11.2.In contra-enquête heeft [appellant] zichzelf als getuige doen horen. Hij heeft als volgt verklaard:
“U, raadsheer-commissaris, zegt mij dat als productie 1 bij de conclusie van antwoord in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie een schriftelijke verklaring van mij is overgelegd. Voorts wijst u mij op de getuigenverklaring die ik bij de rechtbank heb afgelegd en die deel uitmaakt van het procesdossier. U vraagt mij of ik beide stukken ken. Ik antwoord daarop dat dat inderdaad het geval is en dat ik beide stukken gisteren nog heb doorgelezen. U, raadsheer-commissaris, vraagt mij voorts of ik nog steeds achter de inhoud van beide stukken sta. Ik antwoord daarop dat dat inderdaad zo is, met inachtneming evenwel van wat ik hierna zal verklaren.
In de getuigenverklaring is opgenomen dat de afspraak met de heer [getuige 1.] op 21 april 2009 plaatsvond. Dat moet zijn 14 april 2009. Het is zo gegaan dat op 13 of 14 april 2009 de heer [getuige 2.] van Metronic mij heeft gebeld en mij heeft gezegd dat ik ten aanzien van het contract met Progroep snel moest handelen. Ik heb toen meteen gehandeld en [getuige 1.] gebeld en hem gevraagd of ik bij hem langs kon komen. Dat is diezelfde avond gebeurd en meteen, dus op 14 april 2009, zijn de opdracht en de sideletter door [getuige 1.] en door mijzelf ondertekend. De opdracht is de productie 1 van de gedeponeerde stukken en de sideletter is de productie 2 van de gedeponeerde stukken.
U houdt mij voor dat de heer [getuige 1.] als getuige heeft verklaard dat de sideletter op 10 april 2009 zou zijn getekend. Dat is volgens mij niet juist. Volgens mij is het zo gegaan dat tijdens de bespreking die ik begin april 2009 met [getuige 1.] heb gehad het idee is geboren van een sideletter. In mijn getuigenverklaring bij de rechtbank verklaar ik over deze bespreking van begin april 2009. Specifiek betrof het de datum van 10 april 2009. Zoals gezegd zijn het contract en de sideletter tegelijk op 14 april 2009 getekend. Dat is ook logisch. Het is logisch dat de overeenkomst en de sideletter tegelijk worden getekend.
Ik neem aan dat [getuige 1.] met het idee van de sideletter is gekomen. Hij heeft ook verklaard dat een sideletter niet ongebruikelijk was. Ik zelf had er nog nooit mee te maken gehad.
U vraagt mij waarom de sideletter niet op het briefpapier van Medtronic is gesteld. Dat komt omdat de sideletter door mij bij mij thuis in de haast is opgemaakt. Ik had bij mij thuis geen briefpapier van Medtronic en ik moest daarna naar het buitenland. Ik ben daarna anderhalve week niet meer bij Medtronic geweest en het contract en de sideletter moesten wel snel getekend worden.
U vraagt mij voorts waarom er met de heer [getuige 1.] niet simpelweg een korting is afgesproken. Ik antwoord daarop dat ik voor [getuige 1.] de mogelijkheid open wilde houden dat, als hij de noodzaak van de door hem te maken projectkosten en de kosten voor de duurdere camera’s kon aantonen, het gereserveerde bedrag alsnog daarvoor kon worden ingezet. Ik verwijs naar de eerste volledige alinea op de tweede pagina van mijn getuigenverklaring. Verder merk ik in dit verband op dat toen het contract en de sideletter werden opgemaakt, we (Medtronic) de kosten konden betalen. Ik wist dat er nog een heleboel kosten voor Medtronic zouden komen. Dat waren niet gebudgetteerde beveiligingskosten in het kader van de Marokko-diefstal en op deze manier werd voor die kosten een reservering gemaakt. Het bedrag van 68.000 Euro kon dus eventueel worden aangewend voor kosten van [getuige 1.] of voor beveiligingskosten in het kader van de Marokko-diefstal.
Ik heb de Medtronic organisatie niet verteld over de sideletter. Tegen [getuige 1.] heb ik gezegd toen we de opdracht en de sideletter ondertekenden dat ik op dat moment tegen [getuige 2.] nog niets zou zeggen over de sideletter. Mijn redenen daarvoor waren dat [getuige 2.] meende dat hij met Progroep de perfecte deal had gemaakt. Bovendien zat [getuige 2.] overvol in het werk door de Marokko-case. Ik heb dat zo tegen [getuige 1.] gezegd. Een derde reden voor mij om de sideletter nog niet aan [getuige 2.] te melden was dat het hier een afzonderlijke managementbeslissing was die ik, naar ik vond, zelfstandig mocht nemen. Toen ik terugkwam uit [woonplaats getuige 1.] heb ik de sideletter bij mij thuis op een stapel gelegd. Het was mijn bedoeling om de sideletter nog goed te documenteren op briefpapier van Medtronic. Na terugkeer uit het buitenland ben ik dat door de hectiek van dat moment vergeten en heb ik niet meer aan de sideletter gedacht.
U wijst mij erop dat de heer [getuige 3.], financieel directeur bij Medtronic B.V. in [vestigingsplaats], vanuit finance-oogpunt opmerkingen bij de sideletter heeft gemaakt. Als boekhouder zal de heer [getuige 3.] het bij het juiste eind hebben. Doordat de sideletter in de haast is opgemaakt is deze geformuleerd zoals dat is gebeurd. Nader wil ik nog toelichten dat in de sideletter sprake is van “één of meerdere nader te specificeren organisaties”. Dit is zo geformuleerd omdat kort daarvoor een issue speelde betreffende één van de meerdere B.V.’s van de heer [getuige 1.]. De order was ingelegd onder B.V. X van de groep van de heer [getuige 1.] en dat moest B.V. Y van de groep van de heer [getuige 1.] zijn. In de sideletter is voorts sprake van een “mondelinge” goedkeuring door mij. Daarmee wordt aangegeven dat [getuige 1.] en ik samen wilden overleggen; het bedrag werd gereserveerd en ik wilde voor Medtronic niet het kruit verschieten. Het einde van mijn dienstverband met Medtronic speelde op dat moment nog niet.
Naar aanleiding van mijn hiervoor genoemde schriftelijke verklaring die is overgelegd als productie 1 bij de conclusie van antwoord in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie wil ik opmerken dat in deze verklaring abusievelijk sprake is van donderdag 13 juli 2009. Het betrof hier donderdag 16 juli 2009. Op de ochtend van 16 juli 2009 werd ik gebeld door de heer [getuige 1.]. Hij wilde praten over de offerte voor mijn huis. Middags is hij samen met zijn medewerker [medewerker van getuige 1.] langsgekomen. Op een gegeven moment stuurde [roepnaam getuige 1.] zijn medewerker [medewerker van getuige 1.] weg en hij is toen op zachte stem tegen mij gaan spreken.
Voor wat er toen tussen [getuige 1.] en mijzelf is besproken verwijs ik naar de schriftelijke verklaring. Aan het eind van het gesprek, dat maar heel kort heeft geduurd, was het voor mij duidelijk dat [getuige 1.] begreep wat de bedoeling was van de sideletter. De bedoeling was dat het bedrag aan Medtronic zou worden uitgekeerd. Mijn gevoel dat [getuige 1.] het bedrag van 68.000 Euro voor zichzelf wilde houden was daarmee weg. Ik wil nog opmerken dat [getuige 1.] mij had gebeld omdat hij wilde komen praten over de offerte betreffende de beveiliging voor mij huis. Toen [roepnaam getuige 1.] bij mij kwam had hij over die offerte echter niets bij zich. Verder vond ik het merkwaardig dat [getuige 1.] [medewerker van getuige 1.] heeft weggestuurd en vervolgens op zachte stem over de sideletter begon. Ik was daardoor op mijn hoede omdat ik wist dat [roepnaam getuige 1.] op de hoogte was van mijn vertrek bij Medtronic. Ik had het logisch gevonden dat als [getuige 1.] met mij over de sideletter wilde spreken hij dat in het telefoongesprek van die ochtend ook had gemeld. Na het gesprek met [getuige 1.] op 16 juli 2009 vond ik geen reden om [getuige 2.] te contacteren. Het was immers duidelijk dat het bedrag van 68.000 Euro voor Medtronic was. Verder zou ik op vakantie gaan en na de vakantie zou ik de draad weer oppakken. Dat wil zeggen dat ik de zaken aan Medtronic zou overhandigen die ik moest overhandigen. In mijn vakantie werd ik echter geconfronteerd met de aandeelhoudersvergadering. Het moment om de draad op te pakken is dus nooit meer gekomen.
Op vragen van mr. Smit antwoord ik als volgt:
In de gesprekken rondom de totstandkoming van de sideletter en ook in het gesprek dat ik op 16 juli 2009 met de heer [getuige 1.] heb gehad is door mij nooit om geheimhouding gevraagd. Dat is in geen enkel gesprek aan de orde geweest. Het was voor mij een totaal zakelijke deal, die iedereen mocht weten. Ik zag geen reden voor geheimhouding.
Ik heb wel eens gehoord over sideletters bij Medtronic, maar ik heb ze zelf niet gezien en ik heb ze zelf ook niet eerder gebruikt.”
11.3.1.Vaststaat dat [appellant] op 16 juli 2009 op de opmerking van [getuige 1.] dat het bedrag, genoemd in de ‘side-letter’, voor Medtronic was bestemd, heeft geantwoord: “nee, lees maar eens goed, ik heb de bewoordingen precies gekozen” (schriftelijke verklaring [getuige 1.] (r.o. 8.4.3), dan wel: “Nee ik heb de woorden zorgvuldig gekozen” (schriftelijke verklaring [appellant], cva in rec. prod. 1). Het hof achtte op basis van genoemde verklaringen niet, ook niet voorshands, bewezen dat [appellant] de ‘side-letter’ voor eigen persoonlijk voordeel was aangegaan en heeft in het tussenarrest van 19 maart 2013 op dit punt aan Medtronic een bewijsopdracht verstrekt.
11.3.2.Centraal in het kader van de bewijslevering staan de verklaringen van de getuigen [getuige 1.] en [appellant], nu zij de gesprekspartners waren bij het gesprek van 16 juli 2009. Beiden zijn, als getuige gehoord, bij hun eerdere als getuigen afgelegde verklaringen en bij hun schriftelijke verklaringen, die onderdeel uitmaken van het procesdossier, gebleven. Beide getuigen zijn betrouwbaar overgekomen.
11.3.3.Medtronic heeft bij memorie na enquête naar aanleiding van de in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen een aantal bijkomende omstandigheden genoemd, op grond waarvan zij concludeert dat zij in de bewijsopdracht is geslaagd.
11.3.4.Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
In hoger beroep als getuige gehoord, heeft [appellant] verklaard dat hij onmiddellijk na het ondertekenen op 14 april 2009 van de ‘side-letter’ naar het buitenland moest. Uit de vluchtgegevens die Medtronic bij memorie na enquête heeft overgelegd en die door [appellant] niet zijn betwist, blijkt dat dit niet juist kan zijn. [appellant] is eerst op 22 april 2009 naar Zwitserland gevlogen en op 26 april 2009 naar de Verenigde Staten. Bij antwoordmemorie na enquête stelt [appellant] dat hij zich moet hebben vergist bij het afleggen van zijn getuigenverklaring en dat de afspraak met [getuige 1.] niet op 14 april maar op 21 april 2009 moet hebben plaatsgehad, zoals hij aanvankelijk ook had aangegeven.
Een tweede omstandigheid betreft de vraag waarom [appellant] niet op enig moment bij Medtronic heeft gemeld dat hij de ‘side-letter’ met [getuige 1.] was aangegaan. Met name na het gesprek op 16 juli 2009, toen [appellant] al de vaststellingsovereenkomst met Medtronic had gesloten, waarin een zeer aanzienlijke beëindigingsvergoeding was opgenomen, leek er voor [appellant] alle reden te zijn om naar Medtronic toe open kaart te spelen. [appellant] heeft dat niet gedaan.
Het hof stelt verder vast dat [appellant] niet heeft uitgelegd waarom hij met ProGroup niet een korting was overeengekomen, maar in plaats daarvan een ‘side-letter’ was aangegaan, die, zoals de getuige [getuige 3.] heeft verklaard, boekhoudkundig gezien door Medtronic niet te verwerken was.
11.3.5.Op grond van deze bijkomende feiten en omstandigheden kan wel worden geconcludeerd dat er enkele consistenties zitten in de lezing van [appellant], maar deze leiden naar het oordeel van het hof onder de bijzondere omstandigheden van deze zaak niet tot de conclusie dat zijn verklaring ongeloofwaardig is en evenmin tot de conclusie dat Medtronic, op wie immers de bewijslast rust, in die bewijsopdracht is geslaagd. Daartoe zijn de betreffende bijkomende omstandigheden van onvoldoende doorslaggevende betekenis. Het hof stelt in dat verband vast dat voor de uitvoering van de in de ’side-letter’ neergelegde afspraak de medewerking van [getuige 1.] was vereist, dat in de ‘side-letter’ als zodanig een door [appellant] te verwerven voordeel niet is verwoord en dat de ‘side-letter’ feitelijk ook niet tot enig voordeel voor [appellant] heeft gestrekt. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de opmerking “Nee ik heb de woorden zorgvuldig gekozen” door [appellant] inderdaad met een cynische ondertoon zijn uitgesproken. Evenmin valt uit te sluiten dat [appellant] simpelweg is vergeten om de ‘side-letter’ aan Medtronic te melden. Dat de ‘side-letter’ niet op briefpapier van Medtronic is geplaatst, acht het hof voorts niet vreemd. Weliswaar heeft Medtronic erop gewezen dat het via haar website mogelijk was om over briefpapier met het Medtronic-logo te beschikken, maar, gelet op de leidinggevende functie van [appellant], acht het hof het verklaarbaar dat [appellant] van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Wat betreft de datum waarop de ‘side-letter’ is ondertekend en het vertrek van [appellant] naar het buitenland, valt ten slotte niet uit te sluiten dat [appellant] zich, vanwege de tijd die inmiddels is verstreken, heeft vergist in de tijdspanne gelegen tussen het ondertekenen van de ‘side-letter’ enerzijds en zijn vertrek naar het buitenland anderzijds, of zich (inderdaad) heeft vergist in het tijdstip waarop de ‘side-letter’ werd ondertekend.
11.3.6.Op grond van het vorenstaande luidt de slotsom dat Medtronic niet in de bewijsopdracht is geslaagd.
Nu niet is bewezen dat [appellant] de ‘side-letter’ is aangegaan voor persoonlijk voordeel, kan niet worden geoordeeld dat voor Medtronic nakoming van de verplichtingen uit de 'termination agreement’ naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De derde grief in het principaal beroep slaagt.
11.4.1.Met de tweede grief in het principaal beroep komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank in het vonnis van 20 oktober 2010 dat het handelen van [appellant] rondom de ‘side-letter’ in strijd is te achten met de regels in de Gedragscode van Medtronic over ‘Rechtvaardigheid, Administratie, Belangenconflict’ en ‘Bescherming en gepast gebruik van bedrijfsmiddelen’ en dat van Medtronic niet langer kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
11.4.2.Het hof overweegt als volgt.
De heer [getuige 2.], directeur bedrijfsveiligheid van Medtronic, heeft als getuige verklaard:
“Ik wil nog opmerken dat als dhr. [appellant] naar aanleiding van het bezoek van dhr. [getuige 1.] aan hem op 16 juli 2009 met Medtronic had gebeld en had gezegd: dit kan verkeerd worden uitgelegd, dat we dan hier niet hadden gezeten. Iedere twijfel was daarmee weggenomen. Er was een correctiemoment geweest en dat heeft dhr. [appellant] niet benut.”
In het licht van deze verklaring van [getuige 2.] heeft Medtronic, ook gelet op de positie die [getuige 2.] binnen Medtronic vervult, onvoldoende onderbouwd dat [appellant] zodanig in strijd heeft gehandeld met de genoemde Gedragscode dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst met hem van Medtronic niet langer kon worden gevergd. Reeds op die grond en daargelaten de stellingen van partijen omtrent de feitelijke naleving van de Gedragscode van Medtronic heeft Medtronic onvoldoende onderbouwd dat [appellant] zodanig in strijd heeft gehandeld met deze Gedragscode dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst met hem van Medtronic niet langer kon worden gevergd. Ook de tweede grief in het principaal appel slaagt.