ECLI:NL:GHSHE:2014:1089

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
20-004184-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging en poging daartoe na gebrek aan bewijs van nauwe samenwerking

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met braak in vereniging en poging tot diefstal met braak, en kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis.

Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van diefstal in vereniging en poging daartoe. De verdachte was in de buurt van de plaats delict aangetroffen, maar er was geen bewijs dat hij enige uitvoeringshandeling had verricht of dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte. De medeverdachte had weliswaar bekend dat hij de vrachtwagen had opengebroken, maar de verdachte had geen actieve rol gespeeld in het delict. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats delict ongeloofwaardig was, maar dit was niet voldoende om tot een veroordeling te komen.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. Het hof gelastte bovendien de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. O.A.J.M. Lavrijssen, en de raadsheren mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-004184-12
Uitspraak : 16 april 2014
VERSTEK d.n.i.p.

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 28 november 2012 in de strafzaak met parketnummer
12-715536-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd -
(feit 1)diefstal met braak in vereniging (uit een vrachtauto) en
(feit 2)poging tot diefstal met braak in vereniging (van een vrachtauto),
veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de politierechter beslist op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en over een bij de verdachte in beslag genomen geldbedrag.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof niet komt tot een bewezenverklaring.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7/8 oktober 2011 te Goes tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtwagen (Volvo, model FH, [kenteken 1]) heeft weggenomen een startonderbreker en/of sleutel(s) en/of een USB-stick, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 7/8 oktober 2011 te Goes ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een vrachtauto (Volvo, [kenteken 2]), geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die vrachtauto te verschaffen en/of die weg te nemen vrachtauto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, het slot in het portier aan de bestuurderszijde heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Vrijspraak
De tenlastelegging houdt het verwijt in dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging en een poging daartoe.
De medeverdachte [C] heeft bij de politie op 28 oktober 2011 (p. 127-133) bekend dat hij een vrachtwagen, merk Volvo, heeft opengebroken en dat hij daaruit een voorwerp (kennelijk een startonderbreker) heeft weggenomen. Hij heeft voorts verklaard dat degene die bij hem in de auto zat toen de politie hen aantrof (de verdachte), er wel van af wist, maar voor de rest niets heeft gedaan. De startonderbreker werd in de buurt van de plaats delict samen met gereedschap aangetroffen in een rugtas. [C] heeft verklaard dat die rugtas van hem is en dat hij die daar had verstopt. In de auto waarin de verdachte en hij door de politie werden aangetroffen, zijn geen voorwerpen gevonden die van de onder 1 ten laste gelegde diefstal afkomstig zijn.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van de verdachte blijkt uit het dossier slechts dat hij in de buurt van de plaats delict, kennelijk korte tijd nadat [C] de vrachtwagen had opengebroken, samen met [C] in een geparkeerde auto is aangetroffen en dat hij wetenschap droeg van het door [C] openbreken van bedoelde vrachtwagen.
Daaruit kan niet volgen dat er ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden. Hieraan doet niet af dat de verdachte naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig heeft verklaard over de reden van zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats delict korte tijd na de door zijn medeverdachte gepleegde diefstal.
Het hof acht dan ook niet bewezen dat de verdachte de feiten heeft medegepleegd
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [A] B.V. heeft in eerste aanleg ter zake van het onder 1 ten laste gelegde een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.720,73. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van EUR 2.000,--.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van
EUR 2.000,-- (voorwerpnr. 181989).
Verklaart de benadeelde partij [A] B.V. in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 16 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.