ECLI:NL:GHSHE:2014:1194

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
20-003011-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal van koperdraad en het beschadigen van auto's

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd beschuldigd van diefstal in vereniging van koperdraad en het opzettelijk beschadigen van auto's. De feiten vonden plaats op 11 juli 2012 te Blerick, waar de verdachte samen met een mededader koperdraad heeft weggenomen uit een hoogspanningsmast, wat leidde tot schade aan meerdere geparkeerde voertuigen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft echter geoordeeld dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de diefstal heeft gepleegd en dat hij opzettelijk schade heeft toegebracht aan de voertuigen van de benadeelde partijen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] tot schadevergoeding van € 2.222,35 toegewezen. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003011-12
Uitspraak : 24 april 2014
TEGENSPRAAK
PROMIS

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 20 augustus 2012, parketnummer 04-860345-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 04-062631-11, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging (
feit 1) en het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed beschadigen (
feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de politierechter beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen en behoudens de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit. In geval van een bewezenverklaring, is bepleit om aan verdachte geen hogere straf op te leggen dan in eerste aanleg. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2012 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen koperdraad (aarddraad), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2012 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid auto's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 juli 2012 te Blerick, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen koperdraad (aarddraad), toebehorende aan [aangever 1].;
2.
hij op 11 juli 2012 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid auto's, toebehorende aan [aangever 2] heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 11 juli 2012, proces-verbaalnummer PL2323 2012066842-1, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van[persoon 1] namens aangever [aangever 1]:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 11 juli 2012 omstreeks 02:15 uur werd ik door een medewerker van de politie Limburg-Noord gebeld met de mededeling dat er gepoogd was een koperen aarddraad weg te nemen uit een hoogspanningsmast. Deze hoogspanningsmast staat op de hoek De Sondert en De Gruisdonk te Blerick, gemeente Venlo.
Op 11 juli 2012 omstreeks 03:00 uur was ik ter plaatse bij de bovengenoemde mast. Ik zag dat de aarddraad van koper afgezaagd was ter hoogte van de bevestiging van de hoogspanningsmast. Deze draad loopt in de richting van de Kazernestraat te Blerick, gemeente Venlo. De draad van de mast tot mast betreft een afstand van circa 300 meter.
De draad welke wij missen is ongeveer 30 meter lang. De kleur betreft koper, doorsnede van de draad betreft ongeveer 0,7 cm.
De draad is bij het afzagen/ afknippen terecht gekomen op een aantal auto’s. Deze auto’s hebben allemaal schade.
De draad is eigendom van [aangever 1].
2.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 11 juli 2012, proces-verbaalnummer PL2324 2012066858-1, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van [persoon 2] namens aangever [aangever 2]:
Ik ben namens de benadeelde partij gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 10 juli 2012 om 18:00 uur werd het bedrijf gesloten. Ook de toegangspoort, welk toegang geeft tot het terrein, werd gesloten.
Binnen het terrein staan personenauto’s die geregistreerd staan in ons handelsregister.
Alle personenauto’s waren op 10 juli 2012 onbeschadigd.
Op 11 juli 2012, omstreeks 04:00 uur werd ik telefonisch benaderd door de centralist van de politie Limburg-Noord. De centralist vertelde mij dat een massakabel was doorgeknipt tussen twee hoogspanningsmasten en dat deze kabel op mijn terrein terecht was gekomen.
Op genoemde datum ging ik ter plaatse. Aangekomen bij mijn autobedrijf zag ik een kabel, die afkomstig was van een hoogspanningsmast, op mijn terrein liggen. Ik zag dat die kabel tussen meerdere geparkeerde auto’s lag. Ik bekeek de personenauto’s waarnaast de kabel lag en zag dat de gevallen kabel schade had aangebracht aan die geparkeerde personenauto’s.
Als eigenaar van het autobedrijf, [aangever 2] heb ik niemand het recht of toestemming daartoe gegeven.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 juli 2012, proces-verbaalnummer PL2323 2012066842-5, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als beschrijving van de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2]:
Op 11 juli 2012 zag collega [verbalisant 3] dat op De Sondert 1 te Blerick gemeente Venlo, een gedeelte van de aarddraadkoperkabel over het hek hing van een garagebedrijf. Zij zag dat de rest op de grond lag. Wij allen zagen dat de aarddraadkoperkabel een geschatte lengte van circa 30 meter had.
Ik, verbalisant[verbalisant 1] zag dat het resterende gedeelte van de aarddraadkoperkabel nog bevestigd was aan de elektriciteitsmast 228. Wij zagen dat de aarddraadkoperkabel vanuit elektriciteitsmast slap hing naar de grond in de richting van elektriciteitsmast 227. Wij zagen dat de aarddraadkoperkabel op meerdere auto’s op het bedrijfsterrein van het bedrijf[aangever 2]lag. Wij zagen dat meerdere auto’s, welke op het terrein van[aangever 2]geparkeerd stonden, beschadigd waren. Wij zagen op deze auto’s verse lak- en ruitschade. Wij zagen dat het patroon van deze schade overeenkwam met de structuur van de doorgeknipte aarddraadkoperkabel.
4.
Een proces-verbaal van aanhouding, d.d. 11 juli 2012, proces-verbaalnummer PL2322 2012066842-6, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- een beschrijving van de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]:
Op 11 juli 2012, omstreeks 02:02 uur, werd een melding gedaan van een mogelijke diefstal ter hoogte van de Ubroekweg in Venlo. Ter plaatse is een industrieterrein gelegen waar diverse bedrijven zijn gelegen alsmede hoogspanningsmasten. Door een getuige werden twee personen gezien welke even daarvoor tassen met daarin vermoedelijk ijzerwaren uit een struik weggenomen hadden. De personen zouden een fiets bij zich hebben.
Wij hebben om 02:30 uur [medeverdachte] aangehouden ter zake vermoedelijk diefstal.
Tijdens het overbrengen naar het politiebureau verklaarde hij: ‘Ik was hier met een andere persoon. Hij is in een hoogspanningsmast geklommen hier in de buurt. Het is bij een autobedrijf. Hij is helemaal in de hoogspanningsmast geklommen en heeft daar kabels doorgeknipt. Ineens kwam er een kabel naar beneden gezwiept. Vervolgens heb ik de kabel doorgeknipt en geprobeerd deze op te rollen.’
5.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 11 juli 2012, proces-verbaalnummer[nummer]-14, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
Ik ben vannacht met [verdachte] op pad gegaan. We zijn toen naar het industriegebied in de buurt van de Horsterweg gegaan. We hebben allebei op een fiets gereden. We hadden het voornemen om koper te gaan stelen om er geld van te maken. Het was het idee van [verdachte]. Hij klom in een elektriciteitsmast. Ik ben onder blijven staan. Hij had een kniptang bij zich waarmee hij de draad zou doorknippen. Opeens hoorde ik een vreemd geluid. Ik bemerkte dat de kabel naar beneden was gevallen. Ik ben er naartoe gelopen en ik heb een rolletje gemaakt van de kabel.
6.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 12 juli 2012, proces-verbaalnummer[nummer]-22, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van [medeverdachte]:
V: Hoe lang zijn jullie in de woning van jou vader gebleven?
A: Ik denk dat wij daar maximaal een uur gebleven zijn. In de woning hebben we besproken dat we tangen mee gingen nemen.
V: Wat was het doel om deze tangen mee te nemen?
A: In de woning hebben [verdachte] en ik het er over gehad om koper te gaan stelen.
A: [verdachte] en ik zetten de fietsen onopvallend neer. We zetten de fietsen in de struiken neer. Dit was in de nabijheid van de elektriciteitsmast waar [verdachte] de kabel heeft doorgeknipt.
[verdachte] is de elektriciteitsmast ingeklommen. Ik heb beneden staan wachten. Op enig moment hoorde ik een klap, en zie ik dat er een kabel naar beneden kwam. Ik heb vervolgens een stuk van deze kabel geknipt en deze opgerold. Dit opgerolde stuk kabel heb ik in de buurt van waar ik deze afgeknipt had, neergelegd. Daar had ik ook de tang neergelegd.
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 11 juli 2012, proces-verbaalnummer[nummer]-21, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van getuige [getuige 1]:
Op 11 juli 2012, omstreeks 01:00 uur, lag ik in bed. Ik hoorde dat er enkele personen op een fiets vlak voor mijn woning stopten. Ik hoorde dat die personen tegen elkaar spraken. Ik denk dat ze ongeveer 1 à 2 minuten voor mijn woning hebben staan praten. Omstreeks 01:50 uur hoorde ik weer hetzelfde geluid van enkele personen die met elkaar aan het praten waren. Ik herkende aan de stemmen dezelfde personen die ik omstreeks 01:00 uur voor mijn woning heb gehoord. Ik ben naar het raam op de overloop gelopen. Ik zag midden op de Ubroekweg Noord twee fietsen op de rijbaan staan. Bij deze fietsen zag ik tevens twee personen staan. Een was kleiner en de andere was groter.
Ik zag dat die grote jongen naar een lage struik liep. Ik zag dat hij zijn arm in de struik stak en er vervolgens een tas uit tevoorschijn haalde. Ik heb het geluid van ijzer gehoord. Ondertussen hoorde ik dat die kleinere jongen tegen die grotere jongen zeggen: ‘Ga jij naar boven, dan blijf ik onder wachten.’ Ik zag vervolgens dat de beide jongens op een fiets stapten en op een rustige manier wegreden in de richting van de Venrayseweg. Ik heb precies om 02:00 uur de politie gebeld. Terwijl ik de politie aan de lijn had hoorde ik ineens harde klappen of slagen. Het geluid dat ik hoorde kwam overeen met het geluid van het slaan met ijzer op ijzer. Terwijl ik nog steeds bij mijn dakraam stond en uitzicht had op de Ubroekweg Noord zag ik ineens die langere jongen aan komen fietsen. Hij kwam vanaf de Venrayseweg de Ubroekweg Noord op gefietst en ik zag dat hij ergens voor vluchtte. Hij reed erg hard en keek voortdurend over zijn rechterschouder naar achteren. Hij fietste in flinke vaart mijn woning voorbij in de richting van de Horsterweg. Daarop zag ik dat er een politieauto over de Venrayseweg reed en wel met een flinke vaart.
Ik zag dat hij ongeveer 20 meter over de Venrayseweg had gereden toen hem een politieauto tegemoet kwam en kort voor de langere jongen op zijn fiets stopte. Ik zag dat die langere jongen de politieauto aan de bestuurderszijde voorbij reed. Ik zag dat de politieauto draaide en achter die jongen aan reed. Ik denk dat de politie ongeveer 50 meter achter hem aan is gereden waarop ik zag dat die langere jongen ineens naar rechts uitweek en de berm in reed. Ik zag dat hij in de berm van zijn fiets af sprong of viel. Er is daar een greppel. Even later zag ik hem door de brede berm parallel aan de Venrayseweg terug rennen in de richting van de Ubroekweg Zuid. Kort daarachter zag ik de bijrijder van de politieauto achter die langere jongen aanhollen.
Ik kan u met 100% zekerheid zeggen dat de langere jongen die de politie op de Ubroekweg Zuid heeft aangetroffen een van de jongens is geweest die ik eerder op die ochtend bij mijn woning heb gezien en heb gehoord, samen met die kleine jongen.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 juli 2012, proces-verbaalnummer PL2353 2012066842-4, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als beschrijving van de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6], [verbalisant 3], [verbalisant 7] en [verbalisant 8]:
Op 11 juli 2012, omstreeks 02:02 uur, hoorden wij verbalisanten[verbalisant 6] en [verbalisant 3], dat de collega’s [verbalisant 7] en[verbalisant 8] via de meldkamer een melding kregen van een verdachte situatie aan de Ubroekweg Noord te Blerick. Via de meldkamer werd het signalement van beide personen verstrekt. Wij verbalisanten,[verbalisant 6] en [verbalisant 3], zagen aan de Venrayseweg te Blerick een mannelijk persoon tegen het verkeer in fietsen zonder verlichting op zijn fiets, welke aan een van de opgegeven signalementen voldeed. Wij verbalisanten,[verbalisant 6] en [verbalisant 3], besloten daarop ons dienstvoertuig te keren en zagen dat deze persoon naar de overkant van de weg fietste en aldaar probeerde te vluchten. Door een aldaar gelegen greppel kon deze persoon zijn vlucht niet voortzetten. Hij kwam ten val, liet zijn fiets aldaar achter en rende vervolgens terug in de richting van de Ubroekweg. Wij besloten vervolgens de achtervolging te voet voort te zetten.
Wij verbalisanten,[verbalisant 8] en [verbalisant 7], reden vanuit de Ubroekweg de Venrayseweg op. Op het moment dat wij uitstapten zagen wij dat er een manspersoon in onze richting kwam gerend. Wij verbalisanten,[verbalisant 8] en[verbalisant 6], zetten te voet de achtervolging in op verdachte.
Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte de Ubroekweg in rende. Wij, verbalisanten, renden eveneens de Ubroekweg in en zagen dat verdachte plotseling de vlucht staakte en op een aldaar aanwezige kei ging zitten.
Ik, verbalisant [verbalisant 7], herkende de verdachte ambtshalve als:
-[verdachte].
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Getuige [getuige 1] heeft verdachte immers in de buurt van de hoogspanningsmast waargenomen maar niet nabij die mast. Verdachte fietste slechts toevallig in de omgeving van de plaats delict, omdat hij op weg was naar zijn kamer in Blerick. Volgens de verdediging heeft de medeverdachte [medeverdachte] de feiten alleen gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer behoeft geen bespreking nu dit weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte geen hogere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van koper alsmede aan het beschadigen van meerdere auto’s. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 februari 2014, reeds eerder onherroepelijk voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande zal het hof aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ander dan de advocaat-generaal acht het hof geen termen aanwezig om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 42.486,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.650,-.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep zijn vordering verminderd tot een bedrag van
€ 2.222,35. De vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.222,35. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Roermond van 25 juli 2012, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Roermond van 12 september 2011 onder parketnummer 04-062631-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.222,35 (tweeduizend tweehonderdtweeëntwintig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], een bedrag te betalen van
€ 2.222,35 (tweeduizend tweehonderdtweeëntwintig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
32 (tweeëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Roermond van 12 september 2011, parketnummer 04-062631-11, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Aldus gewezen door:
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 24 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. Eijsenga en mr. M.A.M. Wagemakers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van de bewijsmotivering wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het proces-verbaal van de Regiopolitie Limburg-Noord, District Venlo, Basiseenheid Venlo Centrum, registratienummer[nummer], met sluitingsdatum 12 juli 2012, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal, ongenummerd.