ECLI:NL:GHSHE:2014:1182
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J.P.F. Rijken
- M. van Zinnen
- H.D. Bergkotte
- Rechtspraak.nl
Klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering inzake niet vervolgen van beklaagden wegens moord of onwettige euthanasie
In deze zaak heeft klager op 4 september 2012 aangifte gedaan van moord dan wel onwettige euthanasie gepleegd door zijn broer, [naam], en beklaagden, [naam] en [naam]. De officier van justitie heeft op 10 juli 2013 besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat er volgens hem geen strafbaar handelen was vastgesteld. Klager heeft hierop een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, dat op 15 april 2014 de zaak heeft behandeld. De advocaat-generaal heeft geadviseerd het beklag af te wijzen.
Tijdens de behandeling van het beklag op 18 maart 2014 is vastgesteld dat klager en zijn advocaten aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft zijn standpunt herhaald dat er geen grond is voor vervolging, onder verwijzing naar het ne bis in idem-beginsel. Het hof heeft geoordeeld dat klager ontvankelijk is in zijn beklag, ondanks de eerdere beslissingen in [land].
Het hof heeft vervolgens de feiten beoordeeld. Klager's broer, [naam], overleed op 15 juni 2008, na toediening van morfine en Dormicum door beklaagden. Klager heeft betoogd dat er geen medische grondslag was voor deze toediening en dat beklaagden ernstig tekort zijn geschoten in hun handelen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft ook geconstateerd dat de KNMG-richtlijn palliatieve sedatie niet is gevolgd.
Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor strafbaar handelen van beklaagden. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat de dood van [naam] het gevolg is van hun handelen. De beslissing van het hof is dat het beklag wordt afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.