Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in Suriname en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het als ongewenst vreemdeling in Nederland verblijven. De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, met de vordering om de verdachte alsnog te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden.
Het hof heeft het beroep in hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet kan worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de verdachte op de ten laste gelegde datum geen mogelijkheid had om Nederland te verlaten. De verdachte had op 16 september 2013 met hulp van de International Organization for Migration (IOM) en een financiële bijdrage van EUR 500,-- vrijwillig naar Suriname kunnen vertrekken. Dit wijst erop dat de verdachte op de ten laste gelegde datum ook in staat was om Nederland te verlaten.
Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2012 te Breda als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hij op grond van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft de eerdere beslissing van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De beslissing is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.