat hij (hof: [geintimeerde 3.]) met onmiddellijke ingang weer zou moeten worden herbenoemd, was het noodzakelijk om de statuten op dat punt te wijzigen”. [appellant] erkent derhalve dat het ontslag en de direct hierop gevolgde statutenwijziging erop gericht waren om [geintimeerde 3.] – mede in zijn functie als SGL-bestuurder – buiten de deur te houden. Uit het hiervoor overwogene volgt dan ook dat [appellant] (en zijn medebestuursleden) in strijd hebben gehandeld met de statuten van SZO door de statuten te wijzigen zonder dat daarbij betrokken is een bestuurslid dat tevens bestuurslid is van SGL.
Het handelen in strijd met de statuten door een bestuurder is reden voor diens ontslag, zoals is bepaald in artikel 2:298 lid 1 aanhef en sub a BW. De rechtbank heeft [appellant] daarom terecht ontslagen als bestuurder van SZO.
3.6.6.
[appellant] heeft weliswaar aangevoerd – kort weergegeven – dat met [geintimeerde 3.] niet te werken viel in het bestuur van SZO, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Het had op de weg van [appellant] en zijn medebestuurders gelegen om de raad van toezicht van SGL te vragen een nieuwe bestuurder voor te dragen die dan tevens kon toetreden tot het bestuur van SZO. [appellant] stelt in grief I (punt 6.6.2) wel dat hij in zijn brief van 30 november 2012 (bijlage 9 bij beroepschrift) bij de raad van toezicht van SGL om een andere bestuurder heeft gevraagd; echter, daarvan blijkt het hof niet en evenmin dat is verzocht om een nieuwe bestuurder in verband met de door [appellant] en zijn medebestuurders gewenste wijziging van de statuten.
Gelet op het vooroverwogene behoeven de grieven I (gedeeltelijk), II, III, IV, V en VII geen bespreking meer.. Het hof zal de beschikking van de rechtbank op dit punt bekrachtigen.
3.6.7.
[appellant] heeft voorts een grief (grief VI, zie ook grief I, nr. 6.5.1 e.v.) gericht tegen de afwijzing van het verzoek om [geintimeerde 3.] te ontslaan als bestuurder van SZO. Volgens [appellant] heeft [geintimeerde 3.] gehandeld in strijd met de statuten van SZO door te streven naar de liquidatie van SZO. Volgens [appellant] was daarmee sprake van wanbeheer. Zoals ook door de rechtbank is overwogen, kan slechts van wanbeheer worden gesproken indien sprake is van handelingen ten aanzien van het aan de stichting toevertrouwde vermogen of de zorg voor de verkrijging van inkomsten. Concrete, feitelijke handelingen waaruit het wanbeheer door [geintimeerde 3.] in zijn hoedanigheid van bestuurder van SZO zijn door [appellant] echter niet gesteld noch zijn deze anderszins gebleken. Dit nog daargelaten de vraag of er aan de zijde van [geintimeerde 3.] daadwerkelijk een concreet oogmerk bestond om SZO te liquideren, hetgeen overigens onvoldoende aannemelijk is geworden. In ieder geval brengt dit niet zonder meer met zich dat sprake is van wanbeheer. Nu ook overigens deze stelling op geen enkele wijze met nadere concrete feiten of omstandigheden is onderbouwd, zal aan deze stelling als te vaag en onvoldoende onderbouwd voorbij worden gegaan.
Mitsdien is van onvoldoende grond voor ontslag van [geintimeerde 3.] als bestuurder van SZO gebleken.
Grief VI en gedeeltelijk grief I zullen derhalve worden verworpen en de beschikking, waarvan beroep, zal ook op dit punt worden bekrachtigd.
3.6.8.
Voor zover grief VII gericht is tegen de beslissing tot schorsing van [appellant] bij deelbeschikking van 18 september 2013, faalt deze. Daargelaten de vraag of [appellant] tegen deze deelbeschikking tijdig hoger beroep heeft ingesteld, heeft deze grief in ieder geval geen zelfstandige betekenis meer nu het hof, zoals hiervoor is overwogen, zal beslissen dat de rechtbank [appellant] terecht heeft ontslagen als bestuurder van SZO.
3.6.9.
Uit het voorgaande volgt voorts dat de grief van [appellant] gericht tegen de proceskostenveroordeling eveneens faalt.
Ook grief I (weergave feiten door de rechtbank) behoeft geen bespreking meer, nu, nog daargelaten of deze zal slagen, dit niet tot een andere beslissing zal leiden.
3.7.
Het hof zal de beschikkingen waarvan beroep bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten, zoals door SGL, SVG en [geintimeerde 3.] ook is verzocht.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 september 2013 en 9 oktober 2013;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van SVG, SZO en [geintimeerde 3.] worden begroot op € 704,- aan verschotten en op € 1.788,- aan salaris advocaat;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, L.Th.L.G. Pellis en D.A.E.M. Hulskes en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.