ECLI:NL:GHSHE:2014:1173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
20-001170-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over ongewenst verblijf van vreemdeling in Nederland en toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in Suriname, was ter zake van het ongewenst verblijf in Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van zes maanden heeft gevorderd. De verdediging heeft gepleit voor een strafmaatverweer en heeft verzocht om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, wat inhoudt dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd, omdat de politierechter niet aan de motiveringsverplichtingen voldeed. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2007 als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard op grond van de Vreemdelingenwet. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop tussen het oorspronkelijke vonnis en de uitspraak in hoger beroep, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. Gelet op deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat oplegging van een straf of maatregel geen redelijk doel meer diende.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 9a en 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard en heeft geconcludeerd dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001170-13
Uitspraak : 18 april 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 25 maart 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-628840-07 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag],
blijkens het GBA ingeschreven te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
“als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake het ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 6 maanden.
Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2007 te Hazeldonk, gemeente Breda, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, althans op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, althans in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard, zulks terwijl hij, verdachte, op of omstreeks 7 september 2007 (nog steeds) ongewenst vreemdeling was/tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2007 te Hazeldonk, gemeente Breda, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard, zulks terwijl hij, verdachte, op 7 september 2007 (nog steeds) ongewenst vreemdeling was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Schuldigverklaring zonder opleggingvan straf
De verdediging heeft het hof verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel te volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Bij de bepaling van de in deze zaak passende strafrechtelijke afdoening heeft het hof gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Uit de inhoud van de processtukken blijkt dat de verdachte een Frans verblijfsdocument bezit en op 3 oktober 2007 is uitgezet naar Frankrijk en de ongewenstverklaring ex artikel 67 van de Vreemdelingenwet bij beschikking van 21 februari 2013 is opgeheven. Daaruit volgt dat te dezen de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven [1] (kort gezegd: ‘de Terugkeerrichtlijn’) thans niet langer van toepassing is.
Voorts heeft het hof zich rekenschap gegeven van tijdsverloop tussen het in eerste aanleg gewezen vonnis van 25 maart 2008 en de datum waarop het hof in hoger beroep arrest wijst (18 april 2014) en de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 februari 2014, niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende is het hof – met de verdediging – van oordeel dat oplegging van een straf of maatregel thans geen redelijk doel meer dient. Gelet hierop is aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd kan derhalve buiten beschouwing blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a en 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 18 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.M.G. Smit en mr. J.W. van der Linden zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.