Partijen twisten onder meer over het antwoord op de vraag of partijen het zogenaamde “Approved Proposal for Nav4all” van 14 juni 2007 (productie 20 Nav4all in eerste aanleg) zijn overeengekomen. Dit is volgens Nav4all van belang vanwege de daarin staande zin:
“(…)2. As soon as Nav4All will start commercially, Nav4All has to obligate itself to close a further contract with Navteq and not with any other 3rd party to use their maps (…)”.
Navteq heeft in haar conclusie van antwoord in nr. 7.6 gesteld dat deze bepaling niet in het contract is terecht gekomen hetgeen het hof, gelet op de context, uitlegt als een ontkenning door haar dat partijen deze bepaling zijn overeengekomen (zie ook de memorie van antwoord nr. 5.4 sub a). Nav4all heeft vervolgens gesteld dat partijen wel degelijk wilsovereenstemming hadden bereikt omtrent het feit dat dit Proposal tussen partijen gold. Zij heeft hierbij echter geen, in elk geval niet voldoende feiten aangevoerd die die stelling dragen. Zo is onder meer niet voldoende onderbouwd gesteld op welke moment dit tussen partijen is overeengekomen noch welke natuurlijke personen de definitieve wilsovereenstemming hebben gewisseld. Het hof is hierbij van oordeel dat het, gelet op de zakelijke relatie die tussen partijen bestond en de overige wel ondertekende contracten, tamelijk vanzelfsprekend zou zijn dat ook van dit Proposal een ondertekende versie zou zijn opgemaakt. Wat dat betreft heeft Nav4all (bij monde van [medewerker van NAV4ALL]) tijdens de comparitie in eerste aanleg verklaard:
“Er is bij de overeenkomst toen een sideletter gemaakt waarin werd afgesproken dat als we commercieel zouden gaan, we dat met Navteq zouden doen. Wij zagen die sideletter als een garantie, dat wij verplicht waren om verder te gaan met Navteq.”.De rechtbank heeft vastgesteld dat die sideletter in eerste aanleg niet is overgelegd en Nav4all heeft daar niet tegen gegriefd. In hoger beroep is deze sideletter evenmin overgelegd, zodat het hof ervan uitgaat dat een dergelijke sideletter niet bestaat.
Bewijs is op dit punt niet aangeboden. Voor zover Nav4all dat wel heeft (willen) doen, gaat het hof aan dat aanbod voorbij omdat geen, althans onvoldoende concrete feiten zijn gesteld.
Het hof gaat verder voorbij aan de door Nav4all onder 4.3.10 van haar memorie van grieven getrokken conclusie, alleen al omdat Nav4all niet op enig moment voor 31 december 2009 is overgegaan tot commercieel gebruik.
4.9.1Het hof begrijpt dat Nav4all van mening is dat de gehoudenheid van partijen om zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de door Nav4all onder 4.4.6 sub j. tot en met o. van haar memorie van grieven vermelde omstandigheden, met zich brengt dat Navteq een commerciële (zo begrijpt het hof) licentieovereenkomst behoorde te sluiten met Nav4all indien dit door Nav4all zou worden gevraagd. Het hof gaat er stellenderwijs van uit dat die onder sub j tot en met o door Nav4all genoemde feiten en omstandigheden vast staan.
Voor zover de gehoudenheid van partijen om zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid al met zich kan brengen dat, in dit geval, Navteq desgevraagd door Nav4all een overeenkomst met Nav4all moet sluiten, staan tegenover die door Nav4all in haar memorie van grieven onder 4.4.6 sub j. tot en met o. genoemde feiten en omstandigheden de volgende feiten en omstandigheden:
- tussen partijen bestond vanaf december 2004 slechts een relatie licentienemer/koper - licentieleverancier/verkoper (zie hiervoor onder 4.7);
- partijen zijn zelfstandige commerciële ondernemers, waarbij Nav4all vanuit haar eigen zelfstandige ondernemerspositie en dus met alle daarbij behorende risico’s, een product probeerde te ontwikkelen;
- partijen hebben zich telkens voor bepaalde termijnen verbonden en na afloop van iedere termijn zijn er besprekingen geweest over eventuele verlenging;
- Navteq had in de, kennelijk commerciële, markt van digitale kaartendatabase geen economische machtspositie;
- tegenover de investeringen van Nav4all staan de door Navteq verleende kortingen op de licentieovereenkomsten, zodat er sprake is van een zekere wederkerigheid;
- juistheid van de stelling van Nav4all zou met zich brengen dat zij wat dit betreft alleen maar rechten zou hebben: op haar afroep zou Navteq moeten leveren, terwijl Nav4all daartegenover geen continuatieverplichting van wat voor aard dan ook had;
- gesteld noch gebleken is dat Nav4all niet, desnoods tegen een vergoeding, al vanaf 2004 contractueel had kunnen vastleggen dat Navteq gehouden zou zijn om op afroep een commerciële licentieovereenkomst met Nav4all te sluiten.
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof zodanig groter van gewicht en aard dat de redelijkheid en billijkheid niet met zich bracht dat Navteq op afroep van Nav4all verplicht was om een commerciële licentieovereenkomst met Nav4all te sluiten.
4.9.2.1 Voor zover Navteq toch gehouden zou zijn geweest om de bedoelde commerciële licentieovereenkomst te sluiten, moet allereerst vast staan dat Nav4all voldoende duidelijk heeft gevraagd om een commerciële licentieovereenkomst. Het hof begrijpt dat Nav4all wat dit betreft stelt dat die commerciële licentieovereenkomst is gevraagd, en dat een dergelijke vraag uit de volgende feiten en omstandigheden moet worden afgeleid:
- de inhoud van het tussen [medewerker van NAV4ALL] en [medewerker 1. Navteq] op 19 november 2009 gevoerde telefoongesprek;
- de e-mail van [medewerker 1. Navteq] van 20 november 2009, die volgens Nav4all een aanbod bevat dat op 22 december 2009 telefonisch door Nav4all is aanvaard;
- de e-mail van Nav4all van 23 december 2009 en haar brieven van 30 december 2009, 4 januari 2010 en 14 januari 2010.
4.9.2.2 Het e-mailbericht van 20 november 2009 van [medewerker 1. Navteq] aan [medewerker van NAV4ALL] (productie 53 eerste aanleg) luidt als volgt:
“Dear Mr. [medewerker van NAV4ALL],
As requested yesterday, please find enclosed the NAVTEQ Standard Pricing for Portable Off Board Navigation applications. For budgetary calculations purposes (as this is non-standard pricing) you can apply a 10% discount on the license fee in case the portable off board navigation applications comes without any map display during navigation.
(…)
Please also find below the non-standard Worldwide Turn Arrow only pricing as communicated yesterday;
(…)
Please advise if you need any further information.
(…)”.
Uit deze mail blijkt naar het oordeel van het hof niet meer dan dat [medewerker van NAV4ALL] en [medewerker 1. Navteq] op 19 november 2009 hebben gesproken over de prijzen van een datalicentie. Er wordt met geen woord gerept over een eventueel akkoord, noch over een eventuele aanvraag door [medewerker van NAV4ALL] van een commerciële licentieovereenkomst, noch over een aanbod door Navteq waarbij zij een commerciële licentieovereenkomst aanbiedt. Het hof acht het, mede gelet op de grote belangen voor partijen over en weer, onwaarschijnlijk dat indien partijen op 19 november 2009 zouden hebben gesproken over de totstandkoming van een commerciële licentieovereenkomst, daar met geen woord over zou zijn gerept in het daarop volgend e-mailbericht van [medewerker 1. Navteq]. Het hof laat hierbij eveneens meewegen dat Nav4all niet heeft gewezen op andere brieven, e-mailberichten of andersoortige correspondentie tussen partijen waarin wordt gerefereerd aan dat in elk geval voor Nav4all zeer belangrijke gesprek. De tijd begon immers zonder meer te dringen en het hof houdt het onder die omstandigheden niet voor mogelijk dat op een zo’n belangrijke aanvraag of eventueel zelfs totstandkoming van een overeenkomst niet op enigerlei wijze wordt teruggekomen. Het hof wijst er verder op dat [medewerker van NAV4ALL] op de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen heeft verklaard (pag. 7 van het door de rechtbank opgemaakte proces-verbaal van comparitie):
“(…)
Er zijn door mij telefoongesprekken met Navteq ([medewerker 1. Navteq]) gevoerd (…) We hebben toen niet over contracten gesproken, wel heb ik prijstabellen bij Navteq opgevraagd. (…)”.
Nav4all heeft deze verklaring van [medewerker van NAV4ALL] nergens betiteld als onjuist, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Gelet op het voorgaande gaat het hof voorbij aan het algemene en verder niet toegelichte bewijsaanbod van Nav4all om [medewerker van NAV4ALL] te horen omtrent de inhoud van de telefoongesprekken tussen hem en [medewerker 1. Navteq] en/of [medewerker 2. Navteq]. Het hof weegt hierbij mee dat Nav4all geen grieven heeft aangevoerd tegen het in r.o. 4.4.6 door de rechtbank gegeven oordeel dat [medewerker van NAV4ALL] wist dat [medewerker 1. Navteq] niet bevoegd was om zonder toestemming van het (hoger) management van Navteq een offerte op te stellen noch om ter zake een overeenkomst te sluiten.
4.9.2.3 Het e-mailbericht van 23 december 2009 van [medewerker van NAV4ALL] aan [medewerker 3. Navteq] (productie 62 eerste aanleg) luidt als volgt:
“[roepnaam medewerker 3. Navteq],
Yesterday [medewerker 2. Navteq] informed me that signing the contract this year will be a problem. I suggest that you contact me when you get back from christmasvacation, so that we can make an appointment for signing the next Extension Agreement to Territory License no. 1 (…)”
De brief van Nav4all van 30 december 2009 (overgelegd als productie 64 in eerste aanleg) luidt als volgt:
“(…)
Heden morgen kreeg ik uw brief d.d. 23 december 2009 onder ogen waarin u zonder opgaaf van redenen meedeelt dat Navteq de huidige licentieovereenkomst die afloopt op 31 december 2009 niet wenst te verlengen (…).
Wij kunnen ons met uw standpunt niet verenigen. Er is reeds overeenstemming bereikt over het verlengen van de huidige overeenkomst. (…)
Indien Navteq de verlenging blijft betwisten, dan lijden wij grote schade. Wij houden Navteq reeds thans voor alsdan aansprakelijk voor de geleden en te lijden schade wegens de niet nakoming van de reeds gesloten overeenkomst, waaronder toch niet uitsluitend verstaan de schade indien wij als gevolg hiervan op 1 januari 2010 niet naar de markt kunnen gaan (…)
Wij verzoeken (…) u om ons binnen 24 uur na bezorging van deze brief (…) te bevestigen dat Navteq haar verplichtingen nakomt en medewerking zal verlenen aan de schriftelijke vastlegging van de verlenging (…)”
De brief van Nav4all van 4 januari 2010 (overgelegd als productie 65 in eerste aanleg) luidt als volgt:
“(…)
U heeft niet gereageerd op mijn brief van 30 december 2009. Wij leiden hieruit af dat Navteq bij haar standpunt blijft. Wij hebben dan ook het betaalsysteem per 1 januari 2010 niet ingevoerd..
Wij vinden de huidige houding van Navteq onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. (…). Bovendien weet Navteq dat het gebruik van Navteq data in Nav4All een van haar unique selling points is en dat de testfase succesvol is doorlopen en Nav4All op het punt stond om een betaalsysteem in te voeren. (…)”
De brief van mr. [medewerker van NAV4ALL] namens Nav4all van 14 januari 2010 (overgelegd als productie 66 in eerste aanleg) luidt als volgt:
(…)
De heer [medewerker 4. Navteq] heeft namens Navteq Europe B.V. met de brief van 23 december 2009 (…) cliënte medegedeeld dat de licentieovereenkomst d.d. 30 december 2004 niet zal worden verlengd. Cliënte heeft hierop gereageerd met de brieven d.d. 30 december 2009 en 4 januari 2010. (…)
Cliënte meent dat reeds overeenstemming is bereikt over de verlenging. De overeenkomst is meerdere malen verlengd en ten aanzien van de huidige verlenging is cliënte door u benaderd. Daarbij zijn ook de nieuwe algemene prijslijsten door u aan cliënte toegestuurd. Cliënte heeft ook aangegeven akkoord te gaan met de verlenging. (…)
Kortom: er is een perfecte verlenging tot stand gekomen. (…)”
4.9.2.4 Gelet op de inhoud van de brieven van 30 december 2009 en 4 en 14 januari 2010 kan het niet anders dan dat [medewerker van NAV4ALL] met het te ondertekenen contract in het e-mailbericht van 23 december 2009 de verlenging van de testlicentieovereenkomst van 2004 bedoelt. Die overeenkomst zou echter, zoals al in de laatste Extension Agreement no. 5 was bepaald, aflopen op 31 december 2009. Wat dat betreft is de brief van [medewerker 4. Navteq] van 23 december 2009 (productie 63 in eerste aanleg) niet meer dan een bevestiging van die afspraak. Dat blijkt (mede) uit de zin
“As you know, the Agreement expires on December 31st 2009”in die brief. Daar waar partijen een dergelijke afloopdatum hebben afgesproken, houdt het hof het ervoor dat een andersluidende afspraak moet zijn voorafgegaan door besprekingen en onderhandelingen die op enig moment moeten zijn geëindigd, in de visie van Nav4all, met in elk geval een mondeling akkoord inzake de verlenging. Voor zover die besprekingen en onderhandelingen met de door Nav4all gestelde afloop zouden zijn gevoerd tussen [medewerker van NAV4ALL] en [medewerker 1. Navteq], kan Nav4all geen beroep doen op een eventueel door [medewerker 1. Navteq] gegeven akkoord. Nav4all wist immers dat [medewerker 1. Navteq] wat dat betreft niet bevoegd was om zonder toestemming van het (hoger) management van Navteq een offerte op te stellen noch om ter zake een overeenkomst te sluiten (zie hiervoor r.o. 4.9.2.2). Voor zover Nav4all heeft willen stellen dat dit akkoord met een andere namens Navteq bevoegde persoon is bereikt, heeft zij dat onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbijgaat. Het hof komt om die reden evenmin toe aan een bewijsopdracht op dit punt.
4.9.2.5 De hiervoor vermelde brieven van 30 december 2009, 4 en 14 januari 2010 spreken alleen over verlenging van de overeenkomst. Uit die woorden heeft Navteq niet hoeven te begrijpen dat Nav4all in die brieven een aanbod deed om de verhouding niet langer op testbasis maar op commerciële basis voort te zetten. Dit temeer omdat in die brieven niet, in elk geval niet voldoende duidelijk, is vermeld dat Nav4all met verlenging alleen maar doelt op de verlenging van de ter beschikkingstelling van de digitale kaartendatabase, maar dan tegen hele andere, commerciële, prijzen dan gedurende de testperiode vanaf 2004 tot 31 december 2009. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat er onvoldoende feiten zijn aangevoerd en komen vast te staan op grond waarvan het voor Navteq in elk geval tot en met de ontvangst van de brief van 14 januari 2010 duidelijk moest zijn dat Nav4all bereid én klaar was om met ingang van 1 januari 2010 commercieel te gaan tegen de commerciële tarieven van Navteq en daartoe een aanbod deed. Gelet daarop kan in het midden blijven of over de commerciële tarieven van Navteq kon worden onderhandeld, of Nav4all wel in staat was om die tarieven te betalen en of Nav4all wel in staat was om met ingang van 1 januari 2010 commercieel te gaan en haar tot dusverre niet betalende afnemers/gebruikers al voldoende concreet had geïnformeerd over de verschillende diensten die Nav4all per 1 januari 2010, maar dan tegen betaling, zou gaan aanbieden. Dat Navteq bij brief van 28 april 2010 alsnog een aanbod heeft gedaan aan Nav4all doet aan een en ander niet af, alleen al niet omdat niet, in elk geval niet voldoende feitelijk onderbouwd, is gesteld dat die brief voortkomt uit het bij Navteq gerezen besef dat Nav4all in december 2009/januari 2010 een aanbod heeft gedaan om tegen de door Navteq vast te stellen prijs op commerciële basis gebruik wilde maken van de digitale kaartendatabase van Navteq. Het hof wijst er hierbij op dat ook na 14 januari 2010 nog het een en ander is geschied. Zie onder meer de persverklaring van Navteq en haar sommatiebrief van 3 maart 2010 aan Nav4all. Een erkenning door Navteq dat zij in december 2009/januari 2010 een en ander fout heeft gezien volgt in elk geval niet uit dat aanbod van 28 april 2010.
4.10.1De rechtbank heeft in het beroepen vonnis onder 4.9 en 4.10 onder het hoofd “Beroep op het aflopen van de overeenkomst” geoordeeld over de door Nav4all aangevoerde stelling dat het Navteq niet vrijstond om haar beweerdelijke bevoegdheid uit te oefenen een beroep te doen op het “aflopen” van de laatste verlenging en dus het “recht” had om niet te verlengen (zie 11.1.3 dagvaarding in eerste aanleg). Het hof begrijpt uit hetgeen Nav4all in 4.5 van haar memorie van grieven heeft gesteld, dat zij blijft bij haar stelling dat Navteq geen beroep mocht doen op het aflopen van de testovereenkomst. Nav4all grondt die stelling op de volgende feiten (zie 4.11 dagvaarding in eerste aanleg):
- Navteq Europe wist dat Nav4all per 1 januari 2010, althans januari 2010, een betaalmodel in zou voeren en dat Nav4all daarvoor afhankelijk was van de digitale kaartendatabase van Navteq Europe;
- [medewerker van NAV4ALL] heeft [medewerker 1. Navteq] telefonisch medegedeeld dat Nav4all per 1 januari 2010 een betaalmodel in zou voeren;
- Nav4all heeft Navteq Europe eind mei 2009 verzocht om correctie van de fouten in de data en communicatie;
- in augustus 2009 en november en december 2009 zijn nieuwe landen toegevoegd;
- de updates voor januari 2010 zijn doorgevoerd;
- het license report systeem is geïmplementeerd;
- de contracten en autorisaties met Paypall waren op 21 december 2009 rond;
- eind december 2009 zijn de iPhone testen afgerond;
- de wereldwijde merkregistratie en de merkregistratie voor de Verenigde Staten is afgerond;
- in de laatste maanden van 2009 is de beheersomgeving volledig gerobotiseerd;
- de capaciteit voor de internetservers is opgehoogd naar 500 miljoen gebruikers;
- de talen van de navigatie app zijn ge-update en de internetset is gereviseerd;
- per 1 januari 2010 zou een nieuwe release van de navigatieapplicatie worden uitgebracht met nieuwe items zoals een 2D en 3D kaart;
- aan alle gebruikers van de navigatieapplicatie is medegedeeld dat er vanaf 1 januari 2010 moest worden betaald voor het gebruik van de navigatieapplicatie.