ECLI:NL:GHSHE:2014:1131

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
20-002662-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met braak op grond van camerabeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met braak, waarbij hij een navigatiesysteem uit een bestelauto had gestolen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot een gevangenisstraf van drie weken. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld aan de hand van camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 juli 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een navigatiesysteem heeft weggenomen uit een bestelauto door middel van braak. De beelden van de beveiligingscamera's toonden de verdachte in de nabijheid van de plaats delict op het moment van de diefstal. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, die voorwaardelijk is opgelegd met toezicht van de reclassering. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002662-13
Uitspraak : 16 april 2014
TEGENSPRAAK
PROMIS

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 14 augustus 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-845648-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, in geval van een bewezenverklaring, is bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit een (bestel)auto heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2013 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 17 juli 2013, proces-verbaalnummer PL2221 2013098371-1, dossierpagina’s 35 en 36, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer]:
p. 35
Op 16 juli 2013, omstreeks 14:30 uur, parkeerde ik mijn bestelauto op de weg Raiffeisenstraat te Eindhoven. Ik had mijn bestelauto deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten.
Op 17 juli 2013, omstreeks 09:45 uur, kwam ik weer terug bij mijn bestelauto.
Ik zag dat een ruit aan de voorzijde van de rechterkant van mijn bestelauto ingeslagen was.
Uit mijn bestelauto is het volgende door onbekende(n) weggenomen:
Navigatiesysteem.
p. 36
Betrokken kentekenvoertuig
Voertuig: Bestelauto
Merk/ Type:[merk]
Kleur: Groen
Land: [land]
Kenteken: [kenteken]
2.
Een proces-verbaal van bevindingen nummer PL2208 2013090588-2, d.d. 23 juli 2013, dossierpagina’s 23 t/m 25, voor zover inhoudende een beschrijving van de bevindingen en waarnemingen van verbalisant [verbalisant 1]:
p. 26
Ik, verbalisant, [verbalisant 1], ontving van [medewerker], medewerker van het Domushuis, een cd met de beelden van een inbraak uit een bestelbus die aan de Raiffeisenstraat te Eindhoven geparkeerd stond naast het terrein van het Domushuis. Deze inbraak vond plaats op 16 juli 2013.
Op 22 juli 2013 zag ik, verbalisant, deze beelden van de inbraak in de bestelbus ook op het scherm van het Domushuis. Ik zag dat een persoon met een wit shirt zonder mouwen bij de bestelbus stond. Ik zag dat deze persoon de ruit van het bijrijdersportier in sloeg. Ik zag dat deze persoon vervolgens op enige afstand wachtte, vermoedelijk om te kijken of de kust veilig was. Ik zag dat deze persoon vervolgens weer naar de bestelbus liep en door het ingeslagen portierraam naar binnen hing, waarna hij het portier opende. Ik zag dat deze persoon kort in het voertuig stapte en weer uitstapte. Ik zag dat deze persoon vervolgens weg liep richting het Domushuis en de ingang voorbij liep richting Dommelstraat. De tijd van dit moment op de beelden betrof 15:03 uur. Na korte tijd zag ik een persoon met hetzelfde signalement als de dader van de inbraak in de bestelbus de ingang van het Domushuis inlopen. Deze persoon herkende ik als zijnde [verdachte].
Van de inbraak in de bestelbus werd aangifte gedaan onder nummer 2013098371
Op 23 juli 2013 stelde ik een onderzoek in bij de RTR Zuid (hof: Regionaal Toezicht Ruimte Zuid) om na te gaan of er ook beelden zijn van 16 juli 2013, omstreeks 15:03 uur waarop te zien is dat de dader van de inbraak in de bestelbus vanaf de bestelbus in de Raiffeisenstraat richting Dommelstraat liep. Op de beelden van de RTR stond de camera gericht op het kruisingsvlak Raiffeisenstraat met de Dommelstraat. Om 15:03 uur en 40 seconden is te zien dat [verdachte] komende uit de Raiffeisenstraat rechtsaf de Dommelstraat in loopt. Hij liep helemaal onder in beeld.
p. 25
Een afdruk van dit beeld is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd (hof: de afdruk is opgenomen op pag. 26).
De beelden van de beveiligingscamera van het Domushuis waarop om (het hof begrijpt, mede gelet op het onder 3 opgenomen proces-verbaal:) 15:03 uur de dader van de inbraak in de bestelbus naar de Dommelstraat liep sluiten naadloos aan op de beelden van de RTR Zuid waarop [verdachte] om (het hof begrijpt:) 15:03 uur en 40 seconden vanuit de Raiffeisenstraat rechtsaf de Dommelstraat in liep. Er waren op zowel de beelden van het Domushuis als de beelden van RTR Zuid geen andere personen te zien die voldeden aan hetzelfde signalement met wit shirt als [verdachte]. Overigens was het zeer rustig op straat.
Na onderzoek bleek dat de tijdsindicatie van de beveiligingscamera van het Domushuis en die van de RTR Zuid exact overeenkomen met de werkelijke tijd.
3.
Een proces-verbaal van relaas, d.d. 7 augustus 2013, dossierpagina’s 4 t/m 7, voor zover inhoudende het relaas van onderzoek opgemaakt door verbalisant [vebalisant 2]:
p. 6
Opmerkingen verbalisant m.b.t. tijdstippen in het proces-verbaal van bevindingen 2013090588-2.
Op pagina 3 van 3 van bovengenoemd proces-verbaal van bevindingen welke is opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] staat tweemaal het tijdstip 05:03 uur vermeld. Dit dient echter 15:03 uur te zijn.
4.
De ter terechtzitting in hoger beroep van 2 april 2014 ten overstaan van het hof afgelegde verklaring van verdachte, [verdachte], voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 16 juli 2013 buiten het Domushuis stond. Ik droeg die dag een wit shirt zonder mouwen. Ik ben de persoon die op de foto’s staat die in het dossier zijn gevoegd. Ik ben ook de persoon met het witte shirt zonder mouwen die te zien is onder aan de foto op pagina 26 van het dossier.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is in het dossier. Verdachte is die dag gesignaleerd met twee andere personen. Het dossier bevat van die personen geen signalement. Er zijn meer mensen die een donkere broek en een wit shirt dragen. Verdachte heeft verklaard dat hij buiten het Domushuis stond te wachten op een vriend en een rondje heeft gelopen terwijl hij aan het wachten was. Verdachte is niet herkend op de beelden van de diefstal zelf. Blijkens de camerabeelden waarop verdachte wordt geïdentificeerd heeft verdachte een kappalogo op zijn t-shirt staan en tatoeages op zijn armen. Dit signalement komt niet overeen met dat van de dader op de beelden van de diefstal zelf. De verklaring van verdachte wordt niet weerlegd door de bewijsmiddelen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit voorgaande bewijsmiddelen zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken.
Op 16 juli 2013 wordt een navigatiesysteem gestolen uit een bestelbus die aan de Raiffeisenstraat te Eindhoven geparkeerd stond. De dader draagt een wit shirt zonder mouwen. Verdachte heeft verklaard dat hij die dag een wit shirt zonder mouwen droeg. Na de diefstal loopt de dader in de richting van de Dommelstraat. De tijd van dit moment op de beelden betrof 15:03 uur. De camera van RTR Zuid stond gericht op het kruisingsvlak van de Raiffeisenstraat met de Dommelstraat. Om 15:03 uur en 40 seconden is te zien dat verdachte, komende uit de Raiffeisenstraat, rechtsaf de Dommelstraat in loopt. De beelden van de beveiligingscamera van het Domushuis waarop om 15:03 uur de dader van de inbraak in de bestelbus naar de Dommelstraat loopt, sluiten naadloos aan op de beelden van de RTR Zuid waarop verdachte om 15:03 uur en 40 seconden vanuit de Raiffeisenstraat rechtsaf de Dommelstraat in loopt.
Hieruit volgt dat de dader op het moment van de diefstal en daarna in feite onafgebroken in beeld is geweest. Op de beelden van RTR Zuid wordt die persoon door de verbalisant herkend als de verdachte. Noch op de beelden van het Domushuis, noch op de beelden van RTR Zuid zijn andere personen te zien die voldoen aan hetzelfde signalement met wit shirt als verdachte. Voorts was het zeer rustig op straat.
Gelet op het voorgaande is het hof - anders dan de verdediging - van oordeel dat de verklaring van verdachte wordt weerlegd door de bewijsmiddelen en dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De omstandigheid dat in het proces-verbaal van bevindingen niet wordt beschreven dat de dader van de inbraak een kappalogo op zijn shirt heeft en tatoeages op zijn armen, maakt dit oordeel niet anders.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit de positieve ontwikkelingen die verdachte ondergaat zal doorkruisen. Verdachte heeft inmiddels een vaste relatie en de behandeling bij Novadic Kentron is geslaagd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak. Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2014, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met het voortgangsverslag van de Reclassering Nederland van 27 maart 2014. In het verslag wordt opgemerkt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het begeleidingsproces zal stagneren. Een detentieperiode kan contraproductief werken en op termijn mogelijk recidive verhogen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zou verdachte echter kunnen motiveren. Het hof is gelet op de inhoud van het verslag van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals geëist door de advocaat-generaal - in onderhavige zaak niet passend is.
Alles in overweging nemende is het hof van oordeel dat de hierna te noemen straf passend en geboden is. Het hof zal eveneens als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen, omdat volgens het eerder genoemde verslag een passend vervolgtraject van belang wordt geacht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven namen Reclassering Nederland, RN Toezichtunit 2 Zuid te
's-Hertogenbosch, dan wel een soortgelijke instelling.
- dat verdachte zich na het onherroepelijk worden van dit arrest binnen 5 werkdagen meldt bij de Reclassering Nederland, RN Toezichtunit 2 Zuid te 's-Hertogenbosch, dan wel een soortgelijke instelling. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- dat verdachte wordt verplicht om de aanwijzingen van de reclassering na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden noodzakelijk zijn.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte, welk bevel eerder is geschorst.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. E.N. van der Spoel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 16 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van de bewijsmotivering wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het proces-verbaal van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Regionaal communicatie- en informatie centrum, registratienummer PL2206 2013108013, met sluitingsdatum 7 augustus 2013, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, dossierpagina’s 1-36.